Hoe Kimyera koning
van Uganda werd.
EEN SPROOKJE UIT ZUID-AFRIKA.
Naar het Engeltch
YAH
HENRY M. STANLEY.
2)
Mugema was zoo verbaasd over
de woorden zijner vrouw, dat hij
bijna zijn verstand verloormaar
daar hij in den put geduwd werd,
gehoorzaamde hij werktuigelijk en
bracht den bundel met zijn levenden
inhoud boven, dien hij aan zijne
vrouw overhandigde zonder een woord
te uiten. Bij het openmaken van het
pak zagen zij de gedaante van een
schoon en buitengewoon krachtig
kind van zulk gewicht, omvang en
vorm dat de vrouw uitriep,:
,0 Mugema, was ooit iemand zoo
gelukkig als wij? Mijn hart zuchtte
naar een kind, dat ik zou kunnen
grootbrengen om ons tot vreugde te
zijn, en hier hebben de goede gees
ten ons het puikje der geheele we
reld gegeven. Mugema, je fortuin
is gemaakt."
„„Maar wiens kind is het?"" vraag
de Mugema achterdochtig.
„Hoe kan !ik je dat zeggen Indien
gij het nieuws niet hadt gebracht dat
het in de put was, dan zou ik mijn
geheele leven kinderloos gebleven
zijn. (Do waarzegger, die u hierheen
zond, is een wijs man Hij weet het
geheim, daar ben ik zeker van. Maar
kom, Mugema, laat deze dwaze ge
dachte varen. Wat zeg je, zullen wij
het kind opkweeken of het hier laten
omkomen
„„Het is my'wel,'vrouw. Wanneer
het u genoegen kan geven, zal ik
tevreden zijn.""
Zoo kwam het dat het king van
Wanyama pleegouders vond, en geen
vrouw in Unyoro kon trotscher op
haar kind zijn dan de vrouw van
Mugema op haren vondeling werd.
Hij kreeg de melk van vrouw, geit
eu koe, en gedijdde wonderbaarlijk;
en toen Mugema den waarzegger
vroeg, welke naam geschiktst voor
hem zou wezen, zeide de wijze man
„Noem hem Kimyera de mach
tige."
Eenige maanden later, toen Kim
yera omtrent een jaar oud was, kwam
Wanyana aan 's pottebakkers huis
om potten voor haar huishouden te
koopenterwijl zij in 't portaal zat,
bezig om den stevigste uit te zoeken
hoorde(Szij binnen een kind schreien.
„Wat, heeft uwe vrouw onlangs een
kind gekregen Toen ik den laatsten
keer u bezocht had ik het niet opge
merkt, noch ervan gehoord, dat zij
waarschijnlijk moeder zou worden."
„„Neen, prinses,"" antwoordde
Mugema, „dat is de kreet van een
kind, dat ik omtrent een jaar geleden
in de kleiput ontdekte.""
Wanyana's hart sprong in haar
op, en voor een oogenblik verloor zij
alle besef waar zij was, Zich met
groote moeite herstellende, verzocht
zij Mugema haar alles van die ge
beurtenis te vertellenmaar terwijl
hij de geschiedenis verhaalde, was
zij druk bezig te overleggen, hoe zij
zich van zijn stilzwijgen zou verze
keren, wanneer zij zich bekend maak
te als de moeder van het kind.
Voor dat Mugema zijn verhaal
eindigde, verzuimde hij niet, aan Wa
nyana te vertellen hoe hij een poos
zijne vrouw ervan had verdacht dat
zij hem bedroogen dat ofschoon hij
geen anderen grond voor het vermoe
den had dan dat de kleiput, waarin
het kind was gevonden zijn eigendom
was, hij nog niet altijd heelemaal ze
ker wasgaarne zou hij dan ook een
langen tijd willen zwoegen voor de
gene, die zijn geest va u dien twijfel
volkomen zon ontlasten, daar, met
uitzondering met dit geval, zijne
vrouw het knapste en beste wijf van
Unyro was.
Wanyana, haar kans schoon ziende,
sprak
„Wel, hoezeer ik mij hield niets
van het kind te weten, zoo weet ik
toch wel van wie het kind is en wie
het in den put legde."
„„Gij prinses!"" riep hij uit.
„Ja, en wanneer gij een eed wilt
zweren op den grooten Muzimu, dat
gij het geheim zult bewaren, zal ik
u den naam der moeder openbaren."
„„Gij hebt mijne beloften van ge
heimhouding op voorwaarde, dat het
kind blijkt niet van mijne vrouw te
zijn. Van wie anders het mag wezen,
maakt mij niets uit; het kind is ge
vonden en is het mijne door recht
van den vinder. Noem nu de moeder,
prinses.""
Wanyana."
„„Van u?""
„Ja, het is pand van innige liefde
en Kalimera van Uganda is zijn vader.
De jonge man behoort tot een der
vier oostelijke stammen van Uganda,
genaamd de Olifantsstam. Hij is de
jongste zoon van den overleden Ko
ning van Uganda. Aan hem verviel,
na zijn vaders dood, zijn moeders
deel, een herdersdistrict ryk aan vee,
niet ver van de grenzen van Unyoro.
Het was toen hij vette kudde hier
te koop aanbood aan Uni, dat hy
mij zag en beminde en ik hem er
kende als mijn heer. 's Konings toorn
vreezende, vluchtte hijen ik werd,
zonder liefde, in de macht van Uni
achtergelaten. Üp een nacht werd
het kind geboren en in de duisternis
sloop ik uit 's konings hof en droeg
het in uwen put. Aan den wijzen
man vertrouwde ik het geheim van
zijne geboorte. Gij weet het overige."
„Prinses, mijne vrouw kwam mij
nooit schooner voor dan nu, en ik
ben mijn verhelderden blik aan u
verschuldigd. Wees kalm en vredig.
Mijne vrouw heeft het kind liei, laat
haar het opkweeken tot gelukkiger
tijden en ik zal er over waken alsof
het mijn eigen was. O, ik ben er zeker
van, het kind zal nog goed betalen
als het opgegroeid is. De woorden
van den wijzen man treden mij nu
in 't hart, en ik zie waardoor het
ons aller fortuin zal brengen. Wanneer
been en spieren een Koning kunnen
maken, is Kimyera's toekomst ver
zekerd. Doch kom binnen om mijne
vrouw te bezoeken en vertrouw uw
verhaal vrij aan hare bescheidenheid
en wijsheid toe.""
Wanyana boog zich terstond over
haar kind, en onder vreugdetranen
maakte zij Mugema's vrouw bekend
met zijne geboorte en verkreeg van
haar de ernstige verzekering, dat er
steeds voor hem zou gezorgd worden
en dat zij hare beste hulp, in weiken
dienst ook, aan Kimyera en zijue
moeder zou bewijzen.
Er ontstond groote vriendschap
tusschen prinses Wanyana en den
pottebakker Mugema en zijn vrouw,
en zij vond dikwijls een voorwendsel
om het kind te bezoeken, dat voor
spoedig opgroeide.
Door den invloed der prinses gingen
de zaken van den pottebakker vooruit
en zijne kudden vermenigvuldigden
zichen toen Kimyera flink en sterk
was opgegroeid, werd de zorg voor
het vee hem door zijnen pleegvader
toevertrouwd, en gaf deze hem een
aantal sterke jongelingen tot hulp.
Met hen oefende Kimyera zich in
mannelijke spelen, totdat hij verba
zend behendig werd in 't werpen
van de speer en het boogschieten en
in het worstelen. Zijne vlugheid
overtrof die van de snebte antiloop
geen dier van de vlakte kon hem
ontsnappen, wanneer hij er opjaagde.
Zijn moed, tentoongespreid in de
verdediging zijner kudde werd spreek
woordelijk onder allen die hem kenden.
Wanneer de kreet van den herder
hem waarschuwde, dat een beest
op de kudde loerde, was Kimyera zon
der tijdverlies zelf in de voorhoede
en met speer en boog gewapend werd
hij vaak overwinnaar.
In het volle gevoel zijner vele be
wonderenswaardige eigenschappen,
kon hij zijne kudden recht door de
korenvelden van de dorpelingen heen-
drijven, en alle tegenwerpingen beant--
woordde hij eenvoudig hiermede, dat
de kudde aan Wanyana, de gelief
koosde vrouw van Uni, toebehoorde.
Het volk behoorde haar ook, evenals
hun koren, en wie kon er zich dus
tegen verzetten, dat Wanyana's vee
Wanyana's koren at?
Daar de faam van zijn sterkte en
moed algemeen bekend was, vergun
den de dorpelingen hem onderdanig
te doen zooals hem lustte.
Naarmate Uni toenam in macht en
dapperheid, verkoelden zyne vriend
schapsbetuigingen voor Wanyana, en
dewijl haar niet die vrijheid werd
toegestaan, die zij vroeger .genoot,
hielden hare bezoeken aan Kimyera op.
Mugema had medelijden met de
moeder en verzon Kimyera met pot
ten te zenden om aan de lieden van
het hof te verkoopen, met strengen
last om elk stukje nieuws, dat be
trekking had op prinses Wanyana,
uit te vinden. Het hart der moeder
zwol van trots, eiken keer als zy haar
zoon zag en zy vond allerlei midde
len uit om de samenkomst te verlen
gen. En telken reize als hy naar huis
terugkeerde bracht hij een ot ander
geschenk van Wanyana mede, zooals
luipaardvellen, koorden van dieren-
klauwen, kralen en krokodillentandon,
gordels van wit apenvel, stukjes aard-
oker of kamhout of zeldzame schel
pen, om aan Mugema en zijne vrouw
te laten zien. En dikwijls placht hij
te zeggen „Wanyana verzocht mij
u te vragen, dit geschenk van haar
aan te nemen als een bewijs van hare
achting," terwijl hij hun dergelijke
voorwerpen vertoonde.
De geschenken zijner moeder stel
den hem in staat, twee fraaie, groote
honden te koopen een was zoo
zwart als steenkool en werd door hem
Msagessa of „Duisterling" genaamd,
de ander was wit als een vlok katoen
en heette Sema-humbi, sf „Boschvlok.
Gij moet weten dat het ter wille van
den hond Duisterling is, dat de Ba-
boonstam van Uganda zoo gesteldis
geworden op zwarte honden en alzoo
de nagedachtenis van Kimyera in
eere houdt.
Eenmaal eigenaar geworden van
Duisterling en Boschvlok, begon hy
zich voor langer poozen van huis te
begeven, terwijl hij de kudden aan de
zorg der herders overliet
Met hen onderzocht hij de vlakten
en bergen en bosschen tot op grooten
afstand van zijn huis. Soms kon hy
voor weken afwezig blyven, en baarde
dan grooten zorg aan zijn vriende
lijke pleegouders. Hoe verder hij ging,
zooveel te meer groeide zijn hartstocht
om te weten wat achter de verste
bergketen, die hij zag, mocht liggen
en wanneer dat ontdekt was, kwam
hij weer in verzoeking eene andere
te verkennen, die op verren afstand
voor hem opdoemde. Met ieder, dien
hij tegenkwam, trad hij in gesprek
en zoo verkreeg hij eene veelzijdige
kenniS van belangrijke zaken, betref
fende land en volk en hoofden. Op
die wijze hij binnen weinig maanden
eiken weg, elke rivier, elk dorp en
eiken stam in de naburige landen
leeren kennen.
Bij zijnen terugkeer van deze koene
tochten werd hij door Mugema en
zijne vrouw stipt ondervraagd naar
hetgeen hij gedaan had maar hij
vermeed] de volle waarheid te geven,
door alleen de jachtavonturen mede
te deolen, die zijne omzwervingen
hadden vergezeld, zoodat zij niets
wisten van de landen, die hij gezien,
of van de afstanden die hij afgelegd
had.
Daar zij echter niet geheel gerust
waren, deelden zij aan Wanyana alles
mede wat hun verhaald was en al
wat zij vermoedden. Toen zocht Wa
nyana verlof te krijgen om een bezoek
te brengen bij den pottebakker en
zijne vrouw en gedurende haar be
zoek vroeg zij aan Kimyera: „Wel,
vertel mij eens, mijn zoon, waarheen
reist gy op die lange dagreizen als
gij om wild uitgaat?"
„„O, ik "reis ver heen door bos
schen en over groene heuvels en
vlakten.""
„Maar is het in de richting van
zons op- of ondergang, is het ten
noorden of ten zuiden van hier?"
Daarop antwoordde hij„ik zoek
gewoonlijk het wild in de richting,
waar de zon opkomt.""
«Ach", zeide Wanyana, «in die
richting ligt Ganda, waar uw vader
woont, en ^vanwaar hij in vroeger
dagen kwam om vee in te ruilen
voor zout en spaden."
„Mijn vader! Hoe heet mijn vader
dan, moeder?""
„Kalimera
„En waar woont hij.""
«Zijn dorp heet Willimera en ligt
nabij de stad Bakka."
„„Bakka! Die stad ken ik, want
op sommige van mijne tochten kwam
ik een heel eind in Uganda en heb
in de bosschen, die den stroom ge
naamd Myanja omzoomen, den lui
paard gejaagd, en over de vlakten
aan de overzijde der rivier is menige
antiloop het slachtoffer van mijn
speer geworden."
„Het is haast ongeloofelijk, mijn
zoon."
„Neen, maar het is waar, moe
der.""
„In dat geval moet ge dicht bij
Willemera geweest zijn, en 't is
jammer, dat gij uw vader niet hebt
gezien en door hem ontvangen zijt."
Weinig dagen later sloeg Kimye
ra zijn gebreiden haverzak over zijue
schouders en verliet met zijn schild,
twee speren eu zijne getrouwe hon
den, Duisterling en Boschvlok, des
pottebakkers huis om zijn aangezicht
nogmaals naar de rivier de Myanja
te richten. Aan het eerste dorp aan
de overzijde van den stroom vroeg
hij aan de inboorlingen of zy Willi
mera kenden en zeide men hem
dat het maar acht uren oostwaarts
lag. den volgenden dag hwam hij er
aan, en rustte dien nacht in de
woning van een der herders van
Kalimera. Hij was heel beminnelijk
tegen zijn gastheer en ontving van
hem de uitgebreidste inlichtingen
van alle zaken, betreffende zijn vader.
Den volgenden dag begon hij zijn
terugtocht naar Unyoro, dat hij in
twee weken bereikte. Hij deelde zijn
goeden uitslag aan Mugema en zijne
pleegmoeder mede, en zij zonden een
boopschapper om Wanyana te ver
wittigen dat Kimyera thuis gekomen
was.
Wanyana, ongeduldig om het
nieuws te hooren, kwam dien avond
in Mugema's huis en smeekte Kim
yera haar alles te vertellen wat hij
gehoord en gezien had.
Wordt vervolgd).
Gedrukt by DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.