No. 59 Uitgave van DE ERVEN LOOSJES, Gedempte Oudegracht 88. Eenentwintigste Jaargang.
Nieuwsberichten.
TBLEPHOONNÜMMSJ A A L*'' f X"p* j*/| W L.Ï TELEPHONISCHE VERBINDING
144 XJL X3L «O» XV» JLd JQi XUL O V JLL met AMSTERDAM.
-ABONNEMENTSPRIJS: van WOENSDAG 26 Juli 1899. VERSCHIJNT
Per drie maanden-,25.VERSCHIJNT.
franco p. post ,40. Prijs per Advertentie van 1—5 regeli 10.25, elke regel Dinsdag- en Vrijdagavond.
Afzonderlijke nommers 3 centen per stuk. meer 5 cents, groote letters naar plaatsruimte.
Advertentvèn worden aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten 12 ure, die alsdan zoo mogelijk rwg worden geplaatst.
Eerste Kamer. Woensdag zijn aangeno
men verschillende ontwerpen o. a. tot
wijziging der wet op de besmettelijke
ziekten en nadere bepalingen omtrent
den wijnakcijns. Daarna werd behandeld
het wetsontwerp tot afschaffing der
Rijkstollen. De heer Geertsema had ern
stige bedenkingen, financieele zoowel
als ekonomiesche, daar z. i. afschaffing
van walertollen aan de kleine schipperij
niet ten goede zou komen, en afschaf
fing van landstallen door de provinciën
geschieden moest. Ook wees Spreker op
de ongeremdheid, dat de Reg. in de
naaste toekomst proviciale watertallen
zal moeten goedgekeuren. De heer v. d.
Biesen zou ondanks zijne bedenkingen
vóór stemmen, uitsluitend omdat de Reg.
begonnen is waterwegen voor de groote
steden vrij te laten, en nu van zelf die
vrijheid aan kleinere steden moet worden
gegeven. De heer van Weideren Rengers
bestreed ook het ontwerp, daar het
oogenblik ongeschikt is zes tan prijs te
geven en, door aanneming van het ont
werp groote ongelijkheid zal ontstaan,
terwijl, als de gemeente, waterschappen
en particulieren het voorbeeld volgen, zij
moeilijk andere inkomsten zullen kunnen
aanwijzen. De heer van Lier achtte de
afschaffing der landstallen wenschelijk
maar vreesde, dat die van watertollen
onbillijk zou werken. Hij hoopte, dat de
Reg. uitzicht zal geven op steun van
particuliere maatschappijen, die tot
afschaffing overgaan. De heer Regout
verdedigde de afschaffing. Op voorstel
van den Voorzitter werd besloten, het
ontwerp tot verbetering van het Noord
zeekanaal eerst aan het einde der agenda
te behandelen daar het Regeeringsant-
woord pas is ingekomen. De Min. van
Fin. betoogde dat de financiën volkomen
de uitgaven voor afschaffing der Rijks-
tollen toelaten dat de tollen op de land
wegen vooral drukten op het bedrijf,
veel meer dan op het luxe-verkeer, dat
de afschaffing van de Rijkswatertollen
wel degelijk voordeel opbrengt voor be
langhebbenden speciaal voor de tuifpro-
ducenten. Niemand wordt benadeeld. Be
halve de provincie Overijssel door een
verminderderde opbrengst van tollen op
den Dedemsvaart, maar daartegenover
wordt aan Overijssel geschonken 40.000
aan landstallen. Dit ontwerp zal velen
bevoordeelen, niemand benadeelen, en
door verwerping zou aan de Reg. een
groote dienst worden bewezen. Het ont
werp tot afschaffing der Rijkstollen werd
aangenomen met '26 tegen 16 stemmen.
Bij de behandeling tot wjjziging der
militie wet (tegegaan van het plan Coolen)
kwam de heer v. d. Does de Willebois
op tegen de Kon. Besluiten tot vernie
tiging der subsidie-toekenningen door ge
meentebesturen. Ook de heer v. d.
Biesen zag daarin een ingrijpen in de
autonomie der gemeente en hield vol,
dat het aanwerven van vrijwilligers vol
gen de militiewet plicht was der gemeente
besturen. De Min. van Oorlog verdedigde
het ontwerp, en de Min. van Binnenl.
Zaken verdedigde de vernietiging der
besluiten van gemeenteraden in zake
subsidieën voor vrjj willigers. Het ontwerp
werd aangenomen met 36 tegen 5 stem
men. Daarna werden goedgekeurd de ont
werpen op de inkwartiering, voor
een Spoorweg ter verbinding van Goe-
bengKalimar afschaffing van Indie-
sche duiten, subsidie voor een kanaal
in de Wierdinger veenen, voorschot
voor een tramweg WinschotenBelling-
wolde en verhooging van de Waaldijken.
Den volgenden dag zullen worden be
handeld aanleg en onderhoud van een
visschershaven te Scheveningen, verbe
tering van het Noordzee kanaal, en de
interpellatie-Reekers.
In de zitting van Donderdag richtte
de heer Reekers zijne vragen tot den
Min. van Waterstaat enz. over het re
glement voor de visschershaven te
Ymuiden. Het verbod van vischverkoop
tenzij door bemiddeling van den Rijks
afslager werd bevreemdend genoemd door
Spreker, als gegeven door een vooruit
strevend Minister, die op een interpellatie
in de Tweede Kamer bovendien beloofd
had, zooveel mogelijk aan de bezwaren te
zullen gemoet komen, 't Verzet er tegen
laat zich zeer goed begrijpen.
Verschillende trawlers zijn reeds naar
Amsterdam door gevaren, om daar visch
te verkoopen. De bloei van IJmuiden
kan daardoor zeer benadeeld worden.
Spreker vroeg: Meent de Min. dat de
ingrijpende bepalingen van art. 22 van
het K. B. voor het doelmat, en veilig
gebruik der visschershaven noodig zijn
en berusten op de wet? En: Is de Mi
nister voornemens de bepalingen voor
noemd uit te strekken tot de geheele
haven? De Min. van Waterstaat enz.
verdedigde het monopolie van den visch-
afslag op het Rijksterrein te Ymuiden.
Ofschoon niet tegen onderhandschen af
slag, zou hij daartegen bezwaar hebben,
indien daardoor de Rijksvisschafslag werd
benadeeld. De Min. wil aan partikulie-
ren den vischverkoop vrij laten, mits niet
het karakter krijgende van publieken af
slag. Uitvoerig verdedigde de Min. de
wettigheid van K. B., dat de vischhal
als een integreerend deel der haven be
schouwt. Hij ontkende dat de regeering
zou strijden tegen onze handelswetge
ving. Z. i. waarborgde de maatregel vrij
heid van handelsverkeer. Van het uit
strekken der bepalingen tot de overige
gedeelten van het builenkanaal is geen
sprake; trouwens het gebruik van den
buitensteiger hindert de scheepvaart niet,
er is geen reden dien aanleg aan de stei
gers te verbieden. Maar de Rijksviseh-
afslag zal blijven gehandhaafd trots de
oppositie daartegen. De Min. hoopt, dat
de partikuliere industrie de goede be
doeling der Reg. zal erkennen. Klachten
over de wijze van den vischafslag zul
len bij hem een welwillend gehoor vin
den. Ook de heer Rutgers van Rozen
burg betoogde dat de bepalingen op den
vischafslag inbreuk maken op de vrije
beschikking over het handelsartikel,
waartegen niets afdoet de belofte om
van art. 22 zooveel mogelijk dispensatie
te verleenen, waardoor de Min. zich een
Ie autokratische macht toekent. Hoe dit
zij, het geheele reglement bedoelt ken
nelijk konkurentie tegen den Rijksvis-
atslag te weren en dient niet om een
waterstaats werk te beschermen. Z. i. zijn
de bepalingen ongeldig en hij beaamde
dus de strekking der interpellatie
Reekers. De heer Rahusen deelde mede
dat het college voor Zeevisscherijen den
Min. ernstig heeft ontraden den gevolg
den weg op te gaan en zich voor vrij
lating van verkoop heeft verklaard. Spre
ker achtte met den heer Reekers het
K. B. een curieus stuk wetgeving en
hoopte dat het geheele Ministerie vrij
heid van handel zal handhaven. De heer
Reekers, repliceerende, erkende volkomen
de macht der Reg. op eigen gebied, maar
meende, dat de Min. in deze aangele
genheid misbruik heeft gemaakt van
Staatsmacht. Daarom stelde hij eene
motie voor, om de Kamer te doen ver
klaren dat zoo ingrijpende bepalingen
als die van het K. B. op de visschers
haven te IJmuiden aan de goedkeuring
der wetgevende macht hadden moeten
onderworpen worden.
De heer Fransen v. d. Putte herinne
rende aan de kritiek vroeger een tegen door
hem voorgestelde motie gevoerd, stelde
voor eene motie, luidende: „De Kamer,
handhavende haar recht om een oordeel
uit te spreken over elke Regeeringsdaad,
gaat over tot de orde van den dag." De
Voorzitter stelde voor beide motieën op
een nader te bepalen dag te behandelen.
Daartoe werd besloten, maar de heer
Reekers reserveerde zich omtrent de
behandeling een voorstel te doen. Na de
pauze besloot de Kamer, op voorstel
van den Voorzitter, de beide motieën
na afloop der aan de orde gestelde ont
werpen te behandelen. Aan de orde was
toen het ontwerp betreffende de visschers
haven te Scheveningen. De heer Laan
verklaarde zich tegen het ontwerp, uit
vrees dat de haven later niet voldoende
zal bljjken, omdat het werk thans niet
op een gezonde basis berust, en uit een
ekonomiesch oogpunt niet aan te raden
is, met het oog op de uitoefening der
Scheveningsche visscherij door verouder
de vaartuigen.
De heer Schimmelpenninck v. d. Oye
heeft bezwaren uit een militair oogpunt,
daar elke haven, toegankelijk voor zee-
vaardige schepen, van groot belang is
voor den aanvaller. Diep of minder diep
behoeft z i. de haven altijd een ver
dedigingswerk. Ook hij meent met den
heer Laan, dat de haven geen afdoend
middel is. 't Is een palliatief, geen 3
millioen waard. De heer van Alphen
ziet geen gevaar voorshands voor de
defensie in een klein getij haventjen, dat
bovendien in korten tijd onbruikbaar is
te maken. Spreker is vóór de haven in
het belang van het behoud van het
vissehersbedrijf en aanverwante vakken
en als vergoeding voor het gemis van
het vroegere vrije en onbelemmerde
strand. De heer Viruly motiveerde
zijne stem tegen het ontwerp met de
bewering, dat de toekomst aan de log
gers is. De heer van Asch van Wjjck
acht de haven volkomen techniesch uit
voerbaar op gezag van deskundigen, en
te maken voor de geraamde kosten.
Spreker betoogde het onontbeerlijke be
zit van de haven uit een oogpunt van
veiligheid, en ook in nationaal belang
uit liefde voor de zeevaart. De heer
Rutgers van Rozenburg zou tegen stem
men, omdat door de haven ren opening
komt in onze in het belang der ver
dediging zoo uitnemend vlakke kust.
De heer Reekers ontkende de defensie-
bezwaren. Hij zag ook niet in, dat het
noodig zou worden later een grooter
haven te Scheveningen te maken, daar
het volstrekt niet uitgemaakt is, dat
de oude manier van visschen niet in
stand zal kunnen blijven naast de
nieuwe. De heer van Weideren Rengers
wilde gaarne het advies van het College
voor de zeevisscherijen kennen, waarop
de heer Rahusen mededeelde, dat dit
College den toestand van Scheveningen
onhoudbaar vindende, overtuigd was,
dat Scheveningen alleen door een haven
te behouden zou zijn. De heer Vlie-
lander Hein maakte opmerkingen over
de houding van den Min. van Oorlog
in deze zaak. De heer Fransen v. d.
Putte vroeg, wijzend op de groote uit
gaven gedaan voor havens en kanalen,
waarom we nu niet iets zouden kunnen
doen voor Scheveningen. De Min. van
Oorlog verdedigde zijn inzicht in deze
aangelegenheid. Het gold hier het be
lang van handel en nijverheid, en hij
achtte zich niet gerechtigd het tegen
te houden door den eisch van den bouw
van een fort. Wat het defensie-belang
betreft, neemt de Min. de persoonlijke
verantwoordelijkheid op zich. Uit het
oogpunt van benadeeling van 's Lands
defensie konden de leden gerust .vóór
stemmen. Nadat de Min. van Waterstaat
nog met vuur de zaak verdedigd had,
werd het ontwerp aangenomen met 30
tegen 13 stemmen.
Volgens de Petit Bleu liep te Parijs
het gerucht, dat generaal Billot voor
den krijgsraad te Rennes zal verklaren,
dat hij Dreyfus onschuldig achtte en
door valsche rapporten bedrogen is.
De Heer Grosjean, rechter te Versailles
diedehemdoor kapitein Cuignet medege
deelde vertrouwelijke briefwisseling tus-
schen de ministers Delcassé en de Frey-
cinet heeft openbaar gemaakt is door het
Hof van Cassatie voor zes maanden
geschorst.
Meer en meer wordt duidelijk dat
Dreyfus door zijne voormalige bewakers
op het Duivelseiland in den waren zin
des woords gemarteld is. Zoo is eene
schijn-ontvoering door hen opgezetenis
men zoo ver gegaan, den gevangene te
vertellen, dat zijne vrouw hem ontronw
geworden was. Nog wordt medegedeeld
dat Dreyfus onder het kabinet Móline
petities tot de Kamer en de Senaat
heeft gericht, doch dat deze zijn onder
schept, door wie wordt niet gezegd.
Te Rennes zullen honderd vier en
vijftig getuigen gedagvaard worden.
Déroulède zal gedurende het Dreyfus-
proces te Rennes lezingen houden, na
tuurlijk om er lawaai te maken.
Het Bestuur der Nederlandsche Zuid-
Afrikaansche Vereeniging was voorne
mens, naar aanleiding van de Engelsch-
Transvaalsche crisis een adres te richten
tot het Engelsche Volk namens het
Nederlandsche Volk. Wegens den inmid
dels ingetreden gunstiger toestand is
besloten de zaak voorloopig aan te
houden.
Na alle pogingen van de Transvaal
om met Engeland tot eene vergelijking
te komen, pogingen die van veel goeden
wil getuigen, durft een correspondent
van de Times aan te raden nog verder
te gaan zóó dat Engeland ook invloed
zal bezitten op de keus van een president,
dus direct in te werken op 's lands be
stuur, iets wat natuurlijk Transvaal
nooit zal toestaan en dan wenscht die cor
respondent nog tegemoetkoming in de
taalkwestie!
Men houde hier in 't oog, dat het
een uitlander is die zich aldus uit.
Het is evenwel genoegzaam bekend, hoe
de Engelsche minister Chamberlain over
Transvaal denkt en hoe hg alles doet
wat dienen kan om Engeland in Afrika
groot te maken. Het zal dus later blijkne