GENADEBROOD.
EEN VISITE.
DOOR
HÉLÈNE SWARTH.
2)
Wat zingen met een dun zwak
stemmetje, dat gauw moe en gevoi
leerd werd; wat bloemen schil
deren met waterverf; voorlezen en
reciteeren en dat was al. En dat
weinige nog middelmatig, want zij
was te lui, te droomerig om haar
best te doen, om iets beters te geven
dan dilettanten-kunst.
Yoor examens huiverde zij. Nu
nog beginnen! die hersens, ongewoon
aan inspanning, dwingen tot de zware
hoofdbrekende studie, waartegen zelfs
meisjes die er van kind af voorbereid
voor worden, tegen opzien! En
toch. met moed, volharding, goe
den wil.
De gehaakte kant was in haar
schoot gegleden de vingers saamge-
strengeld om de knie, tuurde ze in
het vuur.
Die geestdoodende handwerkjes
ookuitgevonden voor de vrouwen
om ze op onschadelijke wijze bezig
te houden, terwijl de mannen beslis
sen over haar wel of wee 1
Maar hoe zou ze er over beginnen
met mevrouw? Juist sloeg de oude
dame de oogen op, verkwikt door
het dutje en 't was nu haast tijd
om aan tafel te gaan.
Onder het diner, was Rity ernstig
en stil. Zij had geen trek en at
zoo goed als niets.
Heb je hoofdpijn? vroeg me
vrouw van IJpenberchen, je moet
maar wat rusten na 't eten, dan
zal je wel opknappen, je ziet een
beetje bleek.
Rusten van 't niets-doen 1 De ba
naal vriendelijke raad prikkelde haar.
Neen, 't was maar beter alles te
bekennen, zoodra ze alleen was met
mevrouw, beter dan langer mokkend
rond te loopen met dat ondragelijk
gevoel van weg willen zijn, flink,
arbeidzaam en vrij, een mensch,
geen tusschending tusschen gezel
schapsdame en permanent logeetje.
Och! mevrouwtje, begon ze
met iets weeks in de stem, ontroerd
en met een erge klopping in de keel,
toen ze alleen waren samen in de kleine
salon, gezelliger en meer uitlokkend
tot vertrouwelijk gesprek dan de
groote deftige eetzaal.
Wat is er, Ryty P zei mevrouw
van IJpenberchen, terwijl zij 't zich
gemakkelijk maakte op de causeuse
van violet fluweel, een écran in de
hand tegen den haardgloed.
Rity vleide zich neer op een lagen
pouf, nam de gele magere hand met
beringde vingers tusschen haar zachte
blanke handen en vertelde zoo goed
mogelijk wat in haar omging.
Eerst kwamen de woorden moeilijk,
maar door haar eigen emotie mee
gesleept, sprak ze al gauw gemakke
lijk en, meende ze, overtuigend.
Zij lette er niet eens op dat mevrouw
van IJpenberchen de hand koeltjes
uit de hare terugtrok.
Toen ze uitgesproken had, glans
den haar oogen vochtig en vragend
in het opgeheven rozerood gezichtje
Strak stonden de gerimpelde trekken
van de oude dame en haar dunne
lippen waren stijf op elkander geperst.
U is toch niet boos? vroeg
Rity angstig, na een zwijgen, dat
beklemmend werd.
Ik had het nooit van je ver
wacht, zei mevrouw van IJpenber
chen, ik dacht dat je 't hier naar
je zin had neen, Rity, dat zoo
iets in je op kon komen mij te
willen verlaten, op mijn ouden dag.
ik die mij zoo aan je hebt gehecht.
de vriendin van je moeder, je
Mijn weldoenster! vulde Rity
haastig aan, o, ik vergeet geen oogen-
blik al wat ik u verschuldigd ben,
ik zal er u altijd dankbaar voor
blijven
Dankbaar! zei mevrouw van
IJpenberchen, gekrenkt en krenkend,
daar geef je me een mooi staaltje
van
O mevrouwriep Rity en de
tranen sprongen haar in de oogen
en zij wrong de slanke handen in
haar scherpe smart, o mevrouw! u
begrijpt me niet, u wil me niet
begrijpen!
Wel zeker, kind, zei de oude
dame uit de hoogte en mot een kouden
blik uit de kleine stekende oogen,
ik begrijp je bestde geest des tijds,
de emancipatie-woede. Je wilt op
eigen wieken drijven, en je weet nog
niet eens of je vleugels je niet in den
steek zullen laten bij de eerste poging
om uit te vliegen. Waar zou je naar
toe en wat zou je eigenlijk begin
nen? Ben jij geschikt voor blokken,
voor examens en onderwijs? Kind, ik
zeg het voor je eigen bestwil, je zou
't niet volhouden, je zou 't niet
kunnen... en wat dan? Je bent im
mers veel te verwend, te verfijnd.
Ja maar, als u u niet over mij
had ontfermd, had ik toch ook moeten
werken en.
Kom, Rity, zet je die muizenis
sen uit het hoofd, zei de oude me-
vrovw en even raakte zij met de
vingertoppen het glanzend haar van
haar protegeetje aan.
En als om een kind af te leiden
van een dwazen wensch, riep zij het
schoothondje Lady, dat zich uitrekte
en kwispelstaartend naderkwam.
Uit gewoonte liet Rity liefkozend
de hand glijden over het sneeuwwit
zijden krulhaar vun het aanhalig
diertje, dat zich behagelijk nestelde
in haar schoot.
Mevrouw van IJpenberchen be
schouwde het onderhoud als geëindigd
en kneep de oogen dicht, trachtend
nog wat te slapen vóór de thee.
En, terwijl Rity, stil en teleurge
steld, bleef zitten met het hondje,
dat haar hand likte en insliep,[begreep
zij dat zij zich nooit, nooit los zou
kunnen maken, dat zij zou blijven
wat zij was, karakterlooze parasiet
evenals het mooie lieve schoothondje.
En tranen van spijt en zelfverachting
sprongen haar in de oogen en rolden
haar langs de wangen, onafgewischt.
En zij vervloekte het woord dat haar
de oogen had geopend, nu zij het toch,
van jaar tot jaar onbekwamer tot
arbeid, haar leven lang zou moeten
eten, het hard te slikken, zilt van
tranen genadebrood.
DOOR
HÉLÈNE SWART.
Annette Verhagen zat behagelijk
in de fluweelen weelde van haar bou
doir. Zij zag er jeugdig uit met haar
mauve japon, die zoo zacht harmo
nieerde met het violet peluche van
het ameublement. Annette kleedde
zich goed en, zooals zij daar lag in
het lage fauteuiltje, spelend met een
gele roos, leek zij het type der ge
lukkige jonge vrouw, waarvoor zij
even gaarne poseerde als anderen voor
miskende en slachtoffer.
Annette was dan ook gelukkig,
waarom zou zij het niet erkennen?
Vertroeteld eenig kind~ rijk mooi
balkoninginnetje, had zij prettig het
leven doorgefladderd' tot Louis Ver
hagen haar vroeg en verkreeg, op de
aanstonds aangenomen voorwaarde,
het verwende meisje „op de handen
te dragen." Louis hield woord en
ontzag zijn teer elegant vrouwtje als
een heel kostbaar breekbaar afgods
beeldje. Annette liet zich beminnen
met de passieve koelheid van haar
kalm egoïst temperament. Zij had
één kind, een meisje van drie jaar,
een beeldige baby, melkwit en koren-
blond, met groote verwonderde hemel-
oogen. Hoewel zij het kind niet
lang in haar bijzijn duldde als ze al
leen was, speelde ze er, als zij haar
jour had, gaarne madonnaatje mee
zij wist wel dat het haar goed
stond.
Vervelend dat er niemand kwam
Zij was juist gestemd tot praten, zij
hoorde niets zoo gaarne als haar eigen
stemgeluid. Zij begon al, met een
zucht van ongeduld, op de Sèvres
pendule te kijken en heen en weer
te loopen, onhoorbaar en voorzichtig
als een poesje, in den kleinen salon
vol tafeltjes met bibelots, toen Lise
van Leiyen werd binnengelaten.
Annette was zóo big dat zij haar
praatlust kon bevredigen dat zij Lise
bizonder vriendelijk ontving. De kleine
Mathy werd ontboden en het come-
dietje van moederliefde aardig en met
succes gespeeld. Lise liet droomerig
de hand over de gladde blonde kin-
derlokken glijden en zei een woordje
nu en dan. Onophoudelijk, als een
ondiep beekje, vloeide gemakkelijk
gebabbel uit den bloeienden kinder
mond van Annette.
Toen Lise heenging, gaf Annette
haar een kus en een roos.
Langs den langsten weg, slenterde
Lize lusteloos naar huis De visite
had haar ontstemd. Zij had zich niet
laten vangen door de hartelijkheid
van mevrouw Verhagen, zij wist heel
goed dat de oppervlakkige Annette
geen vriendschap voor haar voelde en
dat de vertooning van moederliefde
ook maar pose was.
Maar waarom ergerde zij zich nu
zoo aan zulk een alledaagsch ver
schijnsel als die conventioneele lievig
heid?
Zij versnelde den tragen tred, als om
haar wrevel te ontloopen, maar wat
gaf dat De lucht was zwaar en zoel
alsof er onweer broeide, het gracht
water wasemdede iepen lieten hun
loof slap en kwijnend hangen. Zij
voelde zich onmachtig om te strijden
tegen haar melancolische bui.
Benijdde zij Annette? Die gedachte
bliksemde pijnlijk door haar brein. In
haar eenzame vreugdelooze jeugd had
zij zich gewend aan zelfontleding en
elk onedel gevoel was haar hoog
hartigheid een foltering.
En toch, 't was zoo, zij wilde er
de oogen niet voor sluitenhaar
hart was in opstand en vroeg:
Waarom heett zij 'alles en ik niets
Tehuis ging zij dadelijk naar haar
kamer, deed gemakkelijke schoentjes
en een luchtig katoentje aan en strekte
zich uit op de ouderwetsche zwart
trijpen canapee.
Daar lag ze onbewegelijk, de han
den gevouwen boven het hoofd, waarin
treurigheid zeurde, als een zacht
kreunend kind.
Lize had vroeg haar ouders verloren
en was opgevoed door een tante, een
oudere zuster van haar moeder. Tante
Agneta had haar plicht gedaan aan
het kind, meer niet. Eenzaam en
vreugdeloos, was het meisje opge
groeid in de sombere bedompte huis
kamer, als een teere plant in een
vunzigen kelder. De fatsoensbegrippen
der ouderwetsche juffrouw beletten
haar het nichtje, dat haar brood at,
tot onafhankelijkheid op te leiden.
Eene van Leiyen examens afleggen
eene van Leiyen les gevenzulk een
vernedering was ongehoordEer Lise
haar eenige steun ontviel, zou het
meisje wel trouwen en anders, nu,
dan moest zij zich maar alle weelde
ontzeggen.en daaraan was Lise
gewend.
Loom stond Lise op om de roos
in een glas water te zetten, terwijl
zij don fijnen theegeur langzaam in
ademde. Uit gewoonte, meer dan met
den vasten wil, haar gedachten af te
leiden, greep zij naar een boek, het
eerste het beste, en begon te lezen.
't Was een Fransche roman die in
een rykgemeubelde omgeving speelde.
De heldin lag kwijnend en willoos
in de donzen kussens van een zijden
divan verzonken, luisterend naar de
verleidelijke minnetaal van den man
harer beste vriendin.
Lise gooide het boek neer en nam
een ander.
't Was een bundel Engelsche ver
zen; ze bladerde er even in, maar
zij was in geen stemming om die
etherische poëzie te genieten
Als brommende hommels in een
lindeboom, gonsden de ontevreden
gedachten voort in haar hoofd.
Zij voelde zich zwak en klein,
Haar bovenlip krulde van zelfver
achting, haar voet stampte op den
grond van ongeduld.
Zij had zich immers al zoo vroeg
van al het materieele losgemaakt.
Kleefde zij dan nog zoo aan het stof
dat zij geen rijkere kon zien zonder
haar te benijden?
Met wëerzin liet zij haar blikken
gaan over het verschoten behangsel,
de verkleurde gordijnen, de schaar-
sche en ouderwetsche meubels, het
groen en grijs gestreept karpet.
Neen, zij kon 't ook niet helpen;
't was het patriciërbloed der van
Lelyen's dat in opstand kwam tegen
de armoede in dubbelen zin waarin
zij haar dagen moest slijten.
Zij gaf er zich aan over, zij liet
uitschreien wat daar snikte in haar
borst, wat zij altijd zoo moedig be
dwong.
En uit haar gesloten oogleden
spatten, smartelijk en heet, groote
tranen, éen voor éen.
't Werd donker in de kamer en
tegen de ruiten tikten de eerste drup
pels van de dreigende regenbui.
Toen ruischte 't in de boomen, op
den weg en kletterend kwam de
regen neer.
De donder rommelde in de verte.
Een blauwe bliksemstraal lichtte
schichtig, dra gevolgd door een don
derslag.
Nu stroomden de tranen langs
Lise's wangen, haar schouders schok
ten zacht en vrij liet zij de zware
druppels vloeien, zonder ze af te
wisschen.
Dat deed goed.
Toen zij had uitgeweend, hoorde
zij door huis de krijschende stem van
tante Agnette roepen
Lise Lise waar zit je toch
Zij sprong op en en riep terug:
Ik kom dadelijk, tante!
Haastig baadde ze in frisch water
de opgezwollen oogen en spoedde
zich gejaagd de trap af, naar de
bedompte huiskamer, waar tante Ag
neta wrevelig zat te breien aan een
eindelooze sprei.
Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.