GABRIELLE. ROMAN VAN J. J. DAVID- 9) Hij werd nog heftiger: „Heb je me niet gehoord?" riep hij en schudde haar bij den schouder. In het onklaar bewustzijn, dat zij iets had gedaan, wat niet goed was, en in een poging om dat te bemantelen, gaf ze hem driest ten antwoord: „Dat gaat alleen Tante aan, wat ik doe, en niemand anders." Rupert, die woedend werd, dat ze hem ten aanhoore van de knechts dat brutale antwoord gaf, sloeg haar in 't gezicht. „Daar, ga nu je beklag maar doen bij Salome." Zij schreeuwde niet, zij sloeg niet de handen voor 't gezicht. Alleen haar donkere, zachte oogen keken hem aan, zóó verwijtend en droevig, dat hij dien blik in langen tijd niet vergeten kon. Toen rende zij 't huis in, de keuken door, naar haar kamer, zonder ook maar een oogenblik aan Marie te denken. Dat was de eerste klap, die zij gekregen had, en had moeten verduren, ten aanzien van zooveel vreemden. En bij de smart en het diepe gevoel van die vernedering kwam de razende angstals het daarbij eens niet bleef Als dat eens dagelijks voorkwam. En als men eens ervaarde, wat in dien nacht eigenlijk gebeurd was. Dit deed haar beseffen, wat zij gedaan had. Zij moest weg, dat leed geen twijfel. En zij deinsde er ook niet voor terug te doen, wat zij meende dat moest. Uit de verborgenste hoekjes van haar kastje zocht zij het lederen beursje te voor schijn, dat haar spaarpenningen be vatte. Toen zag zij huiverend naar de vier kale wanden die haar jeugd hadden geherbergd en begraven, en de schimmen van een ongewisse toekomst beroerden haar ziel Het daagde, toen Salome uit den sluimer ontwaakte, waarin ze na het vermoeiende dagwerk verzonken was. Het was haar als vielen heete drup pelen op haar handmeer bewust geworden voelde zij hoe een mond hartstochtelijke kussen op de hare drukte. Ze was nog te soezelig, om zich van dat alles duidelijk rekenschap te gevenmaar ze richtte zich een weinig op en zag haar pleegkind geknield voor haar bed in troosteloos weenen. De weekheid en zachte stem ming, waarin de slaap haar gebracht had, was nog in haar, en zoo joeg ze de stoorster niet weg, ïooals ze anders zou gedaan hebben, maar streelde het kind onbewust zachtjes het haar. „Stil, kindje. Ik zal ze wel krijgen als ze je kwaad hebben gedaan. Je bent mijn kind." Toen zonk ze weer in 't kussen. Vaag herinnerde zij, dat op die woorden een nog heviger snikken gevolgd was. Maar zij was weer in slaap gevallen en wist niet zeker, of alles niet maar een droom geweest was, en of Gabri- elle werkelijk plotseling de deur was uitgeloopen. Ook Suzanne herinnerde zich later, dat Gabi op ongeveer den zelfden tijd, op haar bedrand had gezeten, en allerlei dingen gezegd, die zij niet meer wist, en geweend en gezucht. Maar 's morgens, aan 't ontbijt miste men de vluchtelinge. Niemand dacht er aan, haar op te sporen. „Als 't haar niet meer bevalt bij ons, dan mag ze gerust weggaan" besloot tante. En toen Rupert honend lachte hij was dien nacht niet naar bed geweest en zijn woede nog niet bekoeld toen zij ze langzaam en met nadruk „Je hebt het gewonnen, maar wee dengeen, die er de schuld van is, wie dan ook, versta je P" Zij deed geen moeite, het gebeurde te verzwijgen. Geen reisje naar fami lie werd voorgewend die goedkoope leugen waarmee menig andere zich den eersten tijd geholpen had, werd versmaad. In huis vermoedde men iets en trouwens het geheele dorp. Maar zij zweeg. En daarover met Salomo Lohwag te spreken, zon ook wel ieder die haar maar een beetje kende, wel uit 't hart gelaten hebben. Want zij had macht over de menschen, en te meer, nu haar een nieuwe wonde geslagen was, wier diepte zij zelve nog niet peilen kon. Maar zij droeg het leed, op haar wijze, eu beloofde zich zelf, zich te wreken op wie die wonde geslagen had. Intusschen trok Gabrielle alleen langs de zwijgende straat. In den jongen morgen, die grauw en bewolkt over het land daagde. Alleen in de verte, in 't zuiden, gloorde een klein streepje licht. Dat wilde zij als een goed voorteeken beschouwen, en kon het toch ook weer niet. Weinig had zij, behalve haar schoonheid, om den strijd des levens te aanvaarden. Zij had geen zelfvertrouwen en was ang stig voor de toekomst. Haar hart was zwaar en de herinnering aan die eene verboden liefkoozing die zij in 't huis gekend had, was haar een wroeging. Haar leven scheen gebroken. Zij vloog heen als een vogeltje, dat eens sterk en weerbaar was geweest. En de vlucht, die zij nog te doen had, was ver, onafzienbaar en, naar een onzeker doel IX „Van heden af wordt er maar weer voor twee gedekt" had Salome den middag na Gabi's vlucht Marie bevolen toen deze als gewoonlijk voor drie wilde klaarzetten. Dat was het eenige wat ooit van haar, in verband met Gabi gehoord werd, en alles in den huize Lohwag bleef gaan, alsof er niets gebeurd was. De oude brouwersvrouw ging nu aan 't werk, als ze in lang niet had gedaan en ging zich met dingen be- moeien, waarover ze zich anders niet bekommerde, „'t Was of ze vreesde niet genoeg meer bij elkaar te kunnen schrapen, en nu wist ze niet eens voor wie" zei Suzanna tegen de andere meiden. «Misschien is ze zelfs wel blij, dat de kleine weg is, en bekommert er zich niet om, of 't kind ergens verhongert. Ik blijf nu ook alleen, maar om eens te zien, wat het eind van dit alles zal zijn, zeker geen goed." Maar, 't mocht zijn hoe 't wilde, er werd iets vermist in huis. Aan tafel miste men het fijne, sprekende gezichtje,zoo afwisselend van uitdruk king, en de levendige gebaren. Dat was akelig; 't was als een groote moet aan de wand, waar anders een vroolijke schilderij gehangen had. Het duurt lang eer men daaraan gewend is, en dan nog lijkt de kamer kaal en treurig, en alle zon en vroolykheid is weg. Na tafel moest Rupert zelf de moeite doen zijn pijp aan te steken; dat viel hem zwaar, en hij moest denken aan het vlugge handje dat het voor hem gedaanhad en dat de klontjes in zijn zwarte koffie wierp en met een lepeltje roerde, tot de drank zoet genoeg was. Werd het avond, en moest de lamp aangesto ken worden in een behoorlijk huishouden bijna een symbolieke handeling dan deed Salome 't weer zelf, hoewel zij al den leeftijd had bereikt, waarop men niet gaarne meer zich rekt. Las zij in den bijbel, dan luisterde niemand meer. Aan alle kanten ontbrak iets, en ieder wist maar al te wel wat het was. De echtgenooten waagden 't niet meer te twisten, en toch gevoelden zij daartoe sterke neiging, te meer, daar de stootbal tusschen hen waaraan elk zijn booze luim te koelen placht, er niet meer was. Maar ze vreesden inderdaad el kander en zich zelf. Want zij wisten de eerste botsing zou heel erg en de gevolgen groot zijn, nu de slag die Rupert Gabrielle toegebracht had, de pleegmoeder in 't hart brandde, als destijds de hoon aan de onzalige moe der. Hij kende zijn vrouw, en haar schijnbare rust bedroog hem niet, want hij zag haar innerlijke onrust in haar druk werken. Zij zou niet rusten voor ze alles wist wat er dien nacht was voorgevallen Tot zoolang zou ze hem voor den schuldige hou den en hem doen boeten, dat liet ze niet onduidelijk doorschemeren. Voor ze iets begon dacht ze er lang over na, maar dan was er ook niets, dat er haar van af kon brengen. Dat had hij dikwijls ondervonden, en het was hem ten goede gekomen. Maar nu het zich tegen hem keerde, vervulde het hem met angst en van harte wenschte hij den ouden strijd weer terug; hij verloor zijn levenslust en levensmoed en de gesloten vrouw, van wie hij niet wist, wat hij te wach ten had, beheerschte hem nog meer dan te voren. Maar zij leefde altijd nog in 't onzekere. Tevergeefs had zij Gabrielle's kastje 't onderste boven gehaald, niets ontbrak, alleen de paar gulden, die zij mogelijk had opge spaard, en de geschenkjes, die zij af en toe gekregen had. Alles was niet zoo netjes in orde, als Salome ge- wenscht had en ze was bovendien kwaad over de lichtzinnigheid, waar mee 't meisje op de vlucht was ge gaan, want van de dingen die een meisje altijd noodig heeft, had ze niet meer meegenomen dan ze ge makkelijk dragen kon. Maar geen brief, geen regeltje schrift, dat haar een draad in handen zou hebben ge geven was te bespeuren. Zij doorzocht de zakken van de nog overgebleven kleeren vergeefs. Zonder eenig resultaat bladerde zij den bijbel der vluchtelinge door; want 't was mo gelijk dat ze daar iets in verstopt en vergeten had. Alleen de viooltjes lagen er nog in en hoewel zij ver ontwaardigd waB over zulk een ont wijding van Gods Woord dat naar haar opvatting niets met het wereld- sche gemeen had, bedwong zij zich toch en wierp de bloemen niet weg. Misschien gaven zij wel eenige aan wijzing omtrent hem die haar die geheime bewijzen van liefde gegeven had. Iets van 't voorzichtig overleg van den jager, die zeldzaam wild onder schot denkt te krijgen, ken merkte haar in die dagen van span ning, dagen, zooals ze ze nog nooit beleefd had, en waarin de herinnering aan de vluchtelinge steeds levendi ger werd. Gabi deed ook uit de verte nog aan zich denken. Brieven kwamen van haarzij werden wel aangeno men Salome kende de bevende hand, het groote, ongelijke kinder schrift, dat nooit vastheid kreeg, zoo lang de schrijfster leefde. Maar na den eersten, die behalve een paar afscheids woorden de mededeeling bevatte, dat zij zich by een paardenspel-gezelschap had aangesloten en omtrent de reden van de vlucht geen opheldering gaf, niet meer. Waarom die brieven ge lezen? De poststempel zei Salome reeds genoeg. En dat was geen twee maal hetzelfde. Dat Gabi schreef was haar kwaaddenkende tante bewijs ge noeg, dat het haar slecht ging; van een zwervend leven getuigde die onop houdelijke wisseling van haar verblijf, en voor de inferioriteit der troep, waar het bloed harer moeder haar heengedreven had, de kleine streek, waarin zij zich bewoog. Zij vernie tigde echter geen der brieven, maar borg ze zorgvuldig in netjes gerang schikt in den bijbel, bij de overige herinneringen aan Gabrielle, die zij bewaarde. Het gewichtigste daarvan had het toeval haar in handen ge speeld zij had een sleutel tot het hart van het meisje gevonden, maar wist er toen nog geen gebruik van te maken. Men had een vruchteloos pogen dat van tijd tot tijd herhaald werd den hemelvijver weer eens uitgevischt. Zij keek naar den arbeid der man nen, die hun groote netten door 't stille water haalden. En terwijl zij zoo op de weide stond viel haar oog op een gat aan den voet van een boomstam, met slechts een klein laagje aarde bedekt. Zij woelde er in met haar voet en ontdekte het speelgoed. Zij begreep dadelijk wie dat toebehooren moest En die dingen behoedzaam opbergend kreeg zij voor 't eerst een vermoe den van het gemis aan vertrouwe lijkheid dat tusschen haar en het kind bestaan haden langzamerhand ging zij de beteekenis daarvan meer en meer begrijpen. Vroeger had ze geen oog gehad voor 't geen in haar omgeving gebeurde. En plotseling ging zij daarin veel belang stellen. Zij merkte op, dat Frans Rüttemann niet meer onder de notenboomen verscheen, terwijl hij vroeger 's zomers geen avond miste. In de eerste dagen was hij onophoudelijk om 't huis komen loopen en juist in dien tijd was Marie bang de deur uit te gaan en bijna niet te bewegen op den bof te komen. Toen was hij verdwenen en van dien dag af scheen Marie als van een zwa- ren last bevrijd en vervuld van een tot nog toe ongekende mate van vroomheid, die zelfs Salome, die an ders op dat punt heel wat verdragen kon, overdreven toescheen. Zij hield alle vastendagen, bad luider en met ongewonen ernst, en ging trouw naar de kerk, soms vergat zij er haar werk wel eens voor. Vroeger zou Salome dat niet over haar kant heb ben laten gaan, maar nu ontwikkelde zij een bewonderenswaardig geduld. Het kwam haar voor, dat er verband bestond tusschen Gabrielle's vlucht, Rüttermann's wegblijven en Marie's vroomheid. Maar 't was haar toch nog een raadselzij geloofde het echter vast en nu ging zij Marie op allerlei wijzen voortrekken, en was ongewoon zacht en goed voor haar in spanning wachtend of er ook een woord van vertrouwen komen zou. En dat was voor de harde vrouw een moeielyke geduld-proef. De zomer ging voorbij en de lange herfstavon den waren er al weer, die haar maar al te veel gelegenheid tot peinzen en nadenken boden, toen Marie on geroepen op een avond aan de deur van de woonkamer tikte. Een oogen blik dacht Salome dat hier weer iets gebeurd was, wat zoo dikwijls voor kwam, en wilde juist een driftigen uitval doen. Maar een blik op het rustige gelaat van 't meisje deed haar haar vergissing inzien. „Ik zou de vrouw den dienst wil len opzeggen en bedanken voor alles, wat ik genoten heb en vragen mij morgen al te laten gaan", begon het meisje, met de deur in 't huis vallend. Salome nam haar sleutelbos in de hand en vroeg: „Waarom wil je heen? Je hebt het toch, voor zoover ik weet, altijd goed bij ons gehad." „Ik heb het goed gehad, en daar voor heb ik ook bedankt" zei Marie. „En dut ik niet meer blijven wil komt alleen, omdat ik ver weg wil en niet weet of ik terug kom, en niet kan verlangen, dat u zoo lang op mij wacht, terwijl er zooveel meis jes te krijgen zijn." „En waar wil je heen? Ik mag je graag leiden en ik kan je hier best gebruiken." Wordt vervolgd). Gedrukt by DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1899 | | pagina 6