GABRIELLE.
ROMAN
VAN
J. J. DAVID-
7)
Voortaan bleef de weide leeg, ver
geten de dingen die zij verborg en
die in een kinderhart een schemer
van licht' gebracht hadden, en nu
kwam Gabri ganschelijk onder de
toovermacht der sprinkhanen, nu haar
eenige geluk van haar was gegaan.
Maar zij dacht nog dikwijls aan hem
en meende dikwijls zijn klagend
woord in haar oor te hooren. Uit
altoos wijdere verte, totdat het einde
lijk verstomde. Toen geloofde zij, dat
hij dood was. Nu ging zjj met steeds
grooter verlangen naar het dolle
doen onder de notebooinen kijken.
En niemand lette op het smalle ge
zichtje dat in heldere zomernachten
achter een boom of een boschje het
zingen en koozen en dansen stond
aan te zien, en zich daarnaar een
eigenaardig beeld van de wereld
vormde. En als zy het kijken moe
was, dan ging zij den achtertuin door
waar zij zich verbeeldde dat alles
leefde en zich bang maakte. En een
nieuw verlangen was overmachtig in
haar gekomen. Wat gesluimerd had
in haar ziel had vasten vorm gekregen.
Hoe het zou kunnen worden ver
wezenlijkt? Dat wist ze niet, en het
vurig verlangen daarnaar verteerde
Gabi, wie met het vertrek van Epu-
rain, het laatste licht uit de nevelen
van haar toekomst was ontnomen.
VII
Weer was de tijd van de herfst-
jaarmarkt in de naburige stad ge
komen.Dat is een gewichtige dag. Voor
de stedelingen, die er rekening mee
houden en wier welvaart van de
boeren afhangt, voor de boeren, die
er zien hoezeer men hen noodig heeft
en hoeveel hun producten toch waard
zijn, en voor het dienstbare volk,
dat zich op zijn manier vermaken
gaat, en daarvoor al langen tijd heeft
opgespaard.
Zooals alle groote gebeurtenissen
kondigde hij zich lang van te voren
door duidelijke voorteekenen aande
berenleiders trokken door de buurt.
Dat waren geweldige menschen.
Bruingebrand van de zon, en zy
zagen er uit of zij tot zwervende
zigeunei stammen behoorden, of zij
van 't Tatra gebergte kwamen, welks
forsche spitsen men op heldere dagen
van de hooge toppen der Beskiden
zien kan. Zij hadden haast, want ze
wisten dat het van belang voor hen
was, het eerste ter plaatse te zijn.
Met neusgeluid en vreemde klanken
zongen zy hun eentonig lied, daarbij
klingelde de tambourijn en rammelde
de ketting, waaraan zij hun dieren
geleidden. Zij waren een schrik voor
velen, en een punt van ernstige
overweging voor tolgaarders, die er
mee inzaten of ze hun dieren als
klein en groot drijfvee zouden belas
ten want ze geheel tolvrij te laten
trekken ging toch ook niet aan.
Altoos had Gabi hun doen en laten
met de grootste aandacht gevolgd;
nooit echter met zooveel spanning
als op dat oogenblik. De kameelen
en apen volgdenzeldzamer en daar
om meer bewonderde exemplaren.
Zij week niet van de deur. De
koorts die de meisjes, welke hun
beste kleeren en sieraden een inspec
tie deden ondergaan had aangegre
pen, voelde ook zjj. Zij lette nauwe
lijks op 't schelden en de straf van
tantezij was van Suzanne niet weg
te slaan, die nog geen marktdag
had overgeslagen en het ook nu niet
van plan was te doen. De kermis
wagens, de laatste voorteekenen
rolden ratelend langs de brouwe
rij. Reeds zag iedere boer in de
stal na, wat zonder schade kon ver
kocht worden, en het meisje verging
van verlangen om eens een blik te
slaan, in wat voor haar vriendinnen
het hoogste geluk en de grootste
zaligheid was. Snzanne had volstrekt
geen haast eerder dan noodig was
haar lieveling van dat ongeduld te
bevrijden. „Dan is 't een verrassing''
dacht zemaar eindelijk„Mag je mee
morgen Gabi kon slechts ongeloovig
knikken. „Ja, je gdat met mij, en je
zult het goed hebben. Iedereen zal
naar je kijken, omdat je zoo mooi
bent."
Na tafel, wenkte Salome haar
pleegkind bij zich. „Je gaat naar de
kermis" beval zy kortaf. „Het is tijd,
dat je onder de menschen komt. Hier
heb je geld zij schoof haar een
klein bedrag toe en daarvoor mag
je iets nuttigs koopen. Maar verkwist
het niet dat is het ongeluk van
je onzalige moeder geweest. Je moet
verantwoording doen, en ik zal je
laten nagaan. Bedelaars mag je geven,
maar bedenk wat je doet! Het is je
eerste uitgang in de wereld." En toen
Gabrielle met tranen in de oogen
Suzanne deze vermaning meedeelde,
en haar klaagde, dat zy er nu in 't
geheel geen pleizier meer in had,
toen lachte die haar uit en spotte:
„Onnoozel kind. 't Zal wel losloopen.
En waarom? Wie zal op je passen?
Ik. En wie zal je met alles helpen?
Ik. Maak je dus klaar en ga mee;
't zal vol worden."
Het is maar een korte weg van
de brouwerij naar de stad. Maar Gabi
en Suzanne hadden er den ganschen
achtermiddag voor noodig. Want de
landweg was overvol; een eindelooze
rij menschen en karretjes door el
kaar woelend en driDgend. Een on
telbare menschenmenigte schoof lang
zaam vooruit, de beiden voelden zich
als in een menschenstroom opgenomen.
De bedelaars gingen zij voorbij, bij
iedere mylpaal zat er een. Een wereld
van ellende was opgedoken uit haar
krotten en schuilhoeken, neuriede
litanijen, bad rozenkranzen, stelde
kramerijen ten toon en riep smeekend
met uitgestrekte handen en droef
geestig gezang om medelijden en
erbarmen. Maar ook klonk het gelach
en blij gepraat. Met groote vroolij-
ke oogen pogen hoorde Gabi dit alles
aan. Zy droeg gelaten het opdringen
van die achter haar kwamen en met
pleizier getroostte zij zich het ver
moeiend langzaam loopen. De groote,
belommerde hoofdstraat wandelden zij
zóó langs naar de vierhoekige markt.
Hier was weer iets anders te bewon
deren. Een stad in de stad. Overal
waren tenten en kramen opgeslagen
en de schelle stemmen der kermislui
krijschten verward dooreen, en prezen
in de onmogelijkste toonaarden hun
waren aan. Slovaken met domme
gezichten verkochten brandewijn, Go-
ralen met openstaand, fladderend
wambuis, stoere bruine gezellen, bo
den hun schapekaas aanin zijn
kraam stond de wever geduldig den
kooper te wachten maar meest allen
zochten den aandacht te trekken en
uit de verte, van de veemarkt, klonk
het loeien der koeien met de schrille
korte geluiden en 't geblaat van 't
klein vee en het gehinnik der paarden.
In het dolle gewoel van dit druk
ke beweeg, van dit dringen en war
relen, was Gabi als eene, die 't van
kindsbeen gewend is. Haar polsen
joegen met ongewone snelheid, een
glans van geluk was in haar donkere
oogen. Suzanne verbaasde zich over
de zekerheid, de kalmte,- waarmee 't
kind de brutale blikken der stads
heertjes, die onder de landmeisjes
gemakkelijke veroveringen zochten
te maken, verdroeg en de afgunstige
blikken den andere meisjes. En in
derdaad zy gaf er niet om. Maar
't was haar als behoorde zij hier thuis
hier was haar elementde warme
stroom van 't leven, waar zij zoo
naar verlangde, sloeg haar hier tegen.
Zij hoorde de vedel, de dronkenen
joelen, en de boeren zaten met hun
liefste voor de vensters der herber
gen, en dronken zwaren wijn. Op allle
hoeken kleefden groote aanplakbil
jettenen vermeldden in een wonderlijk
taaltje de heerlijkheden de voorstel
lingen. Gabi las dat alles, en wist
geen keuze te doen.
Dat duurde echter niet lang. Er
was een tent opgeslagen vlak voor
een groote kermiswagen. Fanfares en
wonderlijke geluiden drongen van
binnen naar de buitenwereld door
en lokten honderden. Ook Gabi en Su
zanne. Reusachtige aanbiedingen
prezen de vertooningen van „het
Amerikaansche Cirkus". Gabi keek
Suzanne smeekend aan, en eenige
oogenblikken stonden zij onder de
toeschouwers en wachtten met po
pelend hart op de wonderen die zij
te zien zouden krijgen.
Over het land lag een heldere, te
warme zonnedag. Maar hier binnen
brandden ontelbare gasvlammetjes.
Slechts uit de verte en gedempt
klonk het marktgedruismaar de
walmende lampen verspreidden een
bijzonderen geur, vermengd met de
menschenlucht van het opeengepakte
publiek en de eigenaardige stallucht.
Dat hinderde Gabi volstrekt niet;
strak staarde zy naar 't tooneel en in
gespannen aandacht luisterde zjj naar
de muziek. Een beleefd heer, die haar
zijn plaats bood, wees zij norsch af.
Suzanne hield haar zoo stijf vast, dat 't
haar bijna pijn deed. Als een standbeeld
stond zy, keek zy naar al die vreemd
uitgedoste mannen,die door een knecht
in rood livrei werden binnengevoerd
en naar de met veel kleur en goud
schittering getooide dames. Hoe zy
die benijdde om haar schoonheid 1
Elke grap van een clown, elke dwaze
sprong, werd met haar melodieus ge
lach begroet. Suzanna verheugde zich
om het geluk van haar lieveling,
maar plotseling een paar olifan
ten voerden een merkwaardig kunst
stuk uit zag ze, haar Gabi bleek
werd als een doode. Zonder op de
grofheden der haar omringende man
nen acht te slaan, droeg zij de be-
wustelooze naar buiten in de frissche
lucht. Daar bleef zij geruimen tijd
sprakeloos slaan, tot haar zenuwach
tige ontroering zich lucht gaf in de
woorden„üh, wat was dat verruk
kelijk mooi. Dankje duizendmaal".
Het was nog vroeg en Suzanne
wilde haar kennis laten maken met de
genietingen van dansvloer en herberg.
Gabrielle volgde haar gewillig, maar
zij sloeg nergens acht op, en danste
niet, en bleef sprakeloos. Dat begreep
haar geleidster niet, die er bijna boos
om werd. Toen zij in de benauwde
hoek van een herberg zaten, dronk
Gabi schielijk en veel zware Hon-
gaarsche wijn. Dat was de eerste
maal in haar leven, maar de drank
bedwelmde haar niet. Een geweldige
ontroering had zich van haar mees
ter gemaakt. Stemmen uit haar kin
derjaren, die zij met kracht poogde
te onderdrukken, maar niet bedwingen
kon, Btemmen diep in haar ziel riepen
verward door elkaar, en wilden niet
zwijgen.
Vergeefs poogde Suzanne haar
afleiding te bezorgen. Zij had nergens
oogen of ooren voor. Zelfs vergat zij
de kleinigheden te koopen, die elk
gewoonlijk meebrengt naar huis.
Suzanna moest het alles voor haar
doen en deed het, innerlijk verstoord
over zooveel onverschilligheid. Maar
toch ook had zy medelijden met het
meisje. Was 't kind misschien ziek
Want Gabrielle had de oogen wijd
open, maar zag 't niet, als men haar
groette, gaf geen antwoord als men
haar aansprak. Voor haar oogen
schemerde altoos de bonte schijn
wereld, waarin zy nauwelijks een
blik had geslagen, en die haar met
onwederstaanbaar geweld aantrok.
Toen met het vallon van den avond
pakteu zich onweerswolken te zamen,
zy voelde het door een slaperige
loomheid, een dommeligheid, die haar
zoet bedwelmde.
Zoo gingen ze heen, de straten
waren leeg, slechts enkele karretjes
verlieten de stad, niet de voetgangers,
want voor hen begon de pret nog
pas laat in den nacht. Zij namen
den kortsten weg, de fabrieken voor
bij, dan 't kanaal langs, over de
groene weiden door de stoppelvelden.
Het stadsrumoer stierf' achter haar
weg, en Suzanne bemerkte met schrik
hoe ongeregeld het kind liep, hoe
koortsachtig zy ademhaalde. Dikwijls
moest zij zelfs blyven stilstaan, en
dan keek zy vurig verlangend achter
zich. Wat Suzanne ook probeerde
niets hielp, alleen toen zij van 't
cirkus sprak, vouwde Gabi de handen
en zuchtte zoo diep en hartstochte
lijk, dat haar geleidster er van schrok.
Zij kwamen thuis. In den hot stond
tante, die naar haar uitkeek. Met haar
nog zwaar, grijzend haar, onberispelijk
gescheiden, dat een frisch, blozend
en toch gestreng gelaat omlijstte, de
sleutelbos bengelend boven een hagel
witte schort, zag zij er zeer statig uit.
Zij trad haar pleegkind met afgemeten
schreden tegemoet.
„Heb je je goed geamuzeerd?"
Gabrielle vatte haar hand en wilde
die kussen. „Moeder;" 'twas
de eerste maal dat die zoete naam
haar spontaan van de lippen vloeide.
Salome weerde haar af. „Laat dat.
Ik mag dat niet. Vertel geregeld.
Hoe was 't?" „Ach, tante".
Toen werd de vrouw kwaad. „Je
zult vertellen, verstaan? Zeker al je
geld verdaan, dat je hebt meegekre
gen!" Gabrielle verbleekte. Met
haastige beweging voelde zij in haar
zak naar haar beurs, en wierp het
overgebleven geld haar tante voor
de voeten. Deze vertrok haar gelaat
niet, maar gebood alleen met opge
heven wijsvingerknielen en oprapen.
Het meisje rilde en Suzanne wilde
het vlug voor haar doen. „Jij niet.
Ik zeg het niet voor de tweede maal",
en met de oude gedweeheid gehoor
zaamde Gabi, die meende te sterven
van schaamte. Want Rupert was er
bij gekomen en volgde het gansche
tafereel met zijn spotachtigen blik.
Salome liet zich niet storen. „Ben
je klaar? Tel het dan na. Zoo
en hoeveel heb je al in je leven ver
diend, dat je zoo met 't geld om
springt Ga, maar deze dag zal je
heugen zoolang je leeft".
En zoo is 't geweest. Gabrielle
Wagner heeft eefst den ganschen
winter, en toen gansch haar kort
leven aan dien dag gedacht. Zij
had er tijd genoeg voor, want de heer
Glogar kwam maar eenB per week.
Wordt vervolgd).
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.