HAARLEMSCH
Eerste Blad.
No. 11
Uitgave van DE ERVEN LOOSJES, Gedempte Oudegracht 88. Vierentwintigste Jaargang.
144
van WOENSDAG 5 Februari
Nieuwsberichten.
TELEPHOONNUMMER
TELEPHONISCHB VERBINDING
met AMSTERDAM,
ABONNEMENTSPRIJS
Per drie maanden,25.
franco p. post - 10.
Afzonderlijke nommers 8 eenten per stnk.
Pt|i per Advertentie van A—B regels 19.25, elke regel
meer 5 cents, groote letters naar plaatsruimte.
VERSCHIJNT:
Dinsdag- en Vrijdagavond
Advertentiën worden aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG dee middags ten 12 ure, die alsdan too mogelijk nog worden geplaatst.
-i r>i "1 klaarde de Min., dat het Kabinet geens- keerde werking gebleken is. De Min. van in Nederlandsche effekten
Eente Kamer. Bij den aanvang der
zitting van Woensdag vroeg de heer
Pijnacker Hordijk naar aanleiding
van het in de bladen voorkomend tele
gram, dat de Engelsche minister Balfour
in het Parlement had medegedeeld, dat
inzake Transvaal van de Nederl. Regee
ring een nota was ingekomen, aan
den Minister-president eenige nadere
mededeelingen. Wanneer echter zulks
niet kan in 's Lands belang of om andere
groote belangen, zou Spreker met een
afwijzing van zijn verzoek gaarne genoe
gen nemen. De Min. van Binnenl. Zaken
antwoordde, niet als voorzitter van den
Ministerraad, maar omdat de Min. van
Buitenl. Zaken, niet ter vergadering
aanwezig was, op de gestelde vraag.
Wat Balfour verklaard heeft is metter
daad met de waarheid in overeenstem
ming. Dezerzijds is aan de Engelsche
Regeering eene mededeeling toegezonden,
waarvan de inhoud op dit oogenblik in
de Kamer niet kan besproken worden.
De Min. kan daaromtrent niets zeggen
omdat de beleefdheid vordert daarmede
te wachten tot van die zijde openbaarheid
aan die mededeeling is gegeven, of het
antwoord daarop is ingekomen. Daarna
werden de algemeene beschouwingen
over de Begrooting voortgezet. De heer
Sassen keurde goed de wijzigingen van
het Reglement voor den Ministerraad.
De heer van Lier vroeg wat het Kabinet
bedoelt met vrij making van het onderwijs.
Hij waarschuwde ernstig tegen afschaf
fing van den vakcinedwang en bestreed
protektie als nadeelig voor den landbouw.
De heer van Boneval Faure zette uiteen,
waarom hij de leuze ïChristelijke begin
selen" bedriegelijk en schoonschijnend
acht. Ze mogen en kunnen niet tot inhoud
van eene politieke leuze gemaakt worden.
De heer Godin de Beaufort sloot zich
aan bij de bestrijding door den heer
van dtn aanval van den heer Fransen
van de Putte inzake wijziging van het
Reglement voor den Ministerraad. Spre
ker achtte het een groot voordeel, dat
voortaan de voorzitter van den Minister
raad door de Koningin wordt benoemd.
De heer Schimmelpenninck verdedigde
het spreken van „Christelijke beginselen,"
daar vele kiezers onder de meerderheid
afkeerig waren van den antichristelijken
geest die overal is op te merken. De
Min. van Binnenl. Zaken dankte voor de
heuschheid, welwillendheid en voorko
mendheid, waarmede het Kabinet door
de Kamer is begroet. Ook hjj heeft op
de deputatenvergaderingduidelijk gezegd,
dat de naam des Heeren niet ijdellijk
in de politiek mag worden gebruikt. In
zake de drooglegging der Zuiderzee moet
de Reg. eerst een zelfstandig onderzoek
instellen, om te overwegen, niet alleen
of de zaak wenschelijk en mogelijk, maar
ook of zjj financieel uitvoerbaar is. De
Min. konstateerde met genoegen de
tegemoetkomende houding inzake het
onderwijs. De heer Alberda van Eken-
stein was steeds een voorstander van de
school voor allen. De vakcinekwestie laat |j
de Min. thans rusten, nu het in zjjn
voornemen ligt, binnen een niet al te
langen tjjd een voorstel in te dienen.
Wat de tariefsherziening betreft, ver
klaarde de Min., dat het Kabinet geens
zins het dogma der protectie heeft aan
vaard, maar toch verandering in den
bestaanden toestand in 's lands belang
noodig acht Voorts verdedigende tegen
over den heer Fransen van de Putte de
wijziging van het Reglement voor den
Ministerraad, betoogde de Min., dat waar
de Grondwet den Ministerraad niet kon-
stitueert, de Ministerraad geen kollege
van staat kan zjjn. Omtrent de inwendige
verhouding tusschen Kroon en Ministers
en Ministers onderling bestaan geen
belemmerende bepalingen en niemand
mag zich daarin mengen. Tot mededee
ling van de wijziging was de Reg. niet
verplicht, maar na de mededeelingen
in 1892 was het eisch der beleefdheid
ook thans de Staten Generaal met de
wijziging in kennis te stellen. Président
du conseil is geheel iets anders dan
Voorzitter van den Ministerraad. Wan
neer de Min. spreekt bjj de algemeene
beschouwingen, doet hij dat niet als
Voorzitter van de Ministerraad, maar
als gemandateerd door zijn ambtgenoo-
ten. Beantwoordende de heftige bestrij
ding door den heer Fransen van de Putte,
verweet de Min. dezen, getracht te hebben,
de homogeniteit van het Kabinet in
gevaar te brengen. Tot de principieele
kwestie komend bestreed de Min. het
door de heeren Gleichman en van Boneval
Faure gesprokene en zette het standpunt
van Kabinet en meerderheid nogmaals
uiteen. Wat leuzen betreft, ze zijn noodig
bij de verkiezingen. Zonder „good ery"
is geen verkiezingsstrijd denkbaar. Na
dat de heeren Reekers, Gleichman, Rut
gers van Rozenburg, van Nierop en
Fransen van de Putte hadden gerepli
ceerd, en de Minister daarop geantwoord
had, werd het algemeen debat gesloten.
Hoofdstuk II. hooge Kollegiin) werd
aangenomen.
Donderdag was Hoofdst. III derStaats-
begrooting BuitenlZakenaan de orde.
Dit Hoofdstuk werd aangenomen zonder
hoofdelijke stemming, na eene korte
woordenwisseling tusschen de heeren
Rahusen en van Zinnicq Dergman en
den Minister. De eerste bracht de ge
vangenneming der tweede Nederlandsche
ambulance ter sprake die zulk een pijn
lijken indruk had gemaakt; de tweede
lokte een antwoord van den Min. uit
op de vraag, welke landen meenen,dat
geen nadere wettelijke regeling noodig
is om het traktaat van 1896, regelende
verschillende punten van intern privaat
recht, in werking te doen treden. Bjj
het debat over Hoofdst. IV (Justitie)
bepleitte de Heer Djjckmeester trakte-
mentsverhooging voor de rechterlijke
ambtenaren en reorganizatie van de
Rij ks werkinrichtingen. De heer Kist wilde
wettelijke regeling van het politiewezen.
De heer Hovy bepleitte doeltreffende
wettelijke maatregelen tot betere hand
having van de publieke eerbaarheid en
tegen het Nieuw Malthusianisme, zich
beroepende op het Bijbelwoord wenscht
hij wederinvoering van de doodstraf.
Tegen dit laatste kwam de heer van
Lier op. De heer van Velzen drong aan
op spoedige afdoende beteugeling van
het spel op de pier te Scheveningen. De
heer de Jong besprak de Rijkswerkin
richting. De heer Rahusen drong aan op
wijziging van het Wetboek van Koop
handel ten aanzien van de los- en laad-
dagen. Bjj het verder debat advizeerde
de heer van Alphen, een einde te maken
aan de Marine-bonden, nu dezer ver
keerde werking gebleken is. De Min. van
Justitie konstateerde, dat hij in principe
aan de zijde van de voorstanders der
deodstraf staat, maar dat utiliteitsreden
de wederinvoering minder gewenscht
maken. De kwestie van verhooging der
traktementen van rechterlijke ambtena
ren is in bewerking. De klassificatie
levert echter groote moeilijkheden op en
dus zal men zich wellicht thans moeten
bepalen tot verbetering van de salarissen
der ambtenaren te Amsterdam en te
Rotterdam. De Min hoewel veel gevoe
lende voor eene regeling van het politie
wezen, kan voorloopig zich daaraan niet
wijden. Het Nieuw Malthusianisme acht
de Minister verwerpelijk, en wanneer het
in 't openbaar naar buiten treedt, dient
de overheid het te keeren. Eene gelijk
tijdige invoering van de Kinderwetten
is beter dan een partieële, waartegen
bezwaren bestaan. De Min. van Marine
sloot zich geheel aan bij het gesprokene
door zijn ambtgenoot van Justitie inzake
de marinebonden. Na replieken werd
Hoofdst. IV. aangenomen zonder hoofde
lijke stemming.
In de zitting van Vrijdag werd zonder
diskussie goedgekeurd het ontwerp be
treffende wettelijke voorziening tot
overbrenging der afdeelingen Arbeid en
Landbouw. Bij het debat over Hoofdst.
V der Staatsbegrooting (Binnenl. Zaken)
bepleitte de heer van Basten Batenburg
Staatstoezicht op het verzekeringsbedrijf.
Da heer van Zinnicq Bergmann betoogde
de urgentie eener definitieve wettelijke
regeling der drankwetkwestie, opdat een
einde kome aan den toestand van on
zekerheid en ongelijke werking. In
afwachting van eene definitieve wet,
waarbij Spreker hoopt, dat bepaald zal
worden, dat, bij overlijden van den man,
aan diens weduwe of erfgenaam in de
rechte linie vergunning zal worden
toegestaan, wenschte Spreker, dat van
het Dep. van Binnenl. Zaken eene cir-
kulaire zal uitgaan om niet te moeilijk
te zjjn in het toestaan van buitengewone
vergunningen. Voorts keurde hij af, dat
de Min. de Leerplichtwet als 't ware in
bescherming neemt. Da heer Alberda
van Ekenstein achtte daarentegen 's Mi
nisters antwoord in zake de Leerplicht
wet uitnemend en betoogde het groote
belang voor het leger en voortgezet
onderwijs en het ambachtsonderwijs, om
zoodoende den werkman, die hand en
verstand weet te gebruiken en daardoor
voldoening van zijn arbeid ziet, tot
tevredenheid te stemmen. Spreker
wenschte, dat het onderwijs naar een
vasten maatstaf zal worden gesteund
en hoopte, dat de Min. de pensioneering
der onderwijzers, hunner weduwen en
weezen zal bespoedigen. De heer van
Weideren Rengers, besprekende de thans
bestaande misstanden in de bestrijding
van besmettelijke ziekten, wenschte in het
belang der financieën en van de hygiëne
meerder gelegenheid voor het ontsmetten
op Rijkskosten. De heer Vening Meinesz
achtte de gelegenheid tot plaatsing van
krankzinnigen in de gestichten onvol
doende, 't geen hieruit blijkt, dat te
Amsterdam jaarlijks 30 a 40 krank
zinnigen in het Wilhelmina Gasthuis
moeten worden verpleegd. Ook wenschte
hjj betere waarborg tegen het ontvluch
ten van krankzinnigen. De heer Van
der Does de Willebois wenschte ook
Staatskontröle op de Verzekering-maat
schappijen en verplichting voor buiten-
landsche maatschappijen om waarborg
in Nederlandsche effekten te stellen.
Voorts bepleitte hij de noodzakelijkheid
van gelijkstelling der politiekommis-
sarissen met burgerlijke ambtenaren.
De heer van Lier vroeg, hoe het staat
met de pensioneering van leeraren aan
onverplichte gymnasia. De heer Godin
de Beaufort vroeg mededeeling van de
rezultaten der ingestelde enquête naar
de werkeloosheid. De heer Geertsema
zag in de verplichting voor verzekerings
maatschappijen tot het hebben van een
rezerve kapitaal den eenigen waarborg
voor de verzekerden. De Min. van Bin
nenl. Zaken deelde mede de berichten,
die uit verschillende provinciën waren
ingekomen omtrent de werkeloosheid.
Hij achtte de rezultaten bevredigend.
De Min. antwoordde voorts, dat de zaak
der ontsmetting onderzocht wordtvoor
pensioneering van politie-kommissarissen
is overleg met den Min. van Fin. noodig;
voor kontroleeren van verzekerings
maatschappijen kan het partikulier ini
tiatief voldoende zorgen. Een onderzoek
zal worden ingesteld naar de al of niet
voldoende gelegenheid tot plaatsing van
krankzinnigen in gestichten. Omtrent
de drankwetregeling kon de Min. geen
nadere mededeeling doen. Of de Leer
plichtwet verzacht of vereenvoudigd moet
worden, moet de ondervinding aantoonen.
Maatregelen tegen ontvluchting van
krimineele krankzinnigen zullen over
wogen worden met den Min. van Just.
Na replieken drong de heer Kist nog
aan op spoedige maatregelen tegen voor
ziening van ontvluchtingen uit het krank
zinnigengesticht te Medemblik. De Min.
zou de gevallen onderzoeken. Hoofdst.
V werd daarna aangenomen.
Zaterdag was Hoofdstuk VI (Marine)
aan de orde. De heer van Alphen hoopte
op spoedige indiening eener aanvullings-
begrooting voor geleidelijken aanbouw.
Hij meende samenvoeging der departe
menten van Oorlog en Marine te moeten
ontraden en bepleitte behoud van het
Korps Mariniers, die zeer geschikt zijn
om in de West diensten te verrichten.
Hjj drong aan op spoedige oplossing van
de reorganisatiekwestie van het Korps.
Moderne schepen kwamen spreker zeer
bedenkelijk voor en hjj gaf eenige
verbeteringen in overweging. De heer
Rahusen drong aan, om de voorgaats
komende schepen zooveel mogeljjk van
loodsen te voorzien. De heer Fransen
van de Putte verklaarde voor haven
verdediging in Indië het meest aan
torpedoversperring te hechten. Nadat
de Min. van Marine zjjn voornemen had
te kennen gegeven om voor de stelling
Helder een schip aan te bouwen, type
„Regentes", en ten aanzien van de
overige opmerkingen onderzoek had
beloofd, werd Hoofdstuk VI aangenomen.
Bq het debat over Hoofdstuk Vllb
(Financiën) wees de heer Welt op de
moeilijke uitvoering der Wet van 1897
op de gebouwde eigendommen. De heer
van Nierop hield uitvoerige fïnancieele
beschouwingen. Ongemotiveerd achtte
hij den uitsluitenden inkoop van 3 p8t.
W. v. S. inplaats van 2% pet. ter
amortizatie. Door inkoop van integralen,
lost men een veel grooter nominaal
bedrag af, terwjjl men door inkoop van
3 pets. zich de voordeelen eener concessie
afsnjjdt. De heer Hovy verzocht door
particuliere herziening der personeele
belasting billijker toepassing van de
belasting op haardsteden. De Minister
antwoordde op de gegeven wenken.