De Legende van den slimmen Landschildpad en den Kraanvogel. EEN SPROOKJE UIT ZUID- AFRIKA Natir het Engeltch VAX HENRY M. STANLEY. 4) Het navolgend sprookje van den slimmen Land schildpad en de Kraan vogel vestigde Kadu's naam onder ons, en de Zanzibariers hadden nog nooit zoo'n plezier als dezen avond. „Meester" begon Kadu, nadat wij het ons gemakkelijk hadden gemaakt rondom een helder en knappend vuur, „sommige menschen zeggen dat de dieren niet redeneeren, noch zich kun nen uitdrukken maar ik zou toch wel eens willen weten hoe het komt, dat wij een groote sluwheid in hunne daden opmerken, alsof zij te voren berekenen hoe zij moeten handelen en wat de uitslag zal wezen. „Wij, Waganda's, vinden dat de dieren heel knap zijn. Wij slaan acht op den haan in den hof en de hen met hare kiekens den luipaard, wan neer hij op het punt staat zich op zijne prooi te storten den leeuw als hij zoo aanstonds zal aanvallenden krokodil als hij zich gereed maakt tot zijn loop den buffel in de scha duw, als hij den jager afwachtden olifant als hij op den loer staat en wij zeggen tegen ons zeivenwat zijn zij verstandigOnze legenden vinden allen in zulke dingen haren oorsprong en wij verklaren de hande lingen der dieren doordat wij hunne methode hebben gezienen dan denk ik dat menschen, als zij in de zelfde omstandigheden waren ge plaatst, niet beter hadden kunnen handelen. Nu zult gij wellicht denken dat wij zoo maar flauwe verhaaltjes doen om u te lateu lachen. Het moge zeer onderhoudend zijn over hen te hooren en te praten, maar 't is nog vermakelijker de listen van dieren en insecten waar te nemen en onze oude lieden mogen gaarne de handelingen van dieren aanhalen, om ons, terwijl wij nog kinderen zijn te leeren, wat wij moeten doen. Inderdaad er is bijna geen uitdrukking of zij is ge grond op iets, dat men een dier den een of anderen tijd heeft zien doen. „Het sprookje, dat ik nu op 't punt sta te vertellen is zeer oud in Ugan da. Ik hoorde het als kind, en door het feit dat een Landschildpad zoo listig werd genoemd, heb ik nooit lust gehad een Landschildpad kwaad te doen, en telkenmale als ik er een zie, komt het sprookje in al zijne frischheid voor mijn geest." Een Landschildpad en eene Kraan vogel reisden eens heel gezellig te zamen. Zij begonnen een gesprek doordat de schildpad vroeg „Hoe vaart uwe familie vandaag, juffrouw Kraanvogel „„O, heel wel; Mama, die oud wordt, klaagt nu en dan, dat is al."" „Maar weet ge wel dat het mij in 't oog valt, dat zij zeer vet is zeide Schildpad. „Nu is me daar juist een idee in 't hoofd gekomen, dat ik u toch eens moet voorstellen. Mijne moeder is ook mankeerende en het verveelt mjj erg om dag aan dag hare klachten aan te hooren maar zij is buitengewoon mager en taai, ofschoon zij groot genoeg is. Ik ben benieuwd wat gij van mijn plan zult zeggen. Wij zijn beide hongerig. Laat ons dus heengaan en uwe moeder dooden en haar opeten en morgen zult gij bij mij komen en zullen wij mijne moeder dooden. Zoo doende zullen wij eenige dagen voorzien zijn van vleesch." Waarop de Kraanvogel antwoord de: „„Ik heb veel zin in het plan en stem er in toe. Laten wij er dadelijk op afgaan, want honger is een veel eischendj meester, en de dagen van vasten zijn veelvuldiger dan die van verzadiging."" De moedermoordenaars keerden op hunne schreden terug en aan de woning van Mevrouw Kraanvogel gekomen, grepen de twee wreede schepsels mama Kraanvogel en brach ten haar ter dood. Toen plukten zij haar schoon en deden haar lichaam in den kookpot en Schildpad en Kraanvogel smulden beiden. Schildpad kroop toen naar huis, Kraanvogel overlatende aan den slaap en het verteringsproces. Maar helaas, Kraanvogel werd spoedig heel ziek. Of het gewetenswroegingen waren, die hare spijsvertering verstoorden of niet zij bracht een moeilijken nacht door en verscheidene dagen daarna kwam zij niet uit haar huis. Toen de schildpad de woning zijner mama had bereikt, die in een hollen boom was, riep hij uit „Tu-no-no-no" waarop mevrouw Schildpad zei: „O, dat is mijn kind" en zij liet een touw neer, waaraan de jonge Schidpad zich vast maakte, en zoo werd hij in het nest gehol pen, waar de moeder een heerlijk avondmaal voor hem gereed had ge maakt. Verscheidene dagen later begaf de Schildpad zich door de bosschen naar den poel, waar hij gewoon was te baden, toen hij aan den waterkant juffrouw Kraanvogel ontmoette, die er weer vroolijk en sterk uitzag. Zij riep Schidpad aan en zeidej Zoo ben je daar eindelijk? Ik heb al een poos naar je uitgekeken." „„Ja,"" antwoordde Schildpad, „„daar ben ik, en gijhoe gevoelt gij u? Mijne buren vertelden mij dat gij heel ziek waart."" »0, ik ben heel wel," antwoordde juffrouw Kraanvogel, „maar ik denk dat mijn oude móeder mij niet goed bekwam, en ik was eenige dagen heel ziekmaar nu ben ik verlangend te hooren, wanneer gij nu uw deel zult geven van den koop dien wij sloten?" „„O bedoel je het van kant ma ken van mijne oude moeder?"" „Ja, natuurlijk", antwoordde Kraan vogel, „ik heb ergen honger". „„Wel, wel. Een koopverdrag be hoort men altijd na te komen, want wordt de bloed-eed verbroken, dan volgt daar ongeluk uit. Uw moeders dood rust op mijn hoofd en ik ben van plan uwe gastvrijheid met rente te betalenanders mag mijn schild spoedig zijn bewoner kwijt zijn. Blijf hier zoolang en ik zal haar brengen."" Zoo zeggende vertrok de schild pad en kroop naar eene plaats, waar hij een voorraad gom elastiek voor die gelegenheid in gereedheid had verstopt. Na er een goede massa afgenomen te hebben, keerde hij naar den poel terug, waar Juffrouw Kraanvogel op één poot stond te wachten en genoegelijk te knipoo- gen. „Ik vrees, zuster Kraanvogel", zeide de Schildpad, terwijl hij zijn last nederlegde, dat gij mijne oude moeder taai zult vinden. Zij bleek veel magerder dan ik verwachtte. Daar zit niet meer vet op haar gebeente dan op mijn rug. Maar nu val aan en wees welkom. Er is genoeg. Ik heb geen honger, daar ik juist gedaan heb met eten." Juffrouw Kraanvogel, met haar leege maag, was niet kieskeurig en stapte gretig op het feestmaal toe, dat haar zoo trouw was verschaft en begon aan te vallen op 't geen Schildpad had gebracht. Toen echter het elastiek door de gulzige Kraan vogel zoo werd uitgerekt, sprong het plotseling onder haar poot van daan en terugspringende, sloeg het haar met een pijnlijken slag in 't gezicht. „O, o!" riep de Kraanvogel ver woed door den slag, „je ouwe moeder is schrikkelijk taai". „„Ja, dat is zij. Ik dachtwel.dat zij een beetje taai zou wezen"", antwoordde Schildpad grinnekend, „„maar wees niet verlegen. Eet maar toe en laat het u wel smaken"". Weer rukte Juffrouw Kraanvogel aan het elastiek om het te verscheu ren, maar hoe meer zij het rekte des te heviger waren de slagen, die zij ontving en haar linkeroog was bijna blind. „Wel, heb ik ooit," riep juffrouw Kraanvogel uit „Ze is waarachtig te taai." „„Probeer nog eens,"" riep de Schildpad. „„Probeer nog eens; de aanhouder wint. Ge zult eindelijk wel een zeldzaam en zacht stukje vinden"". Zoo gedrongen, probeerde juffrouw Kraanvogel het nog eens, en een si uk oppakkende, hield zij zich achterover en trok er zoo hard aan, dat, toen het ten laatste losliet, het met zulk eene kracht terugsprong, dat zij spartelende op den grond viel. «Wel, wat scheelt er aan?" vroeg Schildpad, zich heel verbaasd too- nende. „Ze is taai, dat geef ik toe maar zie! onze familie Is beroemd om hare taaiheid. Evenwel, hoe taaier het is, hoe langer duurt het in de maag. Probeer het nog eens, zuster Kraanvogelik waarborg je, dat je 't den volgenden keer wel klaar zult krijgen". „„Loop rondom met je ouwe moe der. Eet haar zelf op. Ik heb mijn bekomst van dat soort van vleesch!"" „Geef je 't op, waarlijk?" zegt de Schildpad. „Wel, wel, 't is jam mer om goed vleesch weg te gooien. Misschien als ik het wat langer bewaar, dat het later wat malscher zal wezen." Aldus scheiden zij. De Schildpad droeg zijn deel van het elastiek den eenen kant uit, en juffrouw Kraan vogel, bitter geërgerd, schreed voor naam den anderen kant uit, maar keek scherp rond naar iets om haren honger te stillen. Toen zij een groot eind had afge legd, vloog een papegaai midden over haar pad, en op een tak in hare nabijheid gaande zitten, riep hij uit „O, koninklijke vogel, zeg, sinds wanneer is elastiek het voedsel ge worden van de familie van de Koningin der vogelen!" „„Wat bedoelt ge, Papegaai?"" vroeg zij. «Wel, ik zag je daar juist aan een stuk elastiek trekken, en toen gij heen wandeldet, droeg Schildpad het weg en ik hoorde hem zeggen" omdat hij de gewoonte heeft zijne gedachten overluid te spreken „O, wat is zuster Kraanvogel dom! Zij denkt dat mijne moeder dood is. Ho, ho, hol wat een domoor!" En den geheelen weg over grinnikte en lachte hij alsof hij vol zoeten wijns was." „Is zijne moeder dan niet dood vroeg juffrouw Kraanvogel. „Dood! Het lijkt er niet naar", antwoordde de Papegaai. Ik zag ouwe moeder Schildpad nog een oogenblik geleden, toen ik voorbij haren boom vloog; zij wachtte op haar kind en het touw is klaar voor zijn geroep van Tu-no-no-no, Ano-no-no, We-no- no-no." „„Ach Papegaai, hoe goed doen mij uwe woorden. Zoodra wij weten wat een ander achter onzen rug zegt, ontdekken wij de ingevingen van zijn hart. De woorden van den Schildpad zijn als de struik, die den valstrik bedekt. Dag Papegaai. Wan neer wij elkaar weer ontmoeten, zul len wij een ander geschiedenisje te vertellen hebben."" Den volgenden dag zag de Schild pad juffrouw Kraanvogel haar huis naderen, en hij kwam een weinig naar voren haar te gemoet. „Wel, zuster Kraanvogel, ik hoop dat je vanmorgen wel vaart?" vroeg hij. „„O ja, dat gaat wel, broeder Schildpad. Maar gij moet mij nu excuseeren; ik heb slecht nieuws van mijne familie. Een broer en zus ter van mij zijn plotseling ziek ge worden en ik ben op weg om ze te bezoeken,"" antwoordde Kraan vogel. „Ach, juffrouw Kraanvogel, dat herinnert mjj aan mijn eigen broer en zuster, die veel jonger zijn dan ik, maar heel zacht en malsch. Wat zoudt ge er van zeggen om nog eens een ander koopcontract te sluiten vroeg de Schildpad met een knipoogje. „„Gij zijt zeer goed, Schildpad. Ik wil er op de wandeling over denken. Ik zal voor morgenmiddag terug zijn en dan zullen wij over onze on derhandeling praten."" Zij waren zeer beleefd tegen elkander toen zij scheidden. Schildpad vertrok voor zijne gewone wandeling naar den poel, jutfrouw Kraanvogel ging hare familie bezoeken, maar mompelde: „Ha, ha, Schildpad, gij zijt groot in 't handel drijven maar ge zult met mij niet overijld een nieuw zaak je doen, voor 't eerste is vereffend." Nadat zij een eindje geloopen had keerde zij plotseling om en kwam aan den voet van Schildpads boom en riep Tu-no-no-no. Ano-no-no. We-no- no-no „„Ach, dat is de stem van mijn kind,"" zei Ma Schildpad tegen zich zelve en liet het koord neer. Juffrouw Kraanvogel pakte het beet en klom naar boven naar 't nest. Ma Schildpad rekte haar hals ver uit om haar kind te verwelko men, maar alvorens zij kon ontdek ken op welke wijze kleine Schildpad zijn gewaad veranderd had sloeg juffrouw Kraanvogel met haar langen scherpen snavel moeder Schildpad zoo tusschen nek en schouder, dat zij in korten tijd zoo dood was als juffrouw Kraanvogels eigene moeder. Het lichaam werd nit het nest ge worpen en viel naar beneden en juflrouw Kraanvogel gleed het snel achterna. Op een stil plekje, beschut door dik kreupelhout maakte juffrouw Kraanvogel een groot vuur aan, waarmede Ma Schildpads dikke schaal gespleten werd. Zij schepte toen het vleesch uit, bracht het naar haar eigen huis en stoofde het in een grooten zwarten pot Den volgenden dag stond juffrouw Kraanvogel op één poot bij den poel, met haren kop half begraven in hare veerenen wie kwam daar juist voorbij De schildpad, bitter schrei ende en zeggende „Ach, mijne moe der is dood. Mijne ouwe moeder is vermoord. Wie wil mij nu helpen Juffrouw Kraanvogel hield zich of zij sliep, maar hoorde elk woord. Toen Schildpad echter dichtbij was, ontwaakte zij plotseling en zeide vroolijk „Och, het is Schildpad, mijn kleine broertje Schildpad. Hoe vaar je vandaag V' Wordt vervolgd). Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1900 | | pagina 6