HAARLEMSCH Eerste Blad. Wo. 97 Uitgave van DE ERVEN LOOSJES, Gedempte Oudegracht 88. Tweeentwintigsle .laargang. 144 van WOENSDAG 5 December 1900. N ieu wsberichten. T E L E PH O O N N U M M E R TELBPHONISCHE VERBINDING met AMSTERDAM. ABONNEMENTSPRIJS Per drie maanden,25. franco p. post—,40. Afzonderlijke nommers 3 centen per stuk. Prfi per Advertentie van 1—5 regels f 0.25, elke regel meer 5 cents, greete letters naar plaatsruimte. VERSCHIJNT: Dinsdag- en Vrijdagavond. Advertentiën worden aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten, 12 ure, die alsdan too mogelijk nog worden geplaatst. WETEN EN WERKEN. De veelbezochte Maandagavond bij eenkomsten in Weten en Werken namen Maandag een aanvang en wij rekenen het ons tot een genoegen, uit dezen kring, met zooveel oude bekenden en zooveel jongeren die te samen zoo'n sympathiek kringetje vormen weer wat te mogen bespreken. Over één ding heeft men zich elk jaar te verwonderen, het is het feit, dat elk jaar een dozijn Sprekers bereid worden gevonden om in Weten en Wer ken op te treden, temeer omdat de Ver- eeniging de honorariums laag moet stellen omdat de geldmiddelen hoo- ger niet toelaten. Toch elk jaar twaalf Sprekers, die genegen zijn het beste dat zij bezitten te geven ten dienste van Haarlemsche werklieden. De bijeenkomst werd geopend met een hartelijk woord van welkom door den Heer G. L. van Lennep en daarna trad als Spreker van den avond Dr. Johs. Dyserinck van Rotterdam, al sedert jaren onze eerste Spreker. In verband met den oorlog in China, deelde Spreker een en ander mede over dat groote Rijk in Azië met zjjn driehon derd zestig millioen zielen, slechts dertig millioen minder dan Europa, om vervol gens zich te bepalen tot den grooten wjjsgeer der oudheid Kong-foe-tse of, verlatynscht, Conficius. Conficius werd geboren 551 jr. voor Christus, uit een aanzienlijk, doch ver armd geslacht. Zijn ambtenaars loopbaan begon hij als opziener der akkers en gra nen, wjjdde zich vervolgens aan het onderwijs, terwijl hij ten slotte het in de magistratuur tot opperrechter bracht, een der voornaamste betrekkingen in zijn tijd. Conficius was een man van de praktijk. In zijne uitgebreide geschriften legde hij bijzonder den nadruk op de bevor dering van het zedelijk leven, doch hield zich aan vormen. Volgens zijn leer staat zedelijke reinheid het hoogst. Rechtvaar digheid behoort betracht. Conficius vatte dit beginsel samen inWat gij niet wilt, dat U geschiedt, doe dat ook aan een ander niet. De jeugd leerde hij eerbied voor de ouderen en dezen welwillendheid jegens de jongeren. De Vorst is om het Volk, oordeelde Conficius, eerst het Volk, dan de Vorst. De leer van den grooten wijsgeer vond niet steeds waardeering; het zaad door hem gestrooid, kwam onder zijn leerlingen tot rijpheid. In verband met het medegedeelde hehandelde Spreker vorvolgens de aan leiding tot den tegenwoordigen oorlog, welke Spr., afgezien van de later gepleeg de wanbedrijven, even onrechtvaardig noemt als de Afrikaansche. De Chineezen toch zijn een sober matig volk van vre- delievenden aard. Aan veel van hun on deugden heeft echter Europa schuld Portugal voerde in 1770 bij China de opium in, ondanks het beklag der regeering volgde weldra Engeland dit voorbeeld; het opium-kwaad woedt nog heden voort tot spijt der goedge- zinden. Engeland deed nog meer het wilde China verchristelijken, maar de zendelingen wilden zich niet onderwerpen aan de bestaande wetten en stelden bjj hierdoor ontstane botsingen een Engelsch oorlogsschip in het vooruitzicht. Engeland voornamelijk heeft zich ge drongen in China's buitenlandsche aan gelegenheden en dit, met de bekende denkbeelden der Chineezen moest, men voorspelde het reeds voor jaren tot eene uitbarsting komen en deze is niet uitgebleven. Als bijdrage gaf Spreker op de hem eigen pakkende manier iets over eigen namen. zich in hoofdzaak bepalende tot den Jan-naam. Op geestige wijze werden spreekwazen in herinnering gebracht met Jan in verband, soms opgehelderd door geschiedkundige herinneringen. Voor we 't wisten, was het tien uur. Nog menig jaar moge Dr. Dyserinck als Spreker in onzen kring optreden. Hij kan verzekerd zijn er steeds een aandachtig gehoor te vinden. In de volgende bijeenkomst zal de Heer P. H. Lamberts Jr. van Amster dam de spreekbeurt vervullen. Tweede Kamer. Woensdag opende de waarnemende Voorzitter Mr. Veegens de heer Gleichman was door lichte ongesteldheid verhinderd het debat over de verdere behandeling van de Indische Begrooting. Op aandrang van den heer Van Kol om lotsverbetering van de beambten aan de rezidentie-kan- toren, antwoordde de Min. van Koloniën, dat deze zaak in Indië thuis hoort. Hij betoogde tegen den heer van Kol, dat onze bestuursvestiging in Nieuw Guinea in 1897 geen annexatie of verovering was, en deze bestuurvestiging niet het minste verband houdt met het vermoor den van de bemanning van de Generaal Pel. De heer van Kol betoogde, dat zijn voorstellen waren bewaarheid, en dat hjj de voorstanders van de annexatie er voor verantwoordelijk stelde. Tegen over den twijfel van den heer van Kol of werkelijk de schuldigen zijn gestraft, verklaarde de Minister, dat hij de wijze van handelen der autoriteiten ten volle goedkeurt. De heer De Visser beweerde tegenover den heer van Kol, dat de zendelingen in Guinea niet medewerkten tot bestuurvestiging voor bescherming van eigen persoon, maar uit zucht om kinderen voor moord te vrijwaren. Hoe wel met den heer van Limburg Styrum voorstander van geleidelijke afschaffing van gedwongen cultuur, heeftdeMinister tot dusver van hier uit niet krachtig durven ingrijpen tot oplossing van het koffiekultuur vraagstuk. Het verleden Vrijdag aangehouden art. 18 betrekkelijk den dwangarbeid werd aangenomen met 61 tegen 2 stemmen. De Min. verdedigde de oprichting eener Goevernements guttapercha onderneming op Java, te genover den heer Pjjnacker Hordijk, die in beginsel het voor de zaak wenscheljj- ker achtte, althansvoorloopig, te volstaan met de inrichting van een volledige proeftuin, tot voorlichting en aanmoedi ging van het partikulier initiatief. De post werd goedgekeurd. Uit de gedachten wisseling tusschen den heer Tydeman en den Minister bleek, dat niettegen staande verlaging van den post voor Djati kuituur, bij deze begrooting niets wordt gepraejudiceerd op de wijze der exploitatie voor bosch-cultuur. De heer va» Vlijmen klaagde over belemmering van de vrjje uitoefening van den Katho lieken godsdienst in de Minahassa. De heer van Byland Appeldoornbepleitte de noodzakelijkheid om de zending op Nias te bevorderen. De heer Ketelaar vroeg beurzen voor jongelieden, die het Technicum te Batavia zullen bezoeken, en beter voorbereidend onderwijs. De heeren de Visser, de Waal Malefijt en van Kol bepleitten oprichting van een werkelijk gymnasium te Batavia. De heer de Visser keurde goed het besluit der Regeering omtrent de niet toelating van Katholieke zendelingen in Minahassa, omdat, vooral in het Oostelijk gedeelte van Indië Katholieke en Evangéliesche missieën steeds ieder op eigen gebied werkten. De heer van Kol sloot zich hierbij geheel aan, om botsingen te voorkomen. De Minister beaamde dit ten volle. De zending op Nias, waarvan de Min. het gewicht erkent zal hij gaarne steunen. De Min. verdedigde voorts de voorgenomen onderwijs organizatie af gescheiden van latere beslissing omtrent de opleiding van Indiesche ambtenaren. De heer de Ras zag in de niet-toelating van Katholieke zendelingen in de Mina hassa iabreuk op de vrijheid van gods dienst, wat de Min. pertinent ontkende. De zitting van Donderdag ving aan met het nemen van het besluit, dat, mocht 's middags de beraadslaging over de Indische begrooting niet afloopen, een avondzitting zou worden gehouden. Bij voortzetting van het debat ontkende de Minister tegenover den heer van Kol, dat men voor het inlansch onderwijs te karig zou zijn. De door hem aangegeven radicale wijzigingen in dat onderwjjs zullen ongezwijfeld beter aansluiten aan de zeden en gewoonten der inlanders. Op aandrang van den heer van Kol om Regeeringsmaatregelen te nemen tegen de door stoomvaartmaatschappijen aan gewende middelen om Mekkagangers te krjjgen en om geldelijken steua te verleenen aan het Heilsleger, dat in Indië liefdevol werkt, antwoordde de Min., dat het Heilsleger zich daartoe moest wenden tot de Indische of de Nederlandsche Regeering. Hij achtte het verkeerd, de beweging van bedevaart gangers naar Mekka te belemmeren. Op de klacht van den heer van Kol over de geheel onvoldoende genees- en verlos kundige hulp in Indië, wees de Min. op de geleidelijke verbeteringen. De heer van Kol hield vol, dat jaarlijksch 16.000 vreuwen en 30.000 kinderen stierven wegens gebrek aan verloskundige hulp. Hjj drong aan op verbetering van dezen ellendigen toestand. De heer Verhey wenschte aan eene commissie op te dragen een onderzoek betredende het leggen van een eigen telegraafkabel tusschen Nederland en indië, waarvan de Min., hoewel nadere overweging be lovend, geen bespoediging verwachtte. De Min. verzekerde den heer Verhey, dat verbetering van het vaarwater niet uit het oog wordt verloren. Op aandrang van den heer van Kol om lotsverbetering van het personeel bjj den Waterstaat, antwoordde de Minister, dat de in Indië genomen maatregelen in het voordeel van de opzichters zijn, terwijl architecten reeds in hun diploma een middel hebben om vooruit te komen. De heer van Kol betoogde de urgentie van het algemeen irigatieplan, opdat deze belangrijke wer ken, zoo nauw verband houdend met de welvaart der bevolking, niet langer afhangen van de afwisselende gezindheid der ambtenaren. De heer Conrad, het wenschelijke, maar tevens ook het hoogst moeilijke daarvan inziende, noodigde den heer van Kol uit zijn systeem nader uiteen te zetten in eene vergadering van het Instituut van Ingenieurs. Met groot genoegen nam de heer van Kol de uit- noodiging aan. De Minister achtte het praktiescher op den '.ingeslagen weg voort te gaan, namentlijk met partieele plannen, die aan plaatselijke toestanden kunnen worden getoetst. Omtrent de havenwerken te Soerabaija, op bespoedi ging waarvan de heer Pijnacker Hordijk aandrong, terwijl de heer van Limburg Stirum zuinigheid bepleitte, kon de Minister niets beslist mededeelen, daar de zaak in anderzoek is. De heer Pijn acker Hordijk hoopte, dat de voortzet ting van de Solo valleiwerken niet zal afstuiten op de groote kosten. De heeren Verhey, van Vlijmen en De Ras,inliet algemeen goedkeurende het defensie plan der Regeering, drongen aan op behoud van voldoende maritieme ver dediging en waarschuwde tegen verdere inkrimping van het Europeesche element in de Indiesche krijgsmacht. De heer Van Vlijmen wenschte tevens schepen van grooter gevechtswaarde. Zich ver heugend over de instemming met de defensieplannen, licht de Min. die nader toe, verklarend, dat inkrimping der legertormatie het weerbaarheidsvermo gen niet zal schaden. De Min. van Marine lichtte de taak der zeemacht toe. Bij het verder debat kwam de heer van Kol op tegen de bestraffing van den officier van gezondheid Dr. Eilerts de Haan, wegens het schrijven van een artiekel over mis standen in de Indiesche hospitalen. Over deze zaak kon de Min. zich niet verklaren. Dr. Eilerts de Haan had zich om eer herstel tot de bevoegde autoriteiten te wenden. Hoofdstuk I uitgaoen van Neder landwerd zonder stemming aangenomen, nadat de Min. had aangenomen een amendement van de Komm. van Rapp. toegelicht door den heer Mackay om na art. 59 in te voegen een memoriepost, voor de bijdrage van Nederl. Indië aan de middelen tot dekking van s'Rjjks uitgaven voor 1901. Hoofdstuk II (mid delen in Indië) werd na eenig bebat' evenzoo aangenomen. Hoofdst. middelen in Nederland werd zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De verhooging der Indiesche Begrooting voor den spoor weg van Padalarang naar Krawang lokte tegenspraak uit van den heer van Kol, die deze lijn onnoodig achtte, en meende, dat een verkeerd tracé werd gevolgd. De Min. verdedigde het voorstel. Door den heer Bastert werd voorgesteld, met het oog op 't belang van het onderwerp en ook in overweging nemende het late uur, waardoor het houden eener avond- zitting bezwaarlijk werd, op dat besluit terug te komen, en de vergadering te verdagen tot den volgenden dag 11 uur. De Voorzitter had daartegen geen be zwaar, en aldus werd besloten. Aan de Belgische stations, Erquelines, Charleroi, Namen, Hoei en Luik harte lijke ontvangst met opgewonde toe spraken. In deze laatste stad ging het rumoerig toe; na het vertrek trok een groep studenten gevolgd door zoowat. 300 menschen naar het Britsche con sulaat aan de Rue Louvreux. Voor de woning van den consul gekomen riep

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1900 | | pagina 1