UIT LOGEEREN. WEDERGEKEERD. DOOR HÉLÈNE SWARTH. Thérèsa had verdrietzij had haar eenige vriendin verloren. Zij zou nu maar eens, voor afleiding, uit logeeren gaan. Zij had er niet veel lust in, maar een verzetje zou haar wel op knappen, had papa gezegd en lijdelijk liet zij toe dat hij voor een dag of veertien belet voor haar vroeg bij zijn nichten, twee oude juffrouwen, die op een kleine buitenplaats woon den. Thérèse was de jongste van een vijftal meisjes, het vijfde rad aan de wagen, zooals zij zichzelve met een bitter lachje noemde. Betsy en Emmy, de twee oudsten, waren altijd samen, Mina en Lina hadden geen beter vriendinnen dan elkaar. Thérèse kon dus best een poosje gemist worden. Eigenlijk had ze in 't geheel niet moeten bestaan: zij voelde zich overcompleet. Haar ge boorte was een teleurstelling voor haar ouders geweest. Zij hadden zoo vast en zeker op een zoon gerekend dat er niet eens een meisjesnaam was bedacht, toen Téreèse geboren werd. Zij hadden waarlijk aan vier dochters genoeg en toen vier jaar na Lina, een vijfde kind werd verwacht, moest en zou het late nakomertje een stam houder wezendaarover waren de ouders het eens, met een harmonie die zelden het echtpaar bezielde. Schuchter en eenzelvig, groeide Thérèse op. Ouders en zusters be moeiden zich weinig met haar. Zij was niet mooi, zij was niet geestig, voor geen rouwjapon met krip, geen zwarte sluier wordt gedragen. Maar ze was toch in 't zwart, al vond Betsy 't erg overdreven en Lina mal aanstellerig. Zij droeg een oude zwarte japon af, die wat ros begon te zien en liet een lichte verschoten zomer- japon zwart verven. Den dag vóór haar vertrek ging zij naar het kerkhof en bestrooide het graf met immortellen, die ze onderweg borduren, want ze kon hier toch 's avonds geen boek nemen, zooals ze tehuis deed. Er werd om vijf uur gegeten, de avond zou dus lang zijn. Het eten was nog onsmakelijker dan tehuis. De nichten zaten er warm pjes in, maar waren nog al op de penning, en waarom zouden ze uit halen voor een logeetje, dat tehuis niet verwend was? Thérèse moest had gekocht. Lang bleef zij staren het eenvoudige maar voor lief nemen op den zerk waaronder haar eenige en biersoep en stokvisch eten, al deed troost begraven lag, tot de tranen zij 't ook met tegenzin, uit haar brandende oogen welden en Na het eten werd de lamp laag vloeiden langs haar bleek gezicht, neergedraaid en gingen de nichten in Streelend liet zij de hand glijden hun fauteuil een middagslaapje doen, over den lieven naam, in versch ver- na Thérèse te hebben uitgenoodigd, guide letters op den grauwen steen, ook wat te gaan rusten op haar kamer, plukte een takje van den pasgeplan- Een derde fautueil was er niet in treurwilg en ging toen langzaam weer de huiskamer en Thérèse was mis- naar huis. 't Was een druillige najaarsdag, toen zij wegspoorde. Klam en dampig lagen de velden in een flauw water zonnetje, dat telkens weer wegschool achter laag hangende vuilgrijze wol ken. Het had geregend en 't zou weer regenen; de lucht was drukkend zoel en te vergeefs zochten de bewegelijke neusvleugels en de half open lippen van het meisjegezichtje aan het por tier wat frissche opwekkende buiten lucht. schien moe van de reis. Thérèse stommelde in het donker de trap op, stak een kaars op, in haar kamer, en strekte zich uit op de harde paardenharen canapee. Wat deed ze hier eigenlijk bij die vervelende vreemde menschen Nog was haar koffer niet uitgepakt en nu verlangde ze al weer heen te gaan. Hoe kwamen die veertien dagen nog om En waarover zou ze met de nichten spreken Zij had niet te vertellen, zij had geen enkel punt Toen de trein stilstond aan het van aanraking met de nichten. Hun kleine dorpsstation, keek Thérèse, bij 't uitstappen, een beetje angstig uit naar iemand om haar af te ha len. Nicht Dora, een lange houterige juffrouw met een bril op den grooten haviksneus, kwam haar tegemoet en verwelkomde haar met een harden handdruk. De kruier zou den koffer straks wel brengen, ze konden best loopen, 't was maar een klein eindje. I! Nicht Truida, die tehuis het lo- zij had geen schitterende talenten, geetje opwachtte met een glaasje Haar zusters, hoewel alledaagsche meisjes, stelden haar geheel in de schaduw. Zij waren groot en flink gebouwd, hadden zwaar bruin haar, donkere oogen, frissche wangen, praat ten levendig en lachten luid. Thérèse was tenger en klein, had aschblond haar, lichtgrijze oogen, een smal wit gezichtje en een zachte stem. Betsy was mama's rechterhand keuken, mangel- en provisiekamer waren haar onbetwist domein. Emmy knipte handig japonnen en maakte netjes hoeden op. Mina zong en Lina schilderde bloemetjes en vogeltjes op doosjes en portefeuilles. Piano tokkelden ze alle vier. Toen Thérèse nog een klein school meisje was, verloor haar vader heel wat geld in zaken. Wat voor de opvoeding der andere meisjes was gedaan, kon bijgevolge onmogelijk voor de jongste gedaan worden. Voor teeken- en pianolessen was geen geld disponibel. Dat was dan ook overbo dig, want er zat toch zeker niet veel bij dat droomerig kind't zou maar geld in 't water gegooid zijn. Thérèse zocht haar troost in boeken en werd nog stiller en atgetrokkener door het overmatig lezen, tot er voor 't eerst wat zonneschijn in haar som ber leven kwam, toen ze een vrien din vond, aan wie zij de volheid van haar eenzaam hart kon uitstorten. Uit deze eerste vreugde van haar leven was een groot leed geboren. Haar lieve Marie was dood. 't Was nu al drie maanden ge leden en de eerste scherpe pijn was in doffe mistroostigheid overgegaan. Zij liep door het huis alsof ze iets zocht, onrustig en toch loom, of zat te staren op haar boek, tot haar de letters voor de oogen dansten en haar groote grijze oogen zonken al dieper en schenen al grooter in het vermagerend gelaat. Haar smart was een smart die niet erkend wordt door de wereld, waar zelfgemaakte anisette en hard huis gebak in een zwartgelakt trommel tje was het evenbeeld van haar zu ster. Thérèse was dankbaar dat do beiden nichten niet eveneens gekleed waren, anders had zij ze moeilijk kun nen onderscheiden. Nicht Truida, die de jongste was, droeg een donker groene japon en een groote bloed koralen broche, terwijl nicht Dora de voorkeur gaf aan donkerbruin met een reuzige oxydee speld. Thérèse voelde de nietigheid van haar klein fijn figuurtje naast haar groote nichten en haar natuurlijke verlegenheid werd nog door dien indruk verhoogd. Na de beleefdheidsvragen naar den respectieven welstand van ouders en zusters, luisterde Thérèse, met een mislukte poging tot belangstelling, naar een omstandig verhaal van nicht Truida, telkens in de rede gevallen door nicht Dora die altijd alles beter wist. Aangezien het verhaal menschen betrof die Thérèse wildvreemd waren, kon zij niets doen dan geduldig lui steren. 't Was een uitkomst toen de kruier met haar kofler kwam en nicht Truida haar permissie gaf om zich wat te gaan opknappen voor het eten. Nicht Dora wees haar de logeerka mer. Een bedompte vochtlucht kwam haar al dadelijk tegemoet, en eer ze aan haar toilet begon, schoof ze het stroeve venster open en keek naar buiten, waar de boomen, roestig bruin en dofgeel, voor zoover zij nog met bladeren bekleed waren, zich schenen te vervelen in den mistigen motregen, die het bleeke waterzonnetje vervan gen had. Bjjtijds bedacht zij dat het onbe leefd zou zijn, lang boven te blijven. Zij nam het noodige uit haar koffer en repte zich met haar eenvoudig toilet. Zij had zakdoeken meegebacht, die zij voor haar vader zou zoomen en lectuur was zeker de hare nietmis schien lazen ze ook niet veel meer dan de cournt en den bijbel. Zij stond op van de canapee, want zij bleef klaar wakker, niet gewend aan dutjes, en zij haalde uit haar koffer een boek, om wat te lezen bij het flikkerend kaarslicht. Maar de vreemdheid van haar omgeving be lette haar gedachten zich te bepalen bij den weinig boeienden Engelschen roman. Zij gaf het op en pakte, al zuchtend, verder haar koffer uit, be keek de ouderwetsche staalgravuren, geel van vochtvlekken, voorstellend een paar hakerig stijve juffertjes in een landelijke omgeving, de eene spe- lend met een lam en de andere met een duifje. Toen gingze, uit verveling, maar weer naar beneden. De oude juffrouwen bleven nog even dutten, en namen toen, met een bescheiden gaap, hun vaste plaats in aan de ronde tafel met een rood en zwart tafelkleed bedekt. Nicht Truida die de honneurs van het theeblad waarnam, haalde een haakwerk en tante Dora een breikous te voorschijn. Thérèse bracht het gesprek op boeken. Ja, zie je, ik krijg zoo'n slaap 1 als ik lees, bekende nicht Dora. Nu, ik lees wel graag een stich telijk boek, zei nicht Truida, maar geen wereldsche romannetjes. Houdt jij van lezen, kind, doe dan maar gerust of je thuis was. We hebben hier een boekenrekje vol. Thérèse monsterde met een blik de groene en zwarte bandjes. De poëzie was er vertegenwoordigd door eenige bundels stichtelijke gedichten van Ten Kate, proza door een reeks preekenbundels, christelijke almanak ken en dergelijke vrome lectuur. Zij hadden geen portefeuille van het leesgezelschap. Het litterair gesprek wou niet vlotten. Nicht Truida vertelde van den dood van haar kanarie en nicht Dora van den dood van haar poes. Deze verliezen hadden hun zenuwen onlangs erg geschokt en beiden zucht ten nog met een treurig hoofdschudden bij de erinnering. Na de thee werd er domino gespeeld en klokke half elf ging ieder naar bed. Do taaie, saaie avond was dus om. Thérèse gaapte en rekte zich de armen bijna uit het lid. Hoewel zij nog geen slaap had, ging ze maar naar bed, na het portretje van haar lieve Marie gekust te hebben. Lang lag zij wakker in de kilheid der voch tige lakens, denzelfden gedachten- kring ronddraaiend in haar hoofd, in dit vreemde bed als tehuis in baar eigen kamertje, en eindelijk loste zich de extra-zenuwachtigheid van de reis, de gedwongen conver satie en het vage verlangen naar hartelijkheid in stille tranen op. Langzaam kropen de dagen om. van wandelen kwam niet veel, want de nichten vonden er niet veel heil in, met overschoenen en regenmantel een verkoudheid op te doen in de vochtige bosschen. Den laatsten dag vóór haar vertrek voelde Thérèse zich opgewekter, omdat de zon eindelijk scheen en omdat zij haar koffer gepakt had. Nu maakte zij met nicht Truida voor 't eerst een mooie wandeling en dronk de melancolieke schoonheid der wazi ge, goudbeschenen herfstnatuur in. Zij lette er niet op dat haar over schoenen bleven steken in de klei, dat er een slijkrand aan haar beste japon kwam, dat de takken die zij omboog haar in 't gezicht sloegen. Zij keek naar de drijvende zilverwol ken, naar de donkere dennen, waarin de wind meewarig suisde en zij was heel stil en idealiseerde haar rouw om Marie. Toen begreep zij het innig genot dat haar het buitenleven zou kunnen geven, nu zij weer heenging naar de stad, waar zij moest leven, naar het huis waar geen mensch naar haar verlangde. Maar de nichten zouden haar niet te logeeren vragen, als 't weer zo mer was. Gastvrouwen en logee wa ren elkaar vreemd gebleven en bij het afscheid nemen sprak geen van drieën van wederzien. Toen de trein wegreed, met den schrillen gil van den stoomfluit, leun de Thérèse uit het portier en wuifde vriendelijk de nichten vaarwel. Maar toen de oude juffrouwen niet meer zichtbaar waren, stierf de gedwongen glimlach weg uit haar bleek gezichtje. Zij was met haar smart gekomen, zij was met haar smart weer heen gegaan. En treurend over Marie, was 't haar alsof ze altijd zou blijven treuren. Als de koeien op het land, dat de trein doorstoomde, herkauwde ze, in de leegte van haar leven, dat éene, groote, onvergetelijke leed. DOOK HÉLÈNE SWARTH. 1) Het grijze schemerlicht van den mistigen winterdag vulde de kamer, waar niets bewoog, bij het koperen haardje, stil starend in het zachtrood glimmend vuur, zat Emilie, slank in het zwart, de witte handen in den schoot, te spelen met een roode tulp. Hij was dus weer terug in het vaderland, dat hij terwille van haar had verlaten. Zij zou hem dus weder zien, wie weet hoe spoedig al! Zij stond op, met iets droomerigs in den tragen slependen gang der tengere voetjes op het mollig tapjjt en hield stil voor den grooten spiegel, die het laatste licht in zich opnam. In de zilveren leegte van den spie gel verscheen baar beeld, dat zij met aandacht beschouwde. Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1900 | | pagina 6