DE LEGENDE
De geschiedenis van Maranda.
De geschiedenis van Kitinda en haar
verstandigen Hond.
VAN
EEN SPROOKJE UIT ZUID-AFRIKA
Naar iet Enyelach
TAN
HENRY M. STANLEY.
2)
Misschien was dat wel de reden
waarom Sukila hem liever niet tot
echtgenoot van zijne dochter had. In
elk geval, hij wilde zijnen prijs met
geen stuk graslinnen verminderen;
ten slotte werd het betaald en ging
Maranda uit haars vaders huis over
in dat van haren echtgenoot. Spoedig
na het huwelijk hoorde men Maranda
schreeuwen, en werd er gefluisterd
dat zij in weinig dagen heel wat van
Malafa had ondervonden en dat er
slagen gehoord waren als van een
roede. Een halve maan verliep en
toen wist het heele dorp, dat Maranda
naar het huis van Busandiya was
gevlucht om de slechte behandeliug
van haar man. Nu is de gewoonte
in zulk een geval dat de vader de
huwelijksgift zijner dochter houdt,
en is het waar dat eene vrouw het
leven met haar mau te zwaar vindt
om te dragen, dan mag zij de be
scherming van het opperhoofd zoeken
en deze mag haar aan een anderen
echtgenoot geven, die haar behoorlijk
wil behandelen.
Maar vóór het opperhoofd den man
had uitgekozen, aan wien hij haar
wilde geven, ging Mafala naar een
krokodil want het bleek, dat hij
Myanga was, een toovenaar die in
betrekking stond zoowel met het krui
pend gedierte te land als met de
riviermonsters en hij kwam met
hem overeen dat hij haar zou vangen
als zij aan de rivier kwam om te
wasschen, en haar naar zekere plek
aan de rivier brengen, waar een hooge
boom was met een groot gat er in.
De krokodil wachtte zijn kans af,
eti greep op een morgen, toen Ma
randa aan het water kwam, haar bij
de hand, slingerde haar op zijnen
rug en droeg haar naar de schuilplaats
in den hollen boom. Toen liet hij haar
daar achter, en zwom naar den tegen-
overgestelden kant van het dorp en
gaf een teeken aan Mafala, dat hij
zijn deel van het verdrag had vol
bracht.
Toen de krokodil weg was, keek
Maranda het gat eenB rond en zag
dat zij in een soort van put was,
maar heel in de hoogte werd de holte
nauwer als de nek van een kalebas
en zij kon bladergn zien en een stukje
lucht. Zij besloot naar boveu te klim
men en ofschoon zij zich krabde,
gelukte het haar ten slotte toch den
top te bereiken en naar buiten in de
open lucht te kruipen. Het was een
breede majestueuse boom en de takken
spreidden zich ver uit en waren be
laden met de zware vrucht waar de
olifanten zoo van houden. Hare eerste
gedachte was, dat zij niet behoefde
te verhongeren, omdat er zoo veel
van deze groote vruchten waren
toen kwam het denkbeeld in haar op,
daar zij zoo groot en zwaar waren,
hoe zij haar van nut konden zijn
om zich te verdedigen en zij verza
melde een groot aantal en legde ze op
een hoop over een eenige stokken,
die zij dwars over de takken had ge
legd.
Het duurde niet lang of daar kwam
Mafala aan eu ontdekte haar in de
hoogte, tusschen het gebladerte en
na haar beschimpt te hebben begon
hij in den boom te klimmen.
Doch toen hij nog maar half was
was, tilde Maranda een der zware
vruchten op en wierp deze op zijn
hoofd en hij viel op den grond dat
hij tolde, terwijl zijn rug erg gekneusd
werd. Toen hij bijkwam verzocht hij
den krokodil hem te helpen, en nu
trachtte deze naar boven te klimmen,
doch toen hij nog maar een klein
eindje heen was, smeet Maranda een
der ollfantsvruchten precies op zijne
snuit, waardoor hij neersmakte. Ma
fala verzocht toen twee groote slan
gen om naar boven te kruipenden
haar naar beneden te brengen, maar
Maranda begroette de eene voor en
de andere na met de zware vrucht
en zij lieten haar liefst aan haar lot
over. Toen vertrok de man om een
luipaard te zoeken, maar terwijl hij
weg was, zag Maranda van haren
boom uit eene kano op de rivier,
twee jonge visschers er in en zij
schreeuwde luid om hulp. De vis-
schers roeiden dichtbij aan wal en
ontdekten dat het Sukila's dochter
de vrouw Mafala was, die alleen op
een grooten boom zat. Zij wachtten
zoo lang totdat zij hare geschiedenis
hadden gehoord en keerden toen
naar het dorp terug om hulp te halen.
Busandiya was zeer verbaasd over
het nieuws van de visschers, en zond
onmiddellijk eene oorlog-kano vol ge
wapende lieden, onder leiding van
haar vader Sukila, om haar te ver
lossen. Door middel van bamboes-
ladders gelukt het hun haar te berei
ken en veilig naar beneden te bren
gen. Terwijl eenige van de krijgslie
den er op uit gingen om Mafela op
te sporen, loerden de anderen naar
den krokodil en de twee slangen. Na
korten tijd werd de wreede man ge
zien en gevangen, en naar den ri
vierkant gebracht, gebonden met
groene biezen. Zijne beenen en ar
men waren stevig vastgebonden, en
nadat Basoko Maranda hare geschie
denis van het begin af had laten
herhalen en Sukila had verteld hoe
zij getrouwd waren, zochten zij naar
groote steenen, die zij aan zijnen
hals bonden; en na hem in de oor-
logs-kano getild te hebben, roeiden
zij naar 't midden van den stroom,
waar zij een doodenlied zongen, en
zetten Mafala daarna over boord en
er is nooit meer iets van hem ge
hoord. Dit is de geheele geschiedenis
van Marauda.
i)
Op een volgenden avond vertelde
Baruti, wiens memorie was opge-
frischt door de belooning, welke er
volgde op een verhaal dat waardig
werd gekeurd om in s' Meester boek te
worden opgeschreven, van Kitinda en
haar verstandigen hond En hij ver
telde zoo goed, dat hij met algemeene
stemmen werd begroet als een der
beste sprookjes-vertellers. Maar het
is mij niet zoo goed overteld, terwijl
ik met mijn potlood in de hand zat
als hij het bij het kampvuur afle
verde. Het verveelde hem toen hij ge
vraagd werd het een weinig langza
mer aan mij voor te zeggen en toon
de duidelijk teekenen van onoplet
tendheid, toen hem verzocht werd
een zin een paar keeren over te zeg
gen. Alles, waarmede ik mij vleien
kan, is dat het den zin bevat van 't
geen er gezegd was.
Kitinda, eene vrouw van Basoko,
nabij de Aruwimi rivier, bezat een
nond, die merkwaardig was om zijn
verstand. Men zeide dat hij zoo knap
was, dat vreemdelingen zijne bewe
gingen zoo goed verstonden alsof hij
met hen sprak en dat Kitinda, die
zijne manieren kende en 't geluid van
zjjn janken, keffen en blaffen, even
gemakkelijk met hem kon praten als
met haar man.
Op een marktdag besloten mees
teres en hond te zamen te gaan en
onderweg vertelde zij al wat zij van
plan was te doen en te zeggen wan
neer zij zich van hare producten
ontdeed in ruil van andere zaken,
die zij in haar huis noodig had. Haar
hond luisterde vol medegevoel, en
toen deelde hij haar op zijne eigene
wijze mee, hoe groot zijne gehecht
heid aan was en er nooit een vriend
zooals hij kon wezenen hij ver
zocht haar dat, wanneer zij ooit in
verlegenheid kwam, zij het aan hem
zeggen zou en hij verzekerde haar
uit al zijne macht haar van dienst
te zullen zijn. „Alleen" zeide hij,
„indien het niet was dat ik vreesde
voor de uitwerking van te knap te
wezen, zou ik u vaker en meer heb
ben kunnen dienen dan ik gedaan
heb."
Wat bedoelt gij"", vroeg Kitanda.
„Wel, ge weet toch, dat onder de
Basoko's verondersteld wordt, dat
als iemand te knap of te gelukkig
of te rijk is zulks van handel in
tooverijen komt, tengevolge waarvan
de lui verbrand worden. Ik vond het
geen aardig denkbeeld verbrand te
worden en daarom heb ik er vaak
van afgezien u te helpen omdat ik
vreesde dat gij uwe verbazing niet
zöudt kunnen bedwingen en er met
de dorpelingen over zoudt babbelen.
Dan zou op een goeden dag, na de
eene of andere werkelijke knappe
daad van mij, het volk zeggen„Hé
dat is geenj hond. Geen hond zou dat
knnnen doen. Het moet een duivel
zijn of een toovenaar in degedaante
van een hond, en dan zouden zij mij
natuurlijk oppakken en verbranden."
»„Hoe onvriendelijk, zulke dingen
van mij te denken. Wanneer heb ik
over u gebabbeld Ik heb echter
veel te veel te doenmijn huiswerk,
mijne planten en het gaan naar de
markt houden mij zoo bezig dat ik
geen tijd zou kunnen vinden om over
mijn hond te babbelen."
„Wel, het is van algemeene be
kendheid dat ik zoo knap ben, en ik
beef dikwijls wanneer vreemdelingen
naar mij kijken en bewonderen, uit
vrees dat een of ander warhoofd zich
verbeelden zal, dat hij iets in mij ziet
dan eeD buitengewoon verstand. Wat
zouden zij intusschen zeggen indien
zij werkelijk wisten hoe bijzonder
scherpzinnig ik ben. De vermaard
heid die ik heb is alleen gekomen
door uwe genegenheid voor mij,
maar ik vrees wees daar zeker
van dat deze overmaat van gene
genheid nog eens kwaad voor u en
mij kan eindigen.
„„Maar zij ge zoo veel knapper
dan ge u reeds betoond heb Indien
ik beloof dat ik nooit meer tegen
iemand over u zal spreken, zult gij
mij dan meer helpen dan gij gedaan
hebt wanneer ik in nood ben?""
„Gij zijt eene vrouw en zoudt niet
kunnen nalaten te praten al pro-
beerdet gij het nog zoo goed."
„„Nu, kijk eens hier, beste hond.
Ik bezweer je, dat wat voor vreemds
gij ook doen moogt, ik sterven wil
en het eerste dier dat mij tegen
komt mij dooden mag, als ik een
woord spreek. Gij zult nu eens zien
dat Kitinda zoo goed zal zijn als
haar woord.
„Heel goed, ik zal u aan uw woord
houden. Ik zal u eiken keer dienen,
als gij hulp noodig hebt, maar spreekt
gij van mijne diensten tegen een ster
veling, dan zijt gij bereid uw leven te
verliezen door het eerste dier, dat
gjj moogt ontmoeten."
Alzoo sloten zij eene plechtige over
eenkomst, terwijl zij naar de markt
reisden.
Kitinda verkocht hare palmolie en
haar gevogelte dien dag zeer voor-
deelig en ontving in ruil slaaprnatten,
een paar uitgesneden bankjes, een
zak maniokmeel, twee groote goed
gebakken en verglaasde kruiken, een
tros rijpe bananen, een paar goede
plantagespaden en eene groote sterke
mand.
Na afloop van de markt verzamel
de zij hare inkoopen en legde ze in
de mand, maar de groote kruiken en
de uitgesneden bankjes gaven haar
veel last Zij kon het meel, de spa
den en de bananen er boven opdoen,
met de matten tot bedekking, maar
de bankjes en de kruiken waren een
groote last. Onderwijl was haar hond
afwezig geweest en er in geslaagd een
jonge antiloop te dooden, die hij naar
haar toesleepte. Hij keek rond en
zag dat de markt was gedaan en de
menschen naar hunne eigene wonin
gen waren teruggekeerd, terwijl zijne
meesteres ijverig zat te overleggen
hoe zij haar eigendom zou inpakken.
Hij hoorde haar klagen over hare
dwaasheid om zulke onhandelbare
en zware dingen te koopen en zich
afvragen hoe zij er mee thuis moest
komen.
Uit medelijden met hare moeite
galoppeerde de hond weg en vond
een man met ledige handen, voor
wien hij kwispelstaartte en wiens
handen hij likte. Toen deze hem
liefkozend klopte, hing hij met zijn
tanden aan zijn kleed en trok hem
zachtjes mee al kwispelstaartend
en heel vriendelijk kijkend. Hij bleef
zoo doen, totdat de man bij het zien
van Kitinda, die stond te kniezen
over hare moeielijkheid, begreep wat
er werd gevraagd en aanbood om de
bankjes en kruiken aan ieder eind
van zijn langen staf over zijne schou
ders te dragen, voor eenige van de
rijpe bananen en logies. Zijpe hulp
werd dankbaar aangenomen en Kitin
da werd dus in staat gesteld haar
huis te bereiken; onderweg vertelde
de man hoe hij er toe gekomen was
naar de marktplaats terug te keeren.
Kitinda was toen in groote ver
zoeking om over de welbekende
knapheid van haren hond uit te wei
den, maar zij herinnerde zich in tijds
hare belofte om niet op hem te bluf
fen.
Toen zij echter het dorp bereikte
en de huisvrouwen uit hare woningen
kwamen, brandende van nieuwsgie-
righetd om het marktnieuws te hoo-
ren, vergat zij, in haren ijver om aan
deze en aan gene alles te vertellen
wat haar overkomen was, en al wat
zij gezien en gehoord hap, hare ge
lofte van dien morgen en begon oogen-
blikkelijk den laatsten wondervollen
trek van haar hond te verhalen, dat
hij een man naar de marktplaats had
meegetroond om haar te helpen, toen
zij dacht dat al haar voordeel in den
handel verloren zou wezen en zij
juist op het punt stond in hare woede
hare fraaie kruiken te verpletteren.
De hond luisterde naar haar verhaal
zag de teekenen van verbazing over
de gezichten van de vrouwen, hoorde
ze uitroepen tegen hare mannen, zag
hoe de mannen onstuimig nanr hem
toekwamen en nauwkeurig naar hem
keken, en hoorde een man uitroepen
„Dat is eeu duivel in een honden
gedaante Hij
Maar de hond had genoeg gehoord.
Hij keerde zich om en liep de bos-
schen in en werd nooit meer in het
dorp gezien.
De volgende marktdag brak aan,
en Kitinda nam weer wat palmolie
en eenige vogels en verliet hare
woning om ze te verruilen tegen
eenige andere huiselijke benoodigd-
heden. Toen zij zoo wat halfweg was,
kwam haar hond uit het bosch, en
na haar beschuldigd te hebben van
hem te hebben verraden aan hare
domme landslieden en alzoo goed
met kwaad te hebben vergolden,
sprong hij op haar en scheurde haar
aan stukken.
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,