In en om Haarlem's
Collegium Medico-
Pharmaceuticum.
FRAGMENT
DOOR
M. G. W.
4)
XXXVI
Eindelyck, sal alle en een yder
Doctor en Apotheker bevoegt zijn, de
Calange van alles in't bysonder te doen.
Aldus gedaen, gekeurt ende
geordonneert ter Kamere den 5
November, 1692, by de Heeren
Mr. Arnout Druyvesteyn en Mr.
Diderik Dicks, Borgemeesteren,
en alle de Heeren Schepenen,
praetes Colterman: Ende den 13
November daer aen volgende ten
overstaen ende in presentie van
de Heeren Jonas de Jong, Schout,
Willem Lakeman en Johan van
Bergum, Schepenen der voorsz
stadt, gepubliceert.
By mij,
JOHAN STEYN.
Een keur voor 't chirurgyns-gild
volgde 15 Maart 1700, terwijl eene
ordonnantie op de Vroedvrouwen reeds
1 Sept. 1699 was vastgesteld.
We komen eerlang op het Collegium
terug, en laten ter afwisseling hier
volgen een kort woord over
DR. JOHANNES VLAKVELD.
Hoewel we niet in de gelegenheid
waren zijn juisten geboortedatum op
te sporen moeten we dezen medicus
onder de Haarlemsche zonen tellen
in verband met zijne inschrijving als
student te Leiden, waar hjj den 14
Maart 1648 toen 20 jaar oud als
geboren te Haarlem de lessen der
medische faculteit begon te volgen.
Hij vestigde zich na volbrachte
studiën te Haarlem alwaar hij o.a.
tot stadsdoctor werd benoemd. Zooals
uit de notulen van het Collegium
Medico-Pharmaceuticum blijkt, wilde
hij zich nog al eens laten gelden 't geen
niet altijd goed werd opgenomen.
Zoo komt in't Dagboek van het Collegi
um Medico-Pbarmac., in dato 4 Nov. 1694't
volgende voor:
HeaseliuB Sehultetu» beschuldigt dr. Vlak
veld in 't College gezondigd te hebben tegen
art. 30 der keur omdat bij haa laten gereedmaken
-een klysfeer van melk en doiren van eieren
door een klysteer aan 't huys van den patient"
Deken en vinders vinden de klacht ongegrond
doch resolveeren doctor Vlakveld collegialiter
te verzoeken »om dergelyke misquamen voor te
komen", niet meer op dergelyke manier klys-
teeren te laten gereed maken.
De klysteerater Roelofie wordt verboden
vterbintyn" van huis mede te nemen en deselve
onder een clysteer te mengen.
10 jFebr. 1096 geeft het Dagboek 'tvolgende:
Nadat den proevelingh Adriaen Dentelius
door doctor van Daelen volgens speciale acte
van borgermeesteren was anatomise geex&mi-
neert heeft den doctor Vlackvelt gevraeght
aen het Collegium Medicum hoe by in persoon
omtrent het examineeren s ude geconsidereert
worden als examinator in qualiteit als den
doctor van Daelen ofte niet en is zyn E.
geantwoort sonder thoonen van speciale acte
van de E. Heeren borgemeesteren hy niet
verder geoonsidereert soude werden als een lit
van het Collegium Medicum om te examinee
ren nopens zyn verdere College Medioine
volgens de combinatie, waerop ar. Vlackvelt
toonde syn acte van syn stadsdoctorschap
meende dat hem dat selve authoriseerde maer
ia by het Collegium Medicum Contrarie
verstaen, waerop den doctor Vlakvelt protes
teerde tegen* de sessie van examineerde anato
mise om met den proevelingh niet voort te
Sien hoewel hy het examen van doctor van
aelen laud eerde omtrent den proevelingh
gedaen.
Is verder in omvraegh aen het Collegium
Medicum gebraght of men het protest van dr.
Vlakvelt soude respecteeren ofte niet, en is
met gesamenlyoke stemmen eenparigh geresol-
veert met den proevelingh voort te gaen en
neer dat denaelven door den doctor Kinck-
huyzen(P) en van Zanten verder is geexami-
neert en aen het Collegie goet cententement
gegeven hadden, geordonneert maer met syn
weken voort te gaen.
In de ledige uren wijdde hij zich
aan de dichtkunst en droeg er het
zijne toe bij om de verzameling strijd
schriften, die in zijn tijd zoo welig
tierden met cenige proeven te ver
meerderen.
Zoo is vooral van hem bekend
Galenus hydropotes elenchomenoseen
antwoord aan 't adres van Galenus
Abrahamz de Haan med. doctor te
Amsterdam, later voorganger der
Waalsche Gemeente aldaar, die in
een geschrift het gebruik van 't bier
veroordeeld, en het water als gezond
heidstinctuur had aanbevolen.
Onder de beste van dr. Vlakvelds
dichtproeven noemen we in de eerste
plaats: Kooning en Profeet Davids
Harp-Zangen.''
In Neederduits Dicht uitgebreid 1
In het »De Drukker aan den Lee -
zer" vernemen we, dat de uitgever
de aanteekeningen van dr. Vlakveld
„in zijn leven ervaren Geneesmees
ter, en Vader van Jacob Vlakveld, J)
die dezelfde kunst hier ter stede ge-
oeffent heeft en onlangs is gestorven"
vóór eenigen tijd in handen heeft
gekregen, en ze het uitgeven volko
men waardig keurde.
Hg noemt dan ook Vlakveld Se
nior, een man van geen onaangename
gedachtenisse onder de Haarlemsche
borgerye, een groot liefhebber in zijn
tijd van de Zangkunst en Poezië.
Hierop volgt eene bespiegeling over
de waarde van Vlakvelds gedichten
en is hy van meening dat „uit dit
proefstuk van 's Dichters vernuft"
duidelijk toont, „dat het ons Haar
lem niet ontbroken heeft aan geesten,
die ten minste met een weinig waters
uit de Hengstebron besproeit waren."
Het inleidingswoord van den Doc
tor, op zijn kreupelen Pepagus den
zangberg beklimmende en opgedra
gen „Aan den Godvruchtigen zanger"
begint reeds met een brouhaha om
van te duizelen
„Wacht Bahals Trom- noch Iais Bom-
[gez&ngen
Geen naar geloey van Molechs grouwelfeest
Maar Davids Harp, te Salem opgehangen
In Hoogsten Tent, beroert door 's Hoog-
[sten Geest.
Niettemin mogen de woorden van
den uitgever waarheid bevatten, dat,
zoo Vlakveld niet onder de eerste
dichters mag worden gerangschikt,
hy in geen geval behoort tot „dat
slag van Rymers die nu met geheele
drommen ongenoodt naar den Par-
nas loopen en zich als krekels aan
zijnen voet laten hooren."
Reeds in 1663 was in zijn ge
boortestad bp den bekenden Vincent
Casteleyn „op het Bagyn-Hof" uit
gegeven: Hildegard of doorstreede
Kuisheit, Treurspel, 3) dat op Vlak
velds naam staat. Hy draagt zijn
arbeid op aan „Mevrouw Sophie
Coymans waarde huisvrouw van den
Ed. Heer Joan Huidekooper van
Maarseveen, ridder, heer van Maar-
seveen, Neerdyk enz, Scheepen der
stadt Amstelredam," en onderteekent
zijn 16 regelige hulde met de letters
J. V. V.
De hoofdpersoon van dit treurspel
in 5 bedrjjven is Hildegard dochter
van Goltfried Hertog van Schwaben,
tweede vrouw van Karei den Groote,
vóór hy Keizer werd.
Karei als Koning der Franken, de
Saksers onder Wittekind gaande be
oorlogen, geeft aan zijn Raad en
Stedehouder Taland de zorg over het
Rijk en de Koningin over. Taland
Op muzyk gebracht met 1 en 2 stemmen
Csntus of Tenor en Bassus continnus, door
Mr. Simon le FevreTe Hssrlem bij
Wilhelmus van Kessel. 1706.
Ingeschreven als M. stud, te Leiden 14
April 1681. Overleden te Haarlem en begr.
Groote Kerk aid. 2 Deo. 1704.
3) Een exemplaar berust in de Kon. Bi
bliotheek te 't Gravenhage.
voelt zich door eeno onweerstaanbare
macht tot de Koningin aangetrokken.
Zijne liefde wordt echter niet beant
woord, 't geen de hartstocht van den
ontrouwen dienaar des konings nog
sterker doet ontvlammen en hij door
dreigementen zijn doel tracht te be
reiken. De Koningin geeft thans
schijnbaar toe, een geheim onderhoud
met hem te hebben, zij neemt echter
hare staatsjuffer Rozine in 't geheim en
beveelt haar voor een ijzer te zorgen,
dat moet dienen om den verliefden
Stedehouder op te sluiten in het kooi
tje, waarin hy zoo gaarne met de
Koningin eenigen tijd zou hebben
doorgebracht.
De list der koningin gelukt vol
komen en eenmaal opgesloten, worden
hom allerlei liefelijkheden naar 't
hoofd geslingerd, die minder passen
in den mond van eene frankische
Koningin.
De gevangenschap zal echter niet
van langen duur zyn. Een boodschap
per uit het legerkamp des Konings,
kondigt diens overwinning op de on-
geloovigen en zijne spoedige weder
keer aan. De Koningin door deze
tijding uitermate verheugd, ontslaat
ook Taland uit zyn gevangenschap,
die met vele edelen den Koning te
gemoet reist.
By de ontmoeting bemerkt de Ko
ning door de houding van Taland,
dat er in zyn afwezigheid iets moet
zyn gebeurd, wat niet in den haak
is. Door de ontwijkende antwoorden
van den stedehouder wordt de Vorst
hoe langer zoo meer nieuwsgie
rig en eischt van Taland dat hem
de waarheid worde gezegd, waarop
het verhaal wordt opgebiecht, dat
gedurende 's konings afwezigheid zyne
Gade de trouw heeft verbroken, en
teneinde hierin niet te worden ge
stoord of gecontroleerd, zy hem, Ta
land in verzekerende bewaring had
laten stellen, doch by de aangekon
digde terugkomst des Konings be
angst geworden, weder in vryheid
had gesteld.
De Koning in woede ontstoken,
hecht onbepaald geloof aan 't ver
haal van zyn trouwloozen dienaar en
raast vreeselijk uit:
Hoe? tij haer zoo verloopen?
Zy dus mijn Throon onteert? Zij zoo in
[Miu verzoopen?
Dat haerde Blixem zeng! vervloekte scbyn-
[fenyn,
Mocbt Karei niet alleen uw liefde waardig zyn
Dat II de Donder slaa!
Men ziet dat onze Doctor zijn
koninklijke sprekers nog al gekruid
laat redeneeren! Hoe meer Taland
de voorstelling van de ontrouwe
waarschijnlijker voorstelt, des te groo-
ter wordt de woede des Konings die
ten laatste uitroept
Dus eer, en glans en roem mij door een Vrouw
[ontnomen?
Dat haer den afgrond zwelg! flux raupe
[Dienaars, voort!
Komt bier volvoerd mijne wil en klamp
[dit vel aen boort:
Gaat heen dat niemand haer in 't minst
oock yet verschoone.
Of om 't gezag haer gunst of medelij be
loon
Maer helpt ze voort aen kant, verdrinckt
[ze in 't naaste diep.
Deze niet zeer christelijke wensch
van den Koning die zoo paB als chris
tenheld uit den oorlog zegevierend
terugkomt, wordt echter verijdeld. Een
bode brengt aan de Koningin het ver
pletterende nieuws. Zij vlucht op 't
naburige slot van den graaf Anshelm
en verblijft daar geruimen tyd ver
borgen, niettegenstaande zy op last
van Haar gemaal overal wordt gezocht.
Het toeval wil, dat ter gelegenheid
van een jachtpartij Koning Karei in j,
de buurt van graaf Anshelms slot
verdwaalt en daar gaat uitrusten. On
gelukkig wordt hy de gevluchte ge
waar en geeft hy last dat zij voor
hem zal gebracht worden.
O help! dacr is de pry! men geef er gesn
[verschoning
M&er rukt ze voort omlaag en sleep ze
[met geweldt,
Hier voor meIk brand in toorn mijn gan-
[sche lijf ontstelt
En schudt, en beeft en trilt!
Na vreeselyke scheldwoorden aan
het adres van Hildegard, en zonder op
hare verdediging en verantwoording
te willen letten, geeft hij last dat ze
in het naburig bosch zal worden dood
gemarteld.
vaar voort in 't Bos en geeft er steek
[op steek,
Tot dat ze neder zijg! doch eerze koom
[te sterven,
Hukt haer 't misbruikt gezight, dat ick voor
[mg wil erven,
Als dien het eigen hoord, schoon 'tlwee-
[mael wierd verpandt.
Ten hoofd en aenzicht uit! en stel net
[my ter hand.
De last staat ten uitvoer te wor
den gebracht, als een ridder in 't bosch
jagende, de weerlooze vrouw redt uit
de handen harer beulen en haar een
weg ter ontkoming aanwijst. Yan een
zijner honden laat hy de oogen uit
steken en den koning brengen, opdat
Hy geloove dat de wandaad geschiedt
is.
Hildegard vlucht met hare trouwe
Rozine naar Rome waar ze zich in de
geneesleer oefent en in praktijk brengt
wat zy uit het meesterboek van Xan-
der Tralliaan, aanwezig in „'s Konings
Boeckekas" heeft geleerd, voorname
lijk het genezen van oogziekten en
„de schel!' en vliezen van den appel
weg te steeken."
Spoedig krygt ze een goeden naam
op dit gebied en komt men haar van
heinde en ver raadplegen.
Intusschen komt Taland door de
staar aangetast en geheele blindheid
nabij, in 't gevolg van den Koning te
Rome: reeds heeft hij tevergeefs de
hulp ingeroepen van 's konings lijf
arts Andromachus. die hem veel heeft
voorgeschreven.
Mijuheer die leeft in 't HofT. dit zal hij
[moeten weten,
Dat zeker spys en drank gebruikt hem dient
[het eten
Van al wat koelt en groft, Zala, Kaas, Melk
[en vis,
Oock Gans, en Swynevl-e ch dat swaar, en
[slijmig is.
Zijn byster schadelik. Wat dunnen kan en
[droogen,
(Gebraan veel liever dan gezoon) is goet voor
[d' oogen.
Ja zelfs oock Rapen. Wijn komt weinig
[hier te pas;
Ze doomt en vult het hoofd; ten waer dan
[dat ze was
Gezet op oogentroost. Uw slaap bij nacht,
[laat duuren
Niet langer dan omtrent zes of zeven uuren.
Vermijdt de middagrust. De rest betrouwt
[aan mijn,
Doch onder Gods genae 'K zal schikken
straks, hier zyn vijf pillen, dat die voort
van daegh noch zyn genomen.
Doch niets wil baten, zelfs een
lange Dranck en „ooge-water" nader
toegepast brengen niet de minste
verandering te weeg.
Terwijl de lijfarts de vruchtelooze
resultaten van zijn voorschriften moet
waarnemen, komt plotseling de „Paus-
Bode in Frankrijck", Engelbrecht ten
tooneele, die verhaalt dat sedert eeni
gen tijd een „slechte vrouw" te Rome
vertoeft die zeer „konstig" allerlei
gebreken weet weg te nemen „maer
zonderling van 't oog."
„Ze maakt, op staande voet, zelfs
blinden weder ziend, door 't booren
met een naald."
De lijfarts hoewel eenigszins wan
trouwend de bekwaamheid van deze
bijzondere vrouw, heeft er niets op
tegen daar eens een „proefje te doen"
en zoo geschiedt, het dat Hildegard
den man, die haar in 't verderf stortte,
zal genezen van zyne blindheid.
Zij raadt den patient vooral aan te
biechten en gebeden tot God op te
zenden, want dit kan aan de genezing
veel bijbrengen.
Wordt vervolgd).
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,