HAARLEMSCH Eerste BiacL No. 25 144 van WOENSDAG 28 Maart 1900. N ieuwsberichten. Uitgave van DE ERVEN DOOSJES, Gedempte Oudegracht 88. Tweeëntwintigste Jaargang. TSLEFHOONNCMMKE TELEPHONISCHE VERBINDING met AMSTERDAM. ABONNEMENTSPRIJS Per drie maanden—,25. franco p. poet—,40. Aflmnderlijke nommers 3 centen per stuk. PrQg per Advertentie van 1—5 regels f 0.25, elke regel meer 5 cents, groote letters naar plaatsruimte. VERSCHIJNT Dinsdag- en Vrijdagavond. Advertentien worden aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten 12 ure, die alsdan zoo mogelijk nog worden geplaatst. Tweede Kamer. In de zitti g van Vrijdag voortzetting. Het eerst kwam in behandeiing een Dieuw art. 23 bis voorgesteld door de heeren van Kol, Schaper en Troelstra, om ook straf te bedreigen tegen werk gevers die een schoolplichtig kind gedurende den schooltijd arbeid laten verrichten. De heer Troelstra verdedigde dit voorstel. De Min. van Binnenl. zaken, dergelijke handeling van werkgevers zeer onzedelijk achtend, was toch van oordeel, dat dit belang geregeld moet worden in de te herziene Arbeidswet, doch niet in de Leerplichtwet. Bovendien zouden dan ook gestraft worden de werkgevers die de kinderen in den verloftijd veldarbeid lieten verrichten. Aan laatstgenoemde bedenking kwam de heer Troelstra tegemoet, door zijn am. zoo te wijzigen, dat de straf alleen zou slaan, op werkgevers die kinderen laten arbeiden, die zonder verlof de school verzuimen. De heer Kerdijk meende namens de Komm van Rapp. het am. te moeten ontraden, als lig gende buiten de Leerplichtwet. Hij en met hem de heer Bastert vroeg, hoe de werkgever kan weten of het kind boven de 12 jaar van zjjn schoolplicht is ont heven. De Heer Ketelaar ondersteunde het am. wjjzend op de buitenlandsche leerplichtwetten die ook de werkgevers straffen. De heer Troelstra repliceerde en wees er onder anderen op, dat men, volgde men het advies van sommige Sprekers ook van den Min. op, de in voering der Leerplichtwet zou moeten uitstellen tot na de herziening niet alleen der schoolwet, maar ook der arbeidswet. Na mededeeling van den Min. dat her ziening der Arbeidswet niet lang zou uitblijven, werd het am. verworpen met 64 tegen 31 stemmen, Art. 24 werd met kleine wijziging aangenomen. De kontróle maatregelen op het huisonder wijs en op de rezultaten van het onder wijs door den schoolopziener uitgewerkt in art, 25 werden als belachelijk en onmogelijk uitvoerbaar bestreden door den heer De Savornin Lohman, die op verwijdering der bepaling aandrong. De heer Mackay sloot zich daarbij aan. De j Min. betoogde de noodzakelijkheid der |j bepalingen, die mild zijn en zullen beantwoorden aan het doel, dat niet is het de ouders lastig te maken, maar wel om misbruiken te keeren. Het examen der kinderen, die huisonderwijs ontvangen, zal slechts loopen over lezen schrijven en rekenen. Met behoud der waarborgen tegen misbruiken was de Min. bereid de bepalingen te verzachten overeenkomstig een amendement van den heer van Karnebeek, maar hij moest de door den heer Ketelaar voorgestelde wijziging ontraden betreffende de ver plichte toelating van den schoolopziener tot de huislessen. Laatstgenoemde wijzi ging werd toen ingetrokken. Het am. van Karnebeek, om het huisonderwijs zoo weinig mogelijk te bemoeilijken en den schoolopziener alleen bevoegd te verklaren tot optreden, als getwijfeld wordt aan de nakoming der verplichting tot het geven van onderwijs, werd aaagenomen met 85 tegen 9 stemmen. Het gewijzigde art. 35 werd daarop aangenomen met 52 tegen 44 stemmen. Artt. 26 en 27 werden goedgekeurd Op art. 28 (bewijs voor de overtreding der ouders werd een amendement voorgesteld door den heer De Savornin Lohman om tegenspraak toe te laten tegen de ambtseedige verklaring van den school opziener, in welk geval de bewijskracht vervalt. De Min. kon zich met dit am. niet vereenigen omdat elke tegenspraak de wet tot doode letter zou maken, en omdat hij het niet zonder bezwaar achtte voor het systeem der wet. De heer Troelstra keurde de geheele ambtseedige verklaring af als eene juridiesche mon- struoziteit, ten nadeele van den minderen man. De heer Loeff zou tegen het artiekel stemmen, en eischte alleen veroordeeling op wettig en overtuigend bewijs. De heer Kerdijk advizeerde namens de Komm. van Rapp. tot aan neming van het am. Lohman, datdoor den voorsteller nader verdedigd en aangenomen werd met 82 tegen 8 stem men. Art. 28 werd hierop aangenomen met 53 tegen 37 stemmen. Artt. 29—32 werden goedgekeurd. Op art. 33 (bepa lend welke stukken vrij zÜn van zege' en registratie) stelde de heer Rink eene wijziging voor, welke zonder hoofdelijke stemming werd aangenomen, waarna het art. werd goedgekeurd. Het debat was thans genaderd tot nhet herhalings onderwijs». De heer Ketelaar had bezwaar tegen dien naam en stelde als amendement voor te lezen „vervolg In de zitting van Dinsdag 20 Maart weiden de beraadslagingen over het Leerplicht-ontwerp voortgezet, en wel over de artiekelen betreffende het her- halings onderwijs, (gedurende tenminste 96 uren per jaar), en over de daarop voorgestelde amendementen, waaronder een van den heer Ketelaar tot vermee- dering van het aantal lesuren en tot niet verplichting om het onderwijs in de avonduren tegeven en een van den heer Roessingh, om de verplichting te doen eindigen als de klassen van het herhalingsonderwijs zijndoorloopen, ook al is de leeftijd van 15 jaar bereikt. De heer Schaepman bestreed het begin sel van verplicht herhalingsonderwijs over het geheele rjjk. Voor de grond gedachte der wet, als eene sociale nood zakelijkheid, is herhalingsonderwijs, hoe nuttig ook, niet niet strikt noodig, en door het verplicht te maken verkort men het recht der ouders tot het kiezen eener levenstaak voor hunne kinderen. Afge scheiden van wetgevende bedenkingen, heeft Spreker vooral dit bezwaar, dat eene behoorlijke omschrijving van de inrichting van het herhalings onderwijs ontbreekt,- en de bevoegdheden der ge meentebesturen niet omschreven worden. De heer Vermeulen acht verplicht her halings onderwijs een nationale ramp met het oog op de scholen in het algemeen. Het bizonder en het maat schappelijk leven, het onderwijs, de onderwijzers en de leerlingen zullen nutteloos gekweld worden, gelijk Spre ker nader uiteen zette met bekende en nieuwe argumenten, zooals bemoeilijking der opleiding van onderwijzers, de be nadeeling van het bizonder onderwijs dat den nekslag ontvangt door ver plichting tot uitbreiding van personeel. Voorts wees Spreker op de gemoedsbe zwaren der ouders tegen het des avonds op straat zijn hunner kinderen en op de vele adressen tegen dit onderwijs, dat. den schoolstrijd zal verscherpen. De heer De Visser ontwikkelde mede zijn be zwaren, ontleend aan de praktijk, vooral te Amsterdam, en deelde de overtuiging, dat de regeling is ten nadeele van het bizonder onderwijs en tot eenzijdige bevoordeeling der openbare school strekt. De heer Tydeman beschouwt de invoering van herhalings-onderwijs als eene groote zeer noodige verbetering van het volks onderwijs, die geen uitstel kan lijden voor ambachten, bedrijven en beroepen onderwijs". De heer Kerdijk advizeerde gunstig namens de Komm. van Rapp. De Min. zou liever gelezen zien „voortge zet onderwijs". Het am. Ketelaar werd verworpen met 44 tegen 35 stemmen. Wat de paedogiesch-zedelijke zijde be treft, gaf spreker in overweging vrij stelling van herhalings onderwijs te ge ven wanneer ouders uit een eerbaarheids oogpunt daartegen voor hun meisjes be zwaar hebben. De heer Hesselink van Suchfelen heeft de overtuiging, dat de bezwaren tegen het zoo gewenscht her halings onderwijs zijn ongegrond of over dreven en met geringe moeite weg te nemen, vooral de zedelijke bezwaren door b.v. te bepalen, dat het onderwijs voor jongens en meisjes afzonderlijk moet gegeven worden. De heer de Savornin Loh man acht de regeling mede onvolledig en geen wet geschikt voor alle gemeenten als leiddraad voor herhalings onderwijs. Spreker advizeerde hij afzonderlijke wet eene regeling te maken, die bovendien de invoering fakultatief stelt, en daarom drong hij ook aan op wegneming van den titel „herhalings onderwijs." Bij handhaving zou hij voorstellen de be voegdheden van het schooltoezicht te beperken. De heer Kuyper konstatee- rend, dat deze wet herhalingsonderwijs schept waarop leerplcht wordt toegepast, trachtte vooral in het licht te stellen, hoe het huisonderwijs alzoo een deuk ontvangt; de subsidieering van de bij zondere scholen afhankelijk wordt van het herhalings onderwijs, en het bizonder onderwijs aan de macht der gemeente besturen onderworpen wordt. Omtrent het herhalings onderwijs zelf vroeg Spreker inlichtingen aangaande schoolgeld heffing, vrijstellingen, de uit breiding der taak van den schoolopziener, den omvang der onderwijsvakken, tevens betwijfelende, of vooral kleine gemeente besturen wel in staat zijn paedogogie sche regelen voor herhalingsonderwijs te maken. Volgens Spreker levert dit verlengstuk van eenzijdig intellektualis- tisch lager onderwijs geen nationale ontwikkeling. Hij ontkende, dat met deze wet het herhalingsonderwijs zou worden georganizeerd dit blijft aan de gemeentebesturen, die ook niet verplicht moesten worden de regeling gelijktijdig in te voeren. De plattelandsbezwaren niet licht tellend, gaf Spreker in over weging het avond-herhalingsonderwijs te doen vervallen en de gemeenten vrij te laten dit overdag te doen geven geven zonder schade voor het dagonder wijs. Ter tegemoetkoming aan zedelijk heids bezwaren vroeg Spreker opheffing der verplichting voor de meisjes om de school des avonds te bezoeken, en schei ding van herhalings onderwijs van meis jes en jongens. De heer van Karnebeek verklaarde zich in beginsel voor ver plicht herhalingsonderwijs zelfs nog beter dan het voorgestelde. H(j acht echter daarvoor een afzonderlijke regeling noo dig; maar zijne bezwaren tegen het voorgestelde waren zoovele, dat hij geen kans zag ze door amendeering weg te nemen. De heer De Beaufort meende, dat de overtuiging van het nuf van herhalingsonderwijs nog niet genoegzaam in het Nederlandsche volk is doorge drongen, om het reeds thans verplichtend te regelen, daarvoor grijpt het te diep in hetj volksleven, terwijl ook enkele vreemde landen er nog tegen op zien. Overigens sympathiezeeide hij met het overlaten der regeling aau de gemeente besturen. De heer Hennequin beweerde dat hij volksherhalingsonderwijs een weldaad acht en dat deze wet een ekwievallent is voor de ver mindering van den leerplichtduur met 1 jaar. De heer van Gilse verde digde het standpunt van den Minister ten deze en bestreed de bezwaren van de heeren De Savornin Lohman, Kuiper en Yan Karnebeek, als voortspruitende uit onjuiste af gemakkelijk weg te rui men bezwaren. De heer Smeenge deelde deze zienswijze en ontkende, dat herha lingsonderwijs geen sympathie zou kun nen wekken; het tegendeel is het geval mits het goed ingericht zij. Woensdag werden voortgezet de beraad slagingen over het herhalingsonderwijs en de bepalingen met daarop voorge stelde amendementen van de heeren Roes- singh, Ketelaar en Tydeman. De heer Tydeman verklaarde zijn amendementen te hebben voorgesteld ten einde den Min. voor zijn antwoord gelegenheid te geven die in te zien en te overwegen. Spreker lichtte ze nader toe. Ze strekken om lo voor het herhalintrsonderwij* de avonduren niet verplichtend te st. Hen 2o om te vergunnen de 96 lesuren bij geregelden kursus te doen volgen 3o om voor te schrijven het herhalingson derwijs voor meisjes perse over dag te doen geven en 4o om te bepalen, dat voor het herhalingsonderwijs buiten de avonduren slechts twee halve dagen per week mogen besteed worden. De Min. had geen principieele bezwaren tegen deze amendementen en verdedigde het herhalingsonderwijs tegen Dr. Kuyper's kritiek, betoogende dat uniformiteit juist vermeden is door de regeling van vakken, lesuren, aanwijzing van personeel en schoolgeldhelling op te dragen aan de Gemeenteraden, naar plaatselijke behoeften. De Min. moest het voorstel Ketelaar tot vermeerdering van het minimum-aantal lesuren van 96 tot 144 per jaar ontraden. Hij had geen bezwaar tegen uitsluiting van de avondlesuren voor meisjes en was bereid de over gangsbepaling milder te maken De Min. kontasteerde vooral tegenover den heer Vermeulen, dat bij de bepalingen van het herhalingsonderwijs het bijzonder onderwijs in betere konditie is dan het openbaar onderwijs, daar voor de vakken, niet begrepen in het gewoon schoolon derwijs geen akte vereischt wordt. Ook later bij regeling van eventueele subsi dien zal de Min. strijden voor zooveel mogelijke vrijheid van beweging ook voor het bizonder onderwijs. Reden van vrijstelling is o.a. minstens 96 lesuren op een andere school. Vervolgens verdedigde de Min. de onmisbaarheid van het voorgestelde herhalingsonderwijs. Kinderen, die op 12jarigen leeftijd de school verlaten, zijn niet met voldoende kennis toegerust, vooral als men let op de toenemende eischen. Met klein beval de min. het herhalingsonderwijs als een groot volksbelang aan; verwerping zou het leerplicht ontwerp zeer verzwakken. Na bestrijding door den heer Ketelaar

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1900 | | pagina 1