„Als de Seringen bloeien"....
DOOR
HÉLÈNE SWARTH.
2)
Mijn geloof in een liefdevol God
werd wel eens erg geschokt in dien
tijd. Waarom moest ik, die niets mis
daan had, zulk een treurig leven lei
den Maar jeugd en hoop dreven
toch telkens boven, op de donkere
wateren van mijn somber heden. Ze
ker, zeker zou er redding komen. Ik
moest maar wachten en vertrouwen,
en moedig dragen wat mij was opge
legd. Was dit niet de beproevingstijd
die God, in zijn ondoorgrondelijke
wijsheid, mij liet doorworstelen, om
mij te geleiden naar het ware geluk
Soms wilde ik roorasch worden en
in een klooster gaan, om den vrede
des harten te zoeken. Dan weer droom
de ik van een groote overweldigende
liefde, die mij gelukkig maken zou.
8 Mei.
Yandaag misschien.'t is ver
rukkelijk weer, een echte voorjaars
dag, een dag om verliefd en gelukkig
te zijn.
Mama is visites gaan maken met
Sophie. Heerlijkik heb den heelen
middag het rjjk alleen. Als hij nu
kwam. ik heb mijn beste japon
aangedaan en toen ik klaar was met
mijn toilet, heb ik een kritischen blik
in den spiegel geworpen. Wel ben
ik wat magerder en wat bleeker ge
worden sinds ik hem 't laatst zag,
maar ik zie er toch nog knap uit
en als hij binnentreedt, zal een vreug
deblos mijn wangen kleuren en een
blijde glans mijn oogen doen schitte
ren.
O dat wachten, dat lange wachten?
dat mat zoo af, dat martelt zool
Den heelen winter heb ik harts
tochtelijk naar de lente verlangd. En
nu is de lente gekomenwaar toeft
mijn liefste dan nog nu
lk grijp weer naar do pen om mijn
onrust te verdrijven, die vlugge stille
pen, die zoo gewillig glijdt over de
blanke bladen van mijn dagboek. Maar
't zal niet vlotten vandaag. Ik ben
zoo gejaagd, telkens spring ik op en
snel naar het raam en tuur door het I
spionnetje.
Daar wordt gescheld
't Is maar een visite voor mama
een vervelende, stijve dame,'ik hoop
dat zij mij niet gezien heeft. Ik had
mijn pen zoo wild neergegooid om
uit te kijken dat een groote inktvlek
het witte papier bezoedelt.
Half driehet visite-uurtjeIk zal
al schrijvend, wachten tot vier.
Mijn hart klopt nog zoo, mijn hand
beeft. Waar was ik ook weer geble
ven? O ja, nu weet ik het weer.
Mathilda vroeg mij te logeeren. Dit
was een uitkomst I Drie weken of
langer uit dat huis, bij mijn lieve
vriendin
Wat was ik eerst verlegenIk had
het onbehagelijk gevoel van een
vreemde eend in de bijt, rnijn toilet
stak zoo ongunstig bij Mathilda's
eleganten eenvoud af en ik was doods
bang, iets verkeerds te doen of te
zeggen. Maar Mathilda's vader was
zoo vriendelijk, de kinderen waren
zoo vroolijk, er heerschte zulk een
ongedwongen opgeruimdheid in het
gezellige huis, dat ik mij weldra vol
komen op mijn gemak voelde.
Een nieuwe wereld opende haar
poorten voor mij. Comedie, concert,
tentoonstellingen van schilderijen, en
de vroolijke drukte van de hoofdstad
waar elke wandeling levende schilde
rijtjes te kust en te keur bood aan
mijn niet verwenden blik 1 Mathilde
verheugde zich in mijn naïeve be
wondering; wat zij en haar vader
voor mij deden was dan ook aan
geen ondankbaar of geblaseerd lo
geetje besteed.
Ondertusschen smeedde mijn lieve
Mathilda groote plannen.
Wat zou het heerlijk zijn, als
je hier kwaamt wonen! zei Mathilda
en met een zucht antwoordde ik
Ja veel te heerlijk om waar
schijnlijk te zijn.
Ik ontmoette eenige heeren bij de
van Beke's, maar geen een die mij
bekoorde. De held van mijn droomen
moest mij verschijnen op een geheel
andere wijze, En zoo geschiedde 't
ook. Er was prachtig ijs en Mathilda
reed mooi schaatsen, vlug en sierlijk.
Zij leerde 't my ook en spoedig had
ook ik er den slag van beet en reed
ik even goed als zij. Op het ijs ont
moetten wij veie jongelui die bij de
van Ëeke's aan huis kwamen en met
wie wij gezellig het wintervermaak
deelden. Maar voor mij was het
zwevend glijden met gewiekte voeten
het eenig genot en gaarne liet ik
de plagende flirt aan mijn geestige
Mathilda over.
Toen kwam de beslissende dag.
Wij hadden lang gereden en het
avondrood kleurde al den helderen
Januari-hemel, waartegen de skelet
ten der magere boomen scherp afsta
ken, zwart tegen de lichte, levendige
rozelucht. Ik voelde mij bizonder
opgewekt. Mathilda had mij gezegd
dat ik mijn „beau jour" had en Wil
lem de Kyzer deed zijn best om mij
van deze waarheid te overtuigen.
Trotsch wierp ik het hoofd in den
nek en met welbehagen ademde ik
de zuivere ijzige lucht in. 't Was
mij te moede alsof een groot geluk
voor mij was weggelegd.
Eensklaps hoorde ik een waarschu
wende stem, die zeker al meermalen
had geklonken eer zij doordrong tot
mijn bewustzijn, want ik voelde een
hand, die mij met een flinken, echt
mannelijken greep bij den arm nam.
Nog dronken van mijn droomen, keek
ik verwonderd op naar den eigenaar
van die aangename stem en van die
warme krachtige hand. En daar zag
ik een slanken, blonden jongeling,
met een gelaat zoo schoon, zoo edel
als bet stralend gelaat van een zonne
god.
Hij lichtte den bonten muts van
zijn goudblonde lokken en veront
schuldigde zich over zijn stoutheid,
wijzend op het gevaar waarin hij
my had zien verkeeren.
Werkelijk had de onbekende mij
het leven gered. Vlak voor mij was
een breede scheur in het ijs, waarin
ik ongetwijfeld reddeloos was verzon
ken, als zijn hand mij niet juist bij
tijds tot staan had gebracht.
O die eerste ontmoeting! Die eerste
blik! Hij bracht mij terug naar Ma
thilda en de andere jongelui. Waarover
wij praatten heugt mij niet. Ik kan
geen geregeld verhaal doen, maar
waartoe dan ook?
Hij kwam bij de van Beke's aan
huis; hij is zoo innemend, iedereen
moest hem wel liefhebben. Hij heet
George van Zwanen, hij was nog
student, en nu moet hij al arts zijn.
Wij kregen elkaar lief. O die avond
toen hij 't mij bekende I
Wat was dat zaligDie gefluisterde
bede om wederliefde, die blijde glans
in zijn mooie blauwe oogen, die eerste
kus, onder den sterrenhemel! O die
gelukkige hoopvolle tijd! 'twas of ik
op de wolken trad, 't was of ik de
sterren kon aanraken.
Plotseling maakte slechte tijding
van huis een einde aan onzen liefde
droom. Papa was ziek, gevaarlijk ziek.
Natuurlijk pakte ik dadelijk mijn
koffer, waarbij Mathilde my hielp en
moed insprak en stoomde ik naar
huis.
De ziekte nam hand over hand
toe. Veertien dagen na mijn tehuis
komst had ik geen vader meer.
George liet niets van zich hooren.
Mama en Sophie waren verbitterd
door het leed. Als in een droom
bewoog ik mij in mijn rouwgewaad
alles was zoo vreemdZulke hevige
aandoeningen waren elkaar zoo snel
en snijdend opgevolgd dat ik er van
duizelde. En langzamerhand begon
ik te twijfelen aan de liefde van
George. Misschien had hij met mij
gecoquetteerd en zag hij er tegen
op, zich voor het leven te verbinden.
Hij was nog zoo jong en elke jongen,
had Mathilde mij geleerd, ziet tegen
woordig zoo erg tegen het huwelijk
op. O, als hij met mijn hart gespeeld
hadneen, dat zou al te ver
schrikkelijk zijn!
Mathilde zag hem zelden en kon
mij weinig inlichtingen geven.
Toen de eerste rouwtijd voorbij
was en de zwaarmoedigheid, die een
sterfgeval zoo lang nalaat in het
huis van den overledene, begon te
wijken voor nieuwe, hoewel nog
schuchtere hoop, ging mijn hart dat
nog zoo dorstte naar liefde en geluk,
weer aan het luchtkasteelen bou
wen.
In December ging ik weer bij de
van Beke's logeeren En de ontvangst
was zoo hartelijk en Mathilde zoo
lief dat ik mij dadelijk weer tehuis
gevoelde en 't mij soms was, alsof
al het gebeurde in den loop van
dat jaar een bange droom was ge
weest en of ik nu pas ontwaakte
in de frissche heldere werkelijkheid.
Deze keer moest ik nu eens lang
blijven, had mijn gulle gastheer ge
zegd en Mathilde deelde mij haar
voornemen mee, mij niet te laten
vertrekken eer ik goed en wel, zij
het dan ook in stilte verloofd was
met George van Zwanen.
Hij kwam een visite maken, zoo
dra hij wist dat ik in de stad was.
Eerst was hij wat vreemd, maar
weldra kwamen wij weer op dreef
en genoot ik weer zoo innig van
zijn geestige, boeiende manier van
spreken en toen hij heenging beloofde
zijn welsprekende blik en zijn war
me handdruk mij zooveel dat ik
opgewonden van vreugde en, vol
gens Mathilde, in den zevenden he
mel was.
Wij hadden een afspraak voor het
ijs. Dag aan dag reden wij samen
schaatsen en toen de dooi eensklaps
inviel, wist George wel wat anders
te verzinnen om mij dagelijks te
zien.
Hij maakte mij het hof; menig
een dacht dat wij verloofd waren.
Maar tot een huwelijks aanzoek kwam
het ondertusschen niet. Eindelijk
moest ik heengaan. Mama had mij
al meer dan eens verzocht om tehuis
te komen; ook vond ik zelve dat
ik niet langer blijven mocht. Ik was
ruim zes weken uitlogeeren. George
had tijd en gelegenheid in overvloed
gehad gehad om het beslissend woord
te sprekenToen ik hem zei dat
ik weer naar huis ging, beloofde hij
aan het station te komen bij mijn
vertrek.
Maar ik was bitter teleurgesteld.
O zonder hoop naar huis te gaan,
uit den warmen zonneschijn, die zijn
heele wezen uitstraalde, in de kille
winternevelen van mijn somber huis
te komen Dien laatsten avond weende
ik mij de oogen rood, aan Mathilde's
schouder geleund, dien nacht smoorde
ik mijn snikken in kussens en dek,
tot ik mij in slaap schreide en
droomde dat George dood was.
Met een angstkreet werd ik wak
ker. 't Was nog vroeg in den mor
gen en ik zou pas om tien uur ver
trekken. Maar ik kon 't niet uithouden
in bed en lang voor het outbijt zat
ik reisvaardag, te peinzen, in den
grauwen morgenstond.
't Was kil en mistig; huiverig
ging ik op mijn koffer zitten, die al
gepakt en gesloten was.
O, waarom kwam George er niet
toe mijn hand te vragen Ik had
geen geld, maar hij hoewel niet rijk,
had genoeg voor ons beiden en een
lange verloving zou mij immers niet
afschrikken, als ik maar eenmaal de
zoete zekerheid bezat van een geluk
kige toekomst aan de zijde van mijn
geliefde.
Mathilde bracht mij naar het sta
tion. George kwam later, pas op 't
laatste oogenblik, met een bouquetje
gele rozen, donkere viooltjes en witte
seringen Tranen sprongen mij in de
oogen. Maar ik drong ze met geweld
terug. Ik reikte hem de hand met
warme verwarde woorden van dank
en toen vroeg hij, zoo dat niemand
anders het hooren kon in de drukte
der komende en vertrekkende treinen
Wanneer zien wij elkaar te
rug?
Ja, wanneer? herhaalde ik, ik
blijf vooreerst tehuis.
Wat hij toen in mijn bleek opge
heven gezicht, in mijn wijd open
angstige oogen las, weet ik niet,
maar terwijl hij mijn hand vurig
drukte beloofde hij
Ik kom, lieveling, vertrouw maar
op je eigen George
lk kom als de seringen bloeien
Drie maanden zijn omgekropen na
die belofte.
En nu staan de seringen in
bloei.
't Slaat daar vijf uur. Vandaag
nietmorgen dan.
11 Mei.
Weer zit ik met de pen en papier
voor my. Wat zal ik schrijven? Als
George wist hoe dat wachten mij
pijn doet! Mijn oogen branden, mijn
ooren suizen, ik zal zeker ziek wor
den als 't nog lang duurt.
Zou hij 't vergeten hebben Zou
hij er tegen opzien, kennis te maken
I met mama en Sophie? Zij zullen
hem toch wel behoorlijk ontvangen.
Mama zal blij zijn als ik verloofd
ben en Sophieerg jaloersch,
maar toch zal ik in haar achting
stijgen. Verloofde meisjes worden
meer geteld in huis.
Juist schreef ik dezen zin toen
Sophie binnenkwam en mij haar
plan mededeelde om liefdezuster te
worden.
Sophie liefdezusterSophie die my
nooit liefde heeft gegeven! Sophie
die nooit een zustor voor mij was!
Ja, waarom niet? antwoordde
zij op mijn verwonderden blik, wat
doe ik hier met mijn leven Amusant
kan je 't hier niet noemen.
Dat moest ik volmondig toestem
men.
En nuttig kan ik mij hier ook
niet makeüals er twee meisjes in
een familie zijn is een genoeg om bij
haar moeder te blijven. Ik heb niets,
jij hebt een vriendin, jij gaat nog
eens uit logeeren, jjj bent nog zoo
jongmaar wat heb ikIk wil
een doel hebben en mij aan de lij
dende menschheid wijdeD.
Ik zei niet veel, maar nu Sophie
met haar naaiwerk in de buiskamer
is gaan zitten, moet ik lachen om
haar idee.
Uit verveling zieken gaan verple
gen, zonder ernstige roeping, zonder
liefderijke toewijding.Nu, zij zal
nog wel afzien van haar plan eer
't zoover komt.
Arme mamawat zou zij 't een
zaam hebben, als Sophie ziekenver
pleegster en ik getrouwd wasEn
voor haar oudste dochter is mama
toch altijd goed geweest; dat heeft
zij niet aan haar verdiend
Arme mama! waarom heeft zij mij
nooit liefgehad?
Wordt vervolgd).
Gedrukt bij DE ERVEN LOÜSJES te Haarlem.