Hoe Kimyera koning van Uganda werd. EEN SPROOKJE UIT ZUID-AFRIKA. Naar het Engelsch VAK HENRY M. STANLEY. 4) l „Maar, Koningin Naku, hebt gij bedacht wat het volk hiervan zeggen zal P Kan het niet niet zijn, dat zij zullen vragen: Wie is die vreemde ling die over ons zal heerschen en dat zij woedend op mij zullen zijn en trachten mij te dooden „„Neen. Want gij zijt de zoon van mijns vaders broeder, zooals Mugema mij heeft Terteld en daar mijn vader geen mannelijke erfgena men van zichzelven heeft nagelaten mag zijne dochter, indien zij wil, zich aan den zoon van zijnen broeder verbinden. Kalimera is een jongere broeder van mijn vader. Gij ziet daarom dat gij, Kimyera recht hebt op des konings troon, indien ik, Nan- ku, wil dat het zoo zij."" „En ;lioe denkf gij te handelen, Naku Mijn arm is gereed voor uwe zaak te strijden. Gij hebt slechts te spreken." „„Op deze wijs. Ik zal u nu ver laten,] want ik heb wat te doen voor Sebwana. Wanneer hij weg is zal ik om u zenden, en dan moet gij, als gij komt, zeggen uNaku, ik ben ge- komen.r(Wat kan Kimyera doen voor Koningin Naku En ik zal opstaan en zeggen „Kimyera, kom en zet u op den troon van uws .aders broeder. En dan ;zult gij naar voren komen, driemaal buigen voor mij en zesmaal voor 's Konings troon buigen, en, met uw besten speer in de hand en uw schild,; aan uwen. arm, zult gij naar den troon des [Konings toegaan en, u tot het daar tegenwoordige volk keerende, met luide stem aldus zeg gen Ziet, volk van Ganda, ik ben Kimyera zoon van Kalimera en Wa- nyana van Unyoro.. Ik verklaar bij dezen, dat met haar eigen vrijen wil ik heden Naku, de dochter van mijns vaders broeder, tot ;vrouw neem en mijzelf op 's konings zetel plaats."" „Het is goed, Naku laat het ge schieden naar uwen wensch," ant- antwoordde Kimyera. Naku vertrok en ging nn Sebwana opzoeken en toen zij hem vond. veinsde zij groote smart en veront waardiging. „Hoe komt dat Sebwana? Ik heb. order gegeven dat er goed gezorgd zou worden voor onze gasten en zij van alles wat zij behoefden zouden voorzien worden. Maar dezen morgen onderzoek instellende bespeur ik, dat zij gisteren den ganschen dag alleen gelaten zijn om zich te verwonderen over de plotselinge onverschilligheid voor hunne behoeften. Haast u, mijn vriend, en maak uwe nalatigheid we der goed. Ga naar mijne velden en plantages, verzamel al het beste voor onze gasten, opdat zij zich niet over onze onvriendelijkheid beklagen." Sebwana was verbaasd over dit verwijt van nalatigheid en haastte zich in toorn om de pages op te zoe ken. Maar de pages waren door de goede zorg van Naku afwezig en kon den nergens gevonden worden, zoodat de oude Sebwana verplicht was van enkele ongewapende slaven af te han gen om het vee te drijven en de keurigste schatten van de velden en plantages der koningin ten dienste der vreemdelingen te dragen. Toen Sebwana eindelijk de stad verlaten had, keerde Naku tot Kimy era terug, dien zij met een treurig en troosteloos voorkomen vond. „Wel, wat scheelt u, Kimyera?" vroeg zij. „De troon is nu vacant, wapen u en volg mij naar de gehoor zaal." „Ach, Naku 1 Ik herinnerde mij nu pas, dat ik tot heden niet weet of mijne moeder en goede voedster levend of dood zijn. Misschien wachten zij reikhalzend op mij, ergens nabij de Myanja, of liggen hunne beende ren te verbleeken op eene der groote vlakten, die wij herwaarts komende doortrokken."" „Neen, Kimyera, mijn Heer, dit is geen tijd om te treuren. Denk eens1 eerst om de tegenwoordige behoeften. De zetel van den koning wacht u. Sta op en neem dien in, en morgen is geheel Ganda tot uwen dienst om uwe verloren moeder en voedster te zeeken. Kom, vertraag niet, opdat Sebwana niet terugkeere en zich op ons allen wreke." „„Vrees niet, Naku, het was slechts een voorbijgaande aanval van droef heid, die mijn gemoed vervulde. Seb wana zou wel sterk en dapper moeten zyn om mij van het bezit te ont- rooven, indien Naku aan mijne zijde is."" Dit zeggende kleedde Kimyera zich in oorlogsgewaad met een kroon van haneveeren op het hoofd, terwijl een groot luipaardvel afhing van zijn hals over zijn rug, een gordel van wit apenvel om zijn middel, zijn lichaam en aangezicht schitterend gekleurd met vermiljoen en saffraan. Toen wapende hij zich met twee schitterend blinkende speren van groote lengte en een schild dragende van gedroog- den olifantshuid, dat geen gewone speer kon doorboren, schreed hij achter Koningin Naku naar de gehoor zaal in het koninklijk paleis. Mugema ongeveer evenzoo gewapend, volgde zyn pleegzoon. Terwijl Kimyera fier voortschreed, weerklonk de groote trom van Ganda en hare zware tonen werden wijd en zijd gehoord. Onmiddellijk wapende de bevolking zich in alle haast, daar zjj wel wist dat het samenroepen door den grooten trom eene gewichtige gebeurtenis aankondigde en vulde den grooten voorhof. Zij vond Naku, de Koningin, gezeten in een stoel naast 's Konings zetel, die nu onbezet was, en tegenover haar stond een lange jonge vreemdeling, die zich driemaal voor de Koningin ter aarde boog. Toen zag men hem zesmaal voor den ledigen koningsstoel buigen. Daarna overeind komende stapte hij er naar toe, en wendde toen zijn aan gezicht naar de menigte, die verbaasd toekeek. De jonge vreemdeling, zijne lange speren oplichtende, en zijn schild in een verdedigende houding opheffende, riep luide uit, zoodat allen zijne stem konden hooren „Ziet volk van Ganda! Ik ben Kimyera, zoon von Kalimera en Wanyana van Unyoro. Ik verklaar hierbij, dat met haar eigen vrijen wil ik heden Naku, dochter van mijns vaders broeder, tot vrouw neem, en mij zeiven op 's Konings zetel plaats. Laat allen op straffe des doods 's ko nings bevel gehoorzamen." Toen hij deze toespraak geëindigd had, stapte hij een schrede terug en zat' met waardigheid op den koninklijken troon. Een luid gemompel rees uit de menigte op en men zag het opheffen van schachten en speren, toen Naku opstond en zeide „Yolk van Ganda, open uwe ooren. Ik Naku, wettige koningin van Gan da, verklaar hierbij, dat ik den zoon van mijns vaders broeder heb gevon den, en hem heden, uit eigen vrijen wil en uit groote liefde voor hem, neem voor mijn heer en gemaal. Met volle recht bekleedt Kimyera den koninkljjken zetel. Ik gelast u allen voortaan trouw te zijn aan hem en aan hem alleen." Toen zij hare toespraak geëindigd had, gaf het volk een luide welkomst- kreet aan den nieuwen koning, en zij wuifden met hunne speren en sloegen tegen hunne schilden, ten teeken hunner gewillige getrouwheid aan Koning Kimyera. Den volgenden morgen werden groote legers van sterke mannen naar verschillende richtingen uitgezonden om 'b konings moeder en voedster en Sebarija met de twee koeien, Na- mala en Nakaombeh, te zoeken. Zij hadden last, wanneer deze levend gevonden werden, hen met eer en zorg naar Ganda te brengen en mocht een of ander noodlottig ongeluk hen getroffen hebben, dan moest hun overschot met allen verschuldigden eerbied aan den koning worden ge bracht. Onderwijl was Sebwana naar de plantages vertrokken, en het geroffel van den trom hoorende, giste hij dat Naku hem weggezonden bad, ten gunste van den jongen vreemdeling. Om zich van dit feit te vergewissen zond hij een vertrouwden slaaf om de waarheid van de zaak te ontdek ken, terwijl hij eene plaats opzocht, waar hij ongezien den terugkeer van zijn boodschapper kon afwachten. Toen zijn slaaf terugkwam, hoorde hij de groote gebeurtenis, die gedu rende zyn korte afwezigheid had plaats gegrepen. Daar hem het lot bekend was van hen, die zoo werden afgezet, trok hij zich heimelijk terug naar zyn geboorte-district, alwaar hij vergeten en veilig leefde totdat hij in hoogen ouderdom stierf. Na eenige dagen werden Sebarija en Mugema's vrouw en de twee koeien Namala en Nakaombeh gevon den bij de oevers van Myanja, naast een rotsachtigen berg, die een spelonk bevatte, waarin zij zich teruggetrok ken hadden om in te wonen, totdat zij bericht zouden krijgen van Muge ma en Kimyera. Maar Wanyana, 's konings moeder, was, toen zij brand stof verzamelde nabij de spelonk terwijl Sebarija en de pottebakkers- vrouw afwezig waren, hevig verwond geworden door een luipaard, vóór hare kreten Sebarija tot haar brachten om haar te ontzetten. Korten tijd nadat zij in de spelonk gebracht was, stierf zij aan hare wonden, en werd haar lichaam in zulke pelsen en wind selen gewikkeld als hare vrienden bezaten, opdat Kimyera bij zijn terugkeer tevreden mocht wezen over de wijze van hare aflegging. Kimyera, vergezeld van zijne vrouw Maku en den ouden Mugema, trok met een groot geleide uit Ganda op om het lang verloren tweetal en de overblijfselen van Wanyana te ont vangen. Mugema verheugde zich zeer zijne oude vrouw weder te zien, of schoon hij diep het verlies van zijne vriendin, de prinses, betreurde Wat den koning betreft: wel was zijne smart groot, maar Naku hielp hem door hare liefde zijn groot leed dragen. Er werd een rouwtijd van een heele maan voor het gansche volk voorge schreven en daarna bouwde men te Kagoma een grooten aardhoop boven de overblijfselen der ongelukkige prinses; en Sebarija werd behoorlijk aangesteld als bewaarder van het monument. Sinds dien dag is het altijd de gewoonte gebleven de koningin moeders naast het graf van Wanyana te begraven, en bewaarders van de koninklijke begraafplaats aan te stellen ter nagedachtenis van Sebarija, die 't eerst dien post bekleedde. Zoolang hij leefde werd Sebarija, den eersten dag van elke nieuwe maan, met een bezoek vereerd van Kimyera, die altijd een jongen buffel meebracht al6 geschenk aan den getrouwen koeherder. In die dagen waren de koning en Sebarija gewoon nog eens op hunne fluiten te spelen, zooals zij oudtijds deden, en hunne zetels waren op matten geplaatst op den top van den zandheuvel, terwijl het geleide en de bedienden van den koning en de koningin allen rondom den voet ervan zaten; en dit was de wijze, waarop de herinnering aan Wanyana werd gehuldigd gedurende het leven van haar zoon. Kimyera vestigde zich ten slotte met Koningin Naku te Birra, waar hij een groore stad bouwde. Mugema en zijne vrouw, met hun twee koeien Namala en Nakaombeh, leefden vele jaren nabij het paleis, totdat zy stierven. Duisterling en Boschvlok verge zelden den koning op menige jacht in de vlakte, grenzende aan de Myanja, in de bosschen van Ruwambo en langs de meerlanden, die naar den kant van Bussi uitzienen op hunne beurt stierven ook zij en wer den eervol begraven, vele malen gewikkeld in boombastweefsel. Konin gin Naku, na het leven aan drie zonen geschonken te hebben, stierf bij de geboorte van haar vierde kind en werd met groot eerbewijs nabij Birra begraven; en eindelijk na tot hoogen ouderdom te hebben geleefd, stierf de jagerkoning Kimyera, be treurd door zijn geheele volk. (Slot.) Gedrukt by DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1900 | | pagina 6