DE LEGENDE
De knaap Kinncneli en de Gorilla.
VAN
EEN SPROOKJE UIT ZUID-AFRIKA
Naar het Engeltch
VAN
HENRY M. STANLEY.
2)
Hij vertelde het op deze wijze
In den ouden tijd van Uganda was
er een klein dorp aan den anderen
kant van de Katonga gelogen in
I3uddu, en het volk had bananen en
platanen geplant, die met der tijd
tot een groot bosch opgroeiden en in
overvloed prachtige vruchten oplever
den. Er komt een aangename geur uit
een bananenbosch, wanneer de vrucht
rijp isen gaat de adem van den
wind er dan over, die de reuk naar
u toebrengt, dan weet ik niets dat
or zoo op berekend is om den eetlust
op te wekken, of het moest de geur
van gebraden vleesch zijn. Hoe het
zij, dit moet ook het gevoelen van
een machtig grooten Gorilla geweest
zijn, die op zekeren dag, dat hij
alleen door de bosschen dwaalde,
naar noten zoekende om te eten,
plotseling stilhield, opstond en een
poosje met zijn neus in de richting
van het dorp rondsnoof. Maar zijn
kop schuddende zette hij zich weer
op de vier, om zijne opsporing van
voedsel te hervatten.
Daar kwam weer met eene wind
vlaag een sterke reuk van rijpe bana
nen en hij ging nog eens op zijne
achterpooten staan, en met zijn neus
vooruit haalde hij gretig adem, wreef
zich over de maag en zeide:
„ik dacht het wel. Dien kant uit
zijn bananen en ik moet er wat van
hebben." Neer viel hij op allo vier
en wierp zijne armen met lange
spanningen uit, juist zooals een
visscher een zwaar net intrekt en
er op uit is om de visch het ont
snappen te beletten.
Na een poosje kwam hij aan den
zoom van het bosch, stond stil en
staarde de schoone vrucht aan; die
in groote trossen neerhing. Nu zag
hij iets bewegen. Het was eene
vrouw, heengebogen over eene mand,
waar zij de vrucht netjes inpakte,
zoodat zij eene groote hoeveelheid
in één reis dragen kon.
De Gorrilla bedacht zich niet lang
maar sloop stil op haar toe, sprong
met open armen vooruit en greep
haar. Vóór de vrouw om hulp kon
scbreewen, had hij haar en hare
mand opgetild en wandelde met ze
naar het diepste gedeelte van het
bosschage. Toen hij zijn hol bereikt
had, smeet hij de vrouw op den
grond, zooals gij een stuk vleesch
zoudt wegsmijtendaarna plaatste
hij de mand met bananen vlak bij
zich, drukte haar met zijne twee
achterpooten tegen zijn ronden buik
en begon zich vol te proppen,
onder het pellen van de vrucht
allerlei vreemde geluiden mompelend.
Weldra kwam de vrouw weer bij
haar zinnen, maar in plaats van
zich stil te houden, schreeuwde zij
het uit en trachtte weg te loopen.
Had zij die beweging en dat geweld
niet gemaakt, dan zou zij misschien
stilletjes hebben kunnen wegsluipen,
maar alle dieren worden ongaarne
gestoord onder hun etendus slaak
te Gorilla een kreet van woede en
gaf haar zulk een slag, dat de
adem er schoon uit was. Toen zij
roerloos lag viel hij weer aan, trok
de schillen van de bananen af en
slingerde ze de eene na de andere
zijn wijd keelgat in, totdat er niet
één vrucht meer over was in de
mand, en de dikke buik tot twee
maal haar eersten omvang gezwollen
was. Toen, na zijn poot nog eens
op 't lichaam gelegd te hebben om
te zien of er nog leven in was,
klom hij naar zijn nest in de hoogte
en rolde zich tot een bal om te
slapen.
Toen hij wakker werd, rekte hij
zich uit en geeuwde en naar bene
den kijkende zag hij het lichaam
der vrouw en hare ledige mand, en
herinnerde zich wat er gebeurd was.
Hij klom uit den boom, tilde het
lichaam op en liet het vallen; poen
nam hij de mand op, bekeek haar
van binnen en van buiten, rakelde
de schillen van de bananen op, maar
kon niets meer vinden om te eten.
Hij begon na te denken, krabde
zich op zijn kop, in zijne zijde, op
zijn buik en nam verstrooid nu het
eene ding op, dan h^t andere.
En toen scheen het dat hij een
plan had gemaakt.
Hoe dit zij, hij deed het volgende.
Het was vroeg in den morgen, en
daar er nog geen zon te bekennen
viel, was het koud en de mensche-
lijke wezens moesten zoo wat aan
hun laatsten slaap zijn. Hij stond
op en ging regelrecht op de plan
tage af.
Aan den zoom van het bananen
bosch hoorde hij een haan kraaien;
hij bleef staan om er naar te luis
teren en werd boos.
„Daar steelt iemand mijne bana
nen", zeide hij tegen zichzelf en
meteen wandelde hij in de richting,
waar de haan kraaide.
Hij kwam aan de opene plaats
tegenover het dorp en zag verschei
dene huizen, veel grooter dan zijn
eigen nesten terwijl hij ernaar
keek, werd de deur van één der
woningen geopend en kwam er een
man uit. Hij sloop op hem toe en
vóór hij kon schreeuwen, had de
Gorilla hem in zijn armen gedrukt
totdat zijn ribben kraakten en hij
dood washij smeet hem neer en
trad de hut binnen. Daar zag hij
een vrouw, die bezig was vuur aan
den haard aan te blazen, en hij
pakte haar peet en kneusde haar
totdat er geen leven meer in haar
lichaam was. Daar waren binnen
drie kinderen en er lag een bed op
den grond. Hij behandelde hen op
dezelfde manier, totdat zij allen dood
waren. Toen ging hij naar een an
der huis en versloeg al het volk dat
er in was, den een drukte hij dood,
een ander kneusde hij en gaf hem
een beet met zijne groote tanden,
en er bleef niemand in leven.
Op deze wijs trad hij vijf huizen
binnen en doodde al het volk dat er
in was, maar in het zesde huis
woonde de knaap Kinneneh en zijne
oude moeder.
Kinneneh had zich verbeeld een
ongewoon gerucht te hooren en was
een poosje aan de binnenzijde van
zijne woning gaan staan, met zijne
oogen vlak bij eene spleet in de
rieten deur, toen hij iets zag dat
men half dier half mensch zou kun
nen noemen. Hij wandelde als een
man, maar had do huid van een
dier. Zijne armen waren lang en
zijn lichaam had tweemaal de breedte
en dikte van een volwassen man.
Hij wist niet wat het was en toen
hij het in de huizen zijner buren
zag binnen gaan en die vreemde
geluiden hoorde, werd hij bang,
keerde zich om en wekte zijn moeder,
zeggende
„Moeder, word wakker! daar is een
vreemd groot dier in ons dorp, dat
al ons volk doodt. Word dus spoedig
wakker en volg mij."
„„Maar waarheen zal ik vluchten,
mijn zoon vroeg zij beangst.
„Boven op zolder, en ga plat liggen
op de donkerste plaats" antwoordde
Kinneneh en hij gaf haar het voor
beeld en hielp zijne moeder.
Nu zijn de huizen te Uganda niet
zoo laag van dak als die van de
Kongo, maar heel hoog, zoo hoog
als een boomen zij loopen in eene
punt uit, en dicht bij den top is
een zolder, waar wjj onze netten en
potten bergen en waar onze speer
schachten en bogen tot het seizoen
worden bewaard en ons koren droog
gehouden wordt en groene bananen
in vooraad worden gebracht om rijp
te worden. Op deze donkere, verhe
vene plaats verborg Kinneneh zich-
zelven en zijne moeder en wachtte
in stilte de dingen af.
Het duurde niet lang of de Goril
la stak zijn kop in hun huis en
luisterde, en naar binnen stappende,
stond hij een poosje stil en keek
onderzoekend rond. Hij zag niemand
en hoorde geen beweging, Hij snuf
felde onder het bedgras, in de
zwarte potten en manden, maar er
was geen levend wezen te vinden.
„Ha, ha", riep hij, op zijn borst
stompende als een man die opgeblazen
is geworden. „Nu ben ik de baas
van deze plaats en het grootste van
deze menschennesten zal van mij zijn
en ik zal eiken dag van rijpe bana
nen en platanen smullen, en daar
is niemand die mij kan plagen
ha, ha."
„„Ha, ha"", weergalmde een schel
le, piepende stem na zijne groote bas.
De gorilla keek nog eens rond I'
tusschen de potten en manden, maar
niets vindende, wandelde hij naar
buiten. Na een pooB sprong Kin
neneh den ladder af, keek door het
open rietwerk van de deur, zag
hem het bananenbosch ingaan en
wachtte tot hij met een groote lading
van de vrucht terugkwam. Toen
zag liij hem weer in het boschje
gaan, en terwijl hij zijn moeder be
val stil te blijven liggen en geduldig
te zijn, sloop Kinneneh naar buiten
en beklom den zolder van het huis,
dat de Gorilla voor zijn nest had
uitgekozen, waar hij zich in afwach
ting verschool.
Nu kwam de Gorilla terug met
eene nieuwe lading van de vrucht,
en op zijn achterste neergehurkt,
begon hij deze te pellen en zijn
keel en mond er mee vol te stoppen,
mompelend en grinnekend, terwijl
hij zeide: „Ha, ha! Dat is prachtig!
Volop bananen te eten en alles
alles van mij. Niemand om te zeggen
„Geef mij wat", maar alles alleen
voor mij. Ho, ho! Ik zal alle dagen
smullen. Ha, ha!"
„„Ha, ha,"" weergalmde weer de
fluitende stem.
De Gorilla hield op met eten en
maakte eene leelijke grijns, terwijl
hij luisterde. Toen zeide hij:
„Dat is de tweede keer dat ik
eene kleine stem hoor zeggen„Ha,
ha!" Wanneer ik maar wist waar
hij was, die „Ha, ha!" riep. Ik zou
hem drukken en drukken totdat
hij: „Ugh, ugh" roept."
„„Ugh, ugh""! weergalmde de
kleine stem weer.
De Gorilla sprong overeind, snuf
felde tusschen de potten en manden,
pakte de lijken het een na het ander
op en smeet ze tegen den grond
ging toen naar de andere en zocht
overal, doch kon maar niet ontdekken
wie hem bespot had.
Na korten tijd kwam hij terug en
at een hoop bananen, waaraan twin
tig man genoeg zouden hebben gehad
en daarna ging hij uit, tegen zichzelf
zeggende dat het wel goed zou wezen
het nest met voedsel te vullen, daar
het vervelend was het warme nest
telkens te verlaten als hij verlangde
te eten.
Niet zoodra was hij weg, of Kinne
neh sprong naar beneden en droog
elke tros, die overgelaten was, naar
zijn eigen huis, waar zij op den zolder
werden geborgen voor zijn moeder;
en na haar nogmaals voorgeschreven
te hebben daar stil te blijven, wachtte
hij, door de reten van de deur kijkend.
Weldra zag hij den Gorilla aan
komen met een hoop trossen, waar
voor wel tien man noodig zouden
geweest zijn om ze te dragen en na
dat hij ze in 'thuis van het opperhoofd
had gegooid, keerde hij naar de plan
tage terug om anderen voorraad. Ter
wijl Gorilla bezig was de planten
naar beneden te trekken en de tros
sen er af te plukken, was Kinneneh
vlijtig bezig, om 't geen hij bracht
op den zolder bij zjjue moeder te
brengen. Gorilla maakte op deze wijs
menigen uitstap en bracht groote
hoopen binnen, maar op eene of an
dere wijs bleef zijn voorraad rnaar
klein. Ten laatste waren zijne krach
ten uitgeput, daar hij gevoelde dat hij
dezen dag niet meer kon doen, be
gon hij op te eten wat hij 't laatst
had gebracht, zichzelf belovende het
morgen beter over te doen.
Bij het aanbreken van den dag spoed
de de Gorilla zich naar buiten om
vruchten te halen voor zijn ontbijt,
en Kinneneh gebruikte zijne afwezig
heid om zich boven in zijne woning
te verbergen.
Hij was nog niet lang op zijne
plaats of Gorilla kwam binnen met
eene groote hoeveelheid rijpe vruch
ten en na zich gemakkelijk op zijne
achterste pooten neergezet te hebben
met een grooten tros voor zich, wiegde
hij heen en weer, terwijl hij vrat,
zeggende: „Ha, ha! Nu heb ik weer
volop, en ik zal alles zelf opeten. „Ha,
ha!"
„Ha ha"", weergalmde weer eene
kleine stem en het leek hem zoo
dichtbij en duidelijk toe, dat hij ze
ker was als hij opsrong, het te zpl-
vangen. Daar niemand in huis bleek
te zijn vloog hij woedend naar bui
ten, op zijne tanden knarsend, en
doorzocht de andere woningen, maar
onderwijl droeg Kinneneh de bananen
naar den zolder van Gorilla's woning
en bedekte ze met den boombast.
Kort daarna kwam Gorilla woe
dend en teleurgesteld terug, en
ging zitten om zijn ontbijt, waarmede
hij ternauwernood begonnen was, te
vervolgen, maar toen hij zijne handen
uitstrekte, vond hij slechts de verdor
de schillen van de bananen van
gisteren. Hij zocht en schommelde
erin rónd, maar er was volstrekt
niets eetbaars over. Hij was nu
verschrikkelijk hongerig en boos, en
sprong naar buiten om nieuwen
voorraad te halen, welken hij binnen
bracht en op den grond smeet, zeg
gende
„Ha, ha! Ik zal het nu alles
dadelijk opeten alles alleen, en
dat andere ding, dat mij „Ha, ha"
achterna zegt, zal ik opzoeken en
zóó fijn wrijvenen hij greep eene
rijpe banaan en drukte hem met
zoo'n kracht met zijn poot plat, dat
het moes over hem uitspoot. „Ha,
ha!" riep hij. „„Ha, ha!"" spotte
de scherpe stem, zoo duidelijk, dat
het achter zijn oor vandaan scheen
te komen.
Dat was meer dan hij dragen
konGorilla sprong op en brulde
van woede. Hij slingerde de potten,
de manden, de lijken en het bedgras
door elkaar in zijne woede zoo
luid en dwaas huilende, dat Kinneneh,
boven op zolder, ternauwernood laten
kon hem na te doen. Doch de spotter
kon maar niet gevonden worden en
Gorilla brulde luid in de opene
plaats vóór het dorp en vloog toen
in en uit alle huizen om hem te
zoeken.
Wordt vervolgd).
Gedrukt bq DE ERVEN LOOSJES, te HaarleÉ.