GABHIELLE.
ROMAN
VAN
J. J. DAVID-
6)
Maar mochten ze ook boos van
elkaar zijn gegaan, zonder dat de
knaap begreep wat Gabi zoo ver
toornd had, het ijs was nu eenmaal
gebroken. Toen kwamen regendagen
die beiden in huis hieldenmaar ook
beiden verlangden naar een warme
zonnestraal. En toen die eindelijk
over de aarde scheen, voelde Gabi
zich innig gelukkig. Yoor de eerste
maal beantwoordde ze zijn groet en
beiden bleven stil, zooals gewoonlijk.
Tot Gabi hem plotseling uit zijn
droom wekte en riep: „Zeg, wat dacht
je toen wel?" Hij bezon zich. „Wan
neer?" „Och gek, natuurlijk toen
jij het eerst hier gekomen bent".
Toen lachte de jongen stilletjes.
„Ik dacht maar, dat we beiden zoo
eenzaam zijn, en dat we best vrienden
zouden kunnen worden."
„Waarom ben jij het? Een jongen."
Ik wou dat ik er een was. Loop
heen en laat me met rust.
Hij wiegde zijn leelijk hoofd heen
en weer. Toen stroopte hij de veel
te korte mouwen van zijn jasjs op.
Een magere, over zwakke arm kwam
te voorschijn. Zij huiverde „Doe
„En dat is nog niet alles" zei hij
zonder op haar uitroep te letten. „Ie
dereen mishandelt me, die er zin in
heeft, en verlangt nog dfiat ik als
't noodig is, zijn partij trek. Dat kan
ik niet en daarom ga ik ddar heen,
waar ik ze ontloop. En zoo bekommer
ik me weinig om hen en laat ze me
stil benijden, omdat ik mooier spreek
dan zij en niet zoo boersch. Want
zij hebben het van hun ouders geleerd
en ik niet. Ik heb het van meester
geleerd, en ik zorg er voor dat ik
net zoo spreek als hij en alle fijne lui."
„Heb je geen vader en moeder?"
„Ik denk er niet meer aan, dat ik
ze had."
Een diep medelijden bewoog haar.
Zij schoof wat op en zei, „Kom bij me
Böhm." Hij deed het en zoo zaten ze
langen tijd ernstig en peinzend naast
elkaar.
Toen werden ze vrienden. En ge
durende den zomer werd dat gevoel
allengs inniger, vooral toen Gabi eens
van haar bord een flink gedeelte voor
hem achtergehouden had.
Dat gaf ze hen. „Dat was voor mij,
ik heb 't van Suzan." Maar hij was er
gelukkig mee, want hij voelde de
diepere beteekenis van dit sparen. Zij
zagen elkaar ook 's winters, dan zwierf
hjj om de achterdeur en zij wist den
tijd waarop hij gewoon was naar
haar uit te zien, en nooit miste ze;
al was het maar, dat zij elkaar de
hand konden drukken. Zij bracht hem
altijd wat zij in 't geheim had kun
nen meenemen en dat was altijd 't
geen zij zich zelf had ontzegd. Iedere
gave was ten koste van een kleine
zelfopoffering bespaard.
Het werd weer zomer. Langer en
ongestoorder konden beiden weer bij
elkaar zijn. En 't kwam het meisje
niet meer in de gedachten, dat Edu-
ard Böhm haar vreemd was. Integen
deel, zij verbeidde hem reeds met
ongeduld; dan zaten zij dicht naast
elkaar en met klagende stem verhaal
de hij zijn gezellin van zijn leven
en ontrolde sombere beelden van lij
den, die des te droever schenen om
dat hij zelf niet besefte, hoe alles hem
had tegengeloopen in de wereld, om
dat hg alles met doffe gelatenheid
droeg. En hg kon gemakkelgker het
leed dragen, omdat hem in jonge jaren
reeds bewust was, het lyden van 't
tegenwoordige was de overgang tot
een doel, dat hem toen reeds klaar
voor oogen stond, terwgl hg geen eind
en geen uitkomst voor zich zag Hg
was machtig van wil en helder den
kend hg schwarmte niet en wat hij
vreesde waren geen schaduwen die
uit de duistere diepte van eigen ziel
opdoemen, dat had het ruwe leven
en eigen verstand hem op hardhan
dige wgze wel anders geleerd. Hg
was een vreemdeling en een wees,
en verdiepte hg zich in vervlogen
dagen, dan glansde ook daar geen
enkel lichtpuntje. En luim van 't toe
val had hem hier gevoerd, ver van
de groote stad, waar zgn moeder
den langen doodslaap was ingegaan.
Toen zij gestorven was, had de
arm der wet haar kind gegrepen. En
hij kon vertellen van een groot, ake
lig huis, waarin je maar heel zelden
en dan streng bewaakt, op een bin
nenplein in de frissche lucht kwam,
waarop zelfs niet de schaduw van
een groen blaadje viel. Daar had hg
maanden doorgebracht, want niemand
wilde zich zgner erbarmen. Schooiers
en dieven waren daar zgn vrienden
geworden, met hen sliep hg op de
harde brits, deelde hun maaltijden
en ademde in de verstikkende atmos
feer van ellende en misdaad.
Men zocht en vorschte waar hg
nog familie had, tot men vond, dat
in een ver afgelegen dorp een groot
vader van hem een welgesteld grond
bezitter was geweest. En naar dat
dorp zond men hem heen, den on-
welkomen gast, dien men wel afge
wezen zou hebben als de zaken 't niet
zoo duidelijk uitwezen en dien men
liet ontgelden wat hg niet helpen kon.
Het stroo voor een bed, het beetje
eten, dat hem voor verhongeren be
hoedde, weigerde men hem niet.
Hem meer te geven, hem zelfs dat
wat men hem gaf zonder zijn leven
te vergallen te laten genieten, scheen
ieder een onrecht. Hij moest weten
dat hij genadebrood van 't dorp at,
hg moest erkennen, hoeveel hg ieder
verschuldigd was, en dat zg hem
niet als huns gelgke beschouwden.
Of was hij, tengevolge van zgn zwak
heid niet tot alles ongeschikt. Hg was
een vreemdeling, niemand wenschte
dat hg bleef, en eiken dag zong men
hem 't zelfde liedje voor, dat men big
zou zgn als hg weer weg was. En
de kinderen deden het de ouders na.
Als hg uit schoolging jouwde de jeugd
om hem heen als kraaien die een
kleinen uil hebben ontdekt, waarop
hg, met zgn kleine, schitterende oogen,
met zgn haren ordeloos over zgn
voorhoofd, met schuchter, vgandig
gelaat, ook wel geleeh.
Eduard Böhm wist, dat niemand
hem helpen kon, ook de heer Glogar
niet, die zgn verstand en gver hoog
schatte en hem wel naar zgn vermo
gen steunde, maar hem toch ook niet
mocht. Het scherpe sprak uit alles
wat hij deed; hg was wantrouwig,
zelfs als hg ontving, als vreesde hg
dezen of genen aanstoot te geven van
zich en zgn dankbaarheid. Zoo op de
manier van hen, die tot een zekere
hoogte in 't leven stggen, als hen niet
toevallig een voet trapt, terwgl zg
nog in 't stof kruipen.
Alleen bg Gabriëlle was hg anders
en gelukkig als zij hem in haar na-
bgheid duldde. En toch kibbelden
zg vaak; als zg van haar visioenen
en droomen begon te fabelen, dan
sprak hg haar koel en vroeg- wgs
tegen, hoonend zelfs, tot zij in tranen
uitbarstte en hij niet wist wat hg
doen zou om haar te sussen, om een j
volgende keer weer hetzelfde te doen.
Zg was eigenlijk een beetje bang
voor den knaap, wien zg in lichaams
krachten en behendigheid verre over
trof, en toch had zij hem lief, omdat
hg voor haar altgd deelneming en
troost had, omdat haar bewust was,
dat op de gansche wereld hij niemand
beminde dan haar. En zg moest hem
ook bewonderen, want toen hij voor
de eerste maal heel zijn droeve lgdens
geschiedenis had verhaald, en zij hem
geraden had weg te loopen, toen had
hg ernstig met zgn oude-mannetjes-
hoofd geschud en gezegd„Nog niet."
En toen 't meisje heftig geworden
was en hem vroeg waarom hg niet
wegliep, en smaalde op zijn lafheid,
had hij ruBtig geantwoord: tik zou
dom zgn als ik je raad opvolgde.
Ik wil nog twee jaar schoolgaan, zoo
lang ik mag, want de meester weet
veel, en waarom zou ik niet leeren
wat ik leeren kan Ik zal 't noodig
bebben."
En als met toovermacht won deze
volharding en duldzaamheid Gabrielle,
die daar niets tegenover wist te
plaatson. Zg had gevraagd naar lie
vere beelden uit zgn verleden. Ver
geefs hij wist van geen liefkoozing,
van geen teederheid. Eens, geloofde
hy, vele, vele jaren geleden, had hij
zijn moeder gekust. Hg geloofde 't?
Wat beteekent dat nu weer? vroeg
Gabri. Ja, meende hg, zij had hem
toen anders genoemd dan gewoonlgk
en kon dus heel best een ander be
doeld hebben. Toen zei Gabi: »Hoe
noemde ze je dan?" Een blos sloeg
over zgn vaal gelaat. „Myn schoone
Ephraim. Zoo heeft mg nooit iemand
anders genoemd, en daarom heb ik
het zoo goed onthouden." En zgn
klagende stem sidderdemaar zij
voelde zich rgk en gelukkig naast
hem.
Maar omdat rondom zich heenzien
in 't verleden even droevig was,
besloten zg in de toekomst, waarover
ze hetzelfde dachten, omdat het te
genwoordige hetzelfde voor hen was.
Böhm wist wat hij wilde. Dien zomer
kwam hg van school; dan kon hg
overdag wandelen en inde vrije natuur
overnachten. Want hij wilde weg,
naar Weenen, waar hij vandaan was
gekomen, de Kaiserstrasse langs,
bedelend tot zijn doel komen. Het
ging tegen oogsttyd en als het weer
meeliep, dan zou hg wel een stuivertje i
kunnen besparen. En wat dan Wel,
waar er zoovelen leefden en hun brood
verdienden, kon hij 't ook wel. En
had hg niet twee dingen vooruit op
de meesten Was hij niet de beste
rekenaar van het dorp en kon hij
niet hongerlyden als niemand De
nietigheid van dit laatste begreep
Gabi, van het eerste niet. Maar hg
lachte droefgeestig: Dat is de hoofd
zaak in de wereld. Ik moet het zelfs
nog beter leeren dan mynheer Glogar.
Want de menschen zgn slecht, dat
weet je, ze zijn allemaal slecht en ze
willen je uitzuigen en bedriegen waar
ze maar kunnen. Maar wie goed re
kenen kan, die weet van elke zaak
wat zg waard is, en kan koopen en
verkoopen, zonder dat het hem scha
den kan. Dat moet je allebei kennen
en wie het 't beste kent, wordt de
rijkste. En rijk wil ik worden, en
dan kom je bg me en dan gaan we
in een kasteel wonen, en dan zullen
we ze eens laten zien hoe we met
de vier rijden. Maar ik wil niemand
mee hebben." En met een afschuwe-
lijk gebaar schudde hg zgn vuist
tegen het dorp.
Zulke droomen hebben de eenzamen
jaren lang gedroomd Want van het
begin af aan was Eduard Böhm de
zelfde in denken en hoop en ver
wachting, ja zelfs in lichaam, dat
hoe langer hoe zwakker Bcheen te
worden. Een jubellied doortrilde dik
wijls Gabi's ziel, als zij hem hoorde,
zoo hard-klaar, zoo helder, en hem
bewonderde. Maar zg liet hem niets
merken van haar gelukzij was tegen
hem niet zoo open als hg tegenover
haar was. En hg verdroeg haar harde
woorden, zooals hij wel erger ver
dragen had en deze beide wiegden
hun zielen in zoeten sluimer van geluk
om de beklagelykheid van hun lot te
vergeten. Beiden bewaarden er een
onverbrekelijk stilzwijgen over; de
knaap, omdat hg geen vertrouwde
kende of verlangde, het meisje uit
schaamte. Want zg had den wonder-
lgken jongen lief, maar ze begreep, dat
ze met die neiging alleen stond. Zelfs
Suzanna zou er over kunnen gaan spot
ten. Dat zou haar hebben gegriefd. En
als haar vriend bereikte waar hg naar
streefde Dan zou hg woord houden
dat stond vast. En had ze 't er niet
aan verdiend, dat ze in zijn kwade
dagen goed voor hem was geweest
en heel wat met hem had gedeeld?
Waartoe een onnoodig aan de klok
hangen, dat zou kunnen verstoren
wat zoo heerlgk was?
En zoo kwam de dag, die hen
scheiden zou. Het was een verrukke
lijke dag en de heete zonnegloed
trilde over de velden. Zg waren ern
stig. Hg had een gevoel als iemand,
die zijn kerk ontvlucht. Zorg en angst
zaten hem op de hielen, alleen de
vlugheid van zgn beenen kan hem
redden en toch is hg zalig. En zg
dacht er geen oogenblik aan, dat de
jongen, die daar moedig en vol ver
trouwen voor haar stond, big met de
nieuwe schoenen een geschenk
van den meester die hem voor 't
eerst om de voeten sloten, een van
diegenen zou zgn die mislukken onder
weg. In een bonten zakdoek had hg
zgn lompen bg elkaar gebonden
allerlei eetwaar had hg bg zich en
een zilveren muntstukje, eenmaal van
een marskramer gekregen, had Ga
brielle erbij gedaan. Tante wist er
van, dat zg 't had en zou haar mis
schien bestraffen als zg bemerkte, dat
Gabi 't kwijt was. Maar daar stoorde
ze zich niet aan. Het was haar, alsof
dat muntje hem voor altgd aan haar
verbond Zg spraken niet veel; wat
zij elkaar te vertellen hadden, was
reeds lang uitgezegd tusschen beiden.
Hun handen waren vast ineenge
strengeld. Tweemaal had Eduard
reeds weg willen gaan, tweemaal had
zg hem teruggeroepen en ze stond
bleek in grooten zelfstrijd voor hem
Voor de derde maal ging hg en weer
riep ze: „Eduard". Weer keerde hg
terug en op 't zelfde oogenblik voelde
hg haar armen stgf om zgn hals
haar mooie kopje drukte ze tegen
zijn leelgk gelaat, haar bloeiende
lippen vonden zgn dunnen mond,
waarop bijna nooit een kus was ge
drukt, en heesch klonk het: „Vaar
wel, mijn lieve Ephraim". Hg staarde
haar aan, maar zg wenkte hem met
gloeiend gelaat te gaan.
Gabi bleef alleen en keek hem na.
Zg zag hem kalm en flink wegstap-
pen naar de stad toe. Steeds kleiner
scheen hij, en toen hg geheel uit 't
gezicht was, viel ze neer en snikte
het uit. Want als het levend gewor
den verlangen naar het geluk en
naar de wereld was haar vriend haar
verschenen, en nu hg weg ging, be
angstigde haar de twyfel of zg elkaar
ooit zouden weerzienof hun beiden
een gemeenschappelijk einddoel wacht
te; of niet al haar plannen vervlogen
zouden zgn, als het laatste spoor van
den eenzamen zoeker naar het geluk
reeds lang was uitgewisdet.
Wordt vervolgd).
Gedrukt by DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.