DE WIJSGEER.
yin.
DOOR
J. EIGENHUIS.
6)
Klaas Kwast stapte, zgn hoofd
rechthoekig vooruit, het „Wapen van
Waterkerk" binnen, het platte bul
honden-gezicht verlegen heen en weer
wendend, om het terrein te verken
nen. De tijd heugde hem niet, dat
hg in een herberg geweest was on
besluiteloos bleef hg staan, tot het
veilige gezicht van1 Jan Verspaan
naar hem opzag en hem wenkte.
Met zgn groote witgeschuurde klom
pen klotste hg over den houten vloer i
tusschen de twee rgen stoelen door.
„Kom hier zitten, jö I" schreeuwde
Jan, „vlak vooran, dan kan je den
spreker goed verstaan, je bent nog
al doovig."
Klaas zette zich neer en nam den
boel eris op, om wat te wennen. Van
een kamer achter de zaal waren de
groote deuren opengeschoven en stond
een katheder op den Spreker te wach
ten. Het bestuur der anti-revolution-
naire kiesvereeuiging zat er om heen
geschaard, als de ouderlingen om den
preekstoel; baas Holm met zgu in
gevallen borst en krommen rug zedig
half verscholen achter het preekge-
stoelte, maar de voorzitter, de oude
Gortzak, met zijn vet-glanzend ge
zicht vriendelijk glimlachende,vertoon
de zich in zijn heele breedte aan de
zaal, rustig en zelfbewust do handen
op den buik geveuwen.
Voortdurend kwamen er menschen
de deur binnen, nu heele zwermen
tegelgk. Daar had weer een troepje
liberalen, Lodewgk Duikers en zijn
clubje. „Arme jongens," lachte Klaas
tegen Jan, „wat zullen ze op 'r tab
berd krggen."
„Nou, want 't rnot een baassie
wezen," beaamde Jan, op den spreker
doelend.
De notaris vertoonde zijn klein,
bewegenlgk muizengezichtje in de
deur, zich op de teenen verheffend
om de zaal te overzien, waarna hij
links en rechts amicale groetjes wer
pend, op Duikers afstevende, wicn
hij gul de hand drukte onder het
fluisteren van een grap over den
spreker, inr. Van Hanmland, „die ze
nou eris wat zal komen wijs maken."
Lodewgk lachte met grove rimpels
in het harde vel van zijn stoppelgo-
zicht, en Jaap Loenen, een van Dui
kers clubje, schreeuwde met zgn grove
ruwe stem: „Zoo is .t mijnheer, zoo
is 't. Ha, ha, allemaal boerenbedrog."
Klaas Kwast en anderen ergerden
zich geweldig en de breede kop van
den forschen klompenmaker stak zoo
dreigend vooruit, of lig er mee door
het troepje schimpers heen rammeien
wou.
Meestal plaatsten partijgenooten
zich bg elkander, zoodat de voorzitter
Gortzak bg zich zelf de opmerking
kon maken, dat zijn partij wel drie
kwart van de plaatsen innam, en
dat de tegenstanders elkaar niet
vriendelgk aanzagen.
En zoo was het ook. Na de kies
recht-uitbreiding was Waterkerk in
twee kampen verdeeld, beide onder
aanvoering van eminente leiders, no
taris Erfzegel en dominee Deurstra,
die elkander in kiesvergaderingen
en in hun organen de Nieuwe en
Oude Poelbode tot heil en meer
dere ontwikkeling der goede Water
kerkers heftig te lijf gingen' meestal
in vrg ongure termen. Lodewgk Dui
kers, die toch altijd zich tot bespie
gelen en reformeeren aangetrokken
voelde, had zich door zgn tegen
standers zeiden „malle, verwarde"
- heftige artikelen in de Nieuwe
Poelbode doen kennen als een woe
dend man van den vooruitgang,
een dragor van de groote ideeën, die
tot nog toe maar alleen in de lucht
hadden gezweefd. In de klompen-
schuur van baas Helm leverde hg
geduchte veldslagen tegen de dompers,
zooals Jaap Loenen bg voorkeur
schold, maar in de schoenmakers
werkplaats van Herman Gurkie
de eenige Israëliet in Waterkerk
ontplooide hg eerst al zgn heerlgke
talenten. Daar ontwikkelde *-g voor
Herman, Jaap Loenen en diens zes
zonen en voor wie zich door het
weldadige licht van den wgsgeer
wilden laten beschijnen, al de visioe-
den, die in zijn bijna vijftigjarig leven
van denken en denken al bij hem
waren opgerezen over toekomstig
regeeringsbeleid in zake gemeente
en rijk. En met notaris Erfzegel had
hg de liberale kiesvereeniging „Ver
lichting" opgericht, om die een wig
te doen zijn in het massieve lichaam
van dit anti revolutionnaire Water
kerk.
Zoo zaten ze, beiden partgen onder
een sigaar en borreltje, den geachten
spreker te verbeidon en wederkeerig,
tot meerdere stichting, halfluid hate-
lgkheden tegen personen en beginse
len op te disschen.
„Kijk, dat kleine Onderendje-van-
de-Wereld," schaterde Jan Verspaan
hot uit tegen Klaas, zijn pet achter
over zgn zwarte, sluike haarpieken
schuivend van plezier, „wat zie ie
raannig te kijken met het boek en
het potlood klaar."
Kwast brulde het uit bij het dwaze
gezicht: een klein mannetje mot een
idioot gezichtje en groote, tot een
snuit verlengde lippen, had zich reeds
in de houding van een woedend re
porter gezet, ofschoon nog geen spre
ker te zien was „malle Jantje Knijp,"
zooals de boeren hem gewoonlijk
noemden, mogelgk om zijn onooge-
lgk voorkomen en misvormde gestalte
of om de stadhuiswoorden, die hg
bezigde en waarmee ze hem voor den
gek hielden. Zoo sprak hg nooit van
„ziek zgn," maar bij voorkeur van
„laboreeren," ook van „arriveoren,"
„het Communaal bestuur," en met
alle groote woorden, die in zijn leven
tje tegen hom opliepen. Hg behoorde
ook tot Lodewijk's vereerders. Mis
schien was de bgnaam, waarmee Jan
Verspaan hem aanduidde, wel oen
verbastering van een of anderen dik
ken term, die hij eens gebezigd had.
Zgn vader, welke trots had rondge
zien of de vergadering wol den ge
leerden zoon bemerkte, die daar zoo
gewapend den aanval van den spreker
afwachtte, keerde zich bij de belee-
digende woorden om en snauwde;
„Neen, dronkenlap, m'n jongen is
slim genoeg, slimmer dan jij en je
heele zooi I"
Een heer met zwarte bakkebaarden
en hoogen hoed, dat was dominee
Deurstra en een andere heer met
een glad gezicht en hoogen hoed
dat was Mr. Van Haamland, afge
vaardigde ter Tweede Kamer dron
gen tusschen hot half versperde loop
pad door, recht op den glimmenden
en lachenden en buigenden Gortzak
af, die eerbiedig geflankeerd werd
door de ovorige bestuursleden.
De afgevaardigde snoot zgn neus
en liet zich voorstellen, boog en trok
zgn handschoenen en demi uit, waar
na hg zich heldhaftig in zijn vesting
opsloot, die door Gortzak voor hem
geopend werd werd met een gemeen
zaam grinnikje. Blgkbaar was hg op
zijn gemak, in de overtuiging, dat
hg wel vreeselgker debater had on
derste boven geredeneerd. Dominee
Deurstra sprak een lang gebed uit,
voor den spreker, voor Koning en
Vaderland, voor de vergadering en
voor de anti-revolutionnaire partg
waarna mr. Van Haamland zich
kalmpjes over den katheder boog, de
handen in de zakken van zijn Engel-
sche pantalon en het vuur richtte,
regelrecht op de liberale partij en
haar wanbeheer, waardoor ze het
vaderland had ten gronde gericht.
Jantje Knijp spitste het snuitje
nog meer en scheen vervaarlgke aan-
teekeningen te maken. Ook de boven
meester van de Christelijke school
secretaris der a.-r. kiesvereeni
ging en die van de openbare school
hadden het potlood niet van het papier,
terwgl Duikers bg elke striem, zgn
beginselen toegebracht, schamper om
zich heen zag naar de knikkende
en handenklappende tegenstanders.
Vooral Klaas Kwast hoorde onder j
de luidruchtigsten, met zgn grove
handen klappend als met natte eiken-
delen. En Jan Verspaan had zgn
beenig, dor gluipgezicht niet af van
den gverig noteerenden Kngp, tel
kens fluisterend„Kijk, toch eris,
Klaas, zoo krek een aap, as 't maar
kan," of, op den wijsgeer doelend
„Wat krggt die Lappiespet op zgn
baaitjekijk ie nou eris een wgs ge-
gezicht zetten, of ie ook lid van de
kamer is". Geniepig wipte hg onder
de bedrijven telkens zijn bittertje in
de keel, haast zonder dat zgn naaste
buren het zagen. Maar het was, of
de borrels, die hij dronk, op hem
zonder uitwerking bleven en den
anders zoo bedeesden Kwast dronken
maakten. Die zat met het breede,
grove hoofd zoo uitdagend vooruit
en lachte Duikers en zgn groepje
telkens zoo minachtend toe, of hg
er op uit was, twist te zoeken.
Doch de Spreker bereikte het einde
van zijn rede: „Het liberale wanbe
heer en wat we van de anti-revelu-
tionnaire partg te wachten hebben,"
zonder dat er iets bijzonders voor
viel, waarna hg, toen het applaus be
daarde en ook Kwast zijn dikke eelt-
ganden zeer geslagen Bcheen te heb
ben, de gelegenheid opende tot debat.
Lodewijk had zich gedurende de
heele rede moeten intoomen met al
lerlei wgsgeerige gronden, vooral
daarop berustend, dat de menschen
niet dénken en bg voorkeur voor zich
laten denken. Nii echter voelde hg
zich een apostel, geroepen om te ge
tuigen voor al de groote waarheden,
die hg gevonden had. En met drift
stond bij op, den stompigen wgsvin-
ger van de zwart-gemofte hand hoven
het dikke, harde hoofd uitstekend,
ten toeken, dat hij den strijd wou
aanbinden.
Maar Mr. Van Haamland, tenzg
dat hg gewichtiger argumenten ver
wachtte van den meester der open
bare school, tenzij dat bij hot kahou-
terhoofd had voorbggezien, gaf' het
woord aan den eerste.
Weer brak voor Lodewgk, die
strgdlustig met de neusgaten snoof
als een ingetoomd ros, een ware
marteling aan: hg kon meester Van
Dommelen niet verstaan en hg ver
moedde, dat deze hem de argumenten
onder dë handen vandaan kapen zou.
Of liever, meester had op een deel
nou ja, misschien een groot deel
dier argumenten ook wel wat
recht, maar waarom liet toch de man
het pleidooi niet aan hem over, die
over zoo'n machtig stemgeluid be
schikte en daarvan was hg in alle
bescheidenheid zekerveel meer
zeggingskracht bezat.
Kwast riep„Harder," en Jan Ver-
spaen riep het ook nog eens, waar
na de dikke Gortzak een zwaren ha
mer eenige malen op de tafel sloeg,
wat alles nog meer schaadde aan
meesters rede. En toen hg eindelijk,
eindelijk ging zitten, schreeuwde
Kwast opgewonden: „Zie zoo, dat
was al vast niks."
Weer verhief Lodewijk zich, niet
het gelach en de spotterngen van de
klompenmakers hoorend, en weer
werd het woord eerst gegund aan een
socialistisch letterzetter, die, zelfs in
de oogen van den vooruitstrevenden
diender, gevaarlgk een gelukkig dwazo
ideeën opperde, zoodat het zijn vollo
instemming had, toen die royaal werd
uitgelachen door de gansche verga
dering.
Maar eindelgk brak het gedenk
waardige oogenblik aan, waarop hij
als een andere David, zgn Goliath
met zgn slingersteen ten doode zou
treffen. Mogelijk dacht hij aan dien
beroemden, eenvoudigen held, want
zgn onstuimigheid bedwingend,
begon hg kalm„Geachte Spreker.
Misschien lijkt het vreemd, dat een
eenvoudige boer u den handschoen
durft aandoen. Maar ik ben gewoon
geweest, al bgna vgftig jaren lang, om
te denken en mij niet met de hersens
van een ander tevreden te stellen."
Dominee Deurstra vond deze frase
erg kannibaalsch en knipoogde tegen
den in zijn katheder hangerigen af
gevaardigde, die even glimlachte.
Zgn stem klonk tot in do verste
hoeken van de zaal en alle boeren
vrienden en tegenstanders moes
ten erkennen, dat hg dorst en
kou. Lang wijdde hg tot hun ver
bazing uit over „de verkwisting der
liberalen, die, geachte spreker, hon
derdmaal edelmoediger is dan uw
zuinigheid. Want wg" een slag
op de borst „wij liberalen hebben
alles veil voor de ontwikkeling en
beschaving en dus ook de belasting.
Maar uw partg zou er graag kerken
van bouwen" een gemompel van
afkeuring, wat hem echter met zijn
gespierd» keelinstrument geen moeite
kostte te overstemmen „maar onze
partij
Klaas Kwast had telkens het bree
de bullenhoofd dreigender vooruit
gestoken en bij deze aanval op „het
hoogste goed, waar je je leven voor
geven zou," achtte hg het noodig
den heiligschenner te laten voelen
dat zoo iets niet ongestraft gebeurt.
En vooruitrennend in wilde vaart, dat
allen verschrikt op zij stoven, had hij
den armen Duikers als een stier op
het hoofd genomen, eer iemand iets
verhoeden kon, hem daarna over zgn
rug op den grond smakkend. Joris
Knijp en zgn vader, de notaris en
anderen waren ongeloofelgk snel ach
ter het buffet door de kamerdeur ver
dwenen, maar Jaap Loenen, en zgn
jongens hadden zich om het slacht-
oflor geschaard na den woedenden
Kwast met een bierkruik op het hoofd
geslagen te hebben, tot hij half be
wusteloos zich liet wegdragen.
Gortzak toonde zgn groote gaven
door in allen spoed met den hamer
te kloppen en de vergadering voor
gesloten te verklaren, waarna de dien
der van het dorp de menschen de
zaal uitdreef, geholpen door den kas
telein, die op het gemoed der be
zoekers werkte door huilend te roe
pen „O, menschies, maak me niet
arm, verruïneer' m'n boeltje niet,"
waarop ook niemand meer plan scheen
te hebben.
Zoo werd de heldhaftige wijsgeer
kermend en met een gebroken ribbe
naar zijn huis gedragen, als eon mar
telaar voor zgn overtuiging.
Dominee Deurstra was de eerste
geweest, die den armen Duikers zijn
beklag kwam aanbieden, en de beide
Poelbode's waren ondanks haar
slagvaardigheid de eenstemmig
heid zelve in het betreuren van de
daad en het veroordeolen van den
dwazen aanvaller, die echter er zelf
nog slechter afgekomen was.
Wordt vervolgd).
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES te Haarlem.