OM HET GELUK
DOOR
ELIZE KNUTTEL—FA8IUS.
H)
„Breek hem af! juist nu wordt
hij een onwaardig spel," eischte zijne
betere natuur. „Ik wil niet, ik wil
niet!" was de noodkreet zijner zelf
zucht, zijn zenuwleven kwam in de
hoogste spanning in dien dagelijks
weder ontwaakten strijd; eenige
repetities liet hij voorbijgaan men
kon 't wel zonder hem af; eerst bij
de opvoering zou hij haar weer zien
en haar nooit weer op hare kamer
bezoeken, was zgn stellig voornemen
Maar de opgeworpen hindernissen
deden zgn verlangen naai; haar aan
groeien tot een ziekelijk heimwee.
Hij dorstte naar den prikkel harer
tegenwoordigheid. Vooral nu Emmy
in den laatsten tijd stil en lusteloos
was, miste hij dubbel den opwek-
kenden invloed van Mathilde's om
gang. Toen kwam een moment, dat
hij zich opdrong, dien niet te kunnen
missen. Hij had de actrice noodig
voor zijne kunst, voor het prikkelend,
inspireerend element, dat zij in zijn
leven bracht, voor de nieuwe gewaar
wordingen die hij haar dankte. En
hij ging weder tot haar die steeds
minder hare liefde wist te verbergen
en trachtte hare aandacht te boeien
en haar te verlokken tot geestdrift
voor wat hem belang inboezemde
en maakte zich wijs dat hij niets
misdreef, dat vrouwen als Mathilde
spotten met de liefde, dat zij te
cynisch was voor een grooten harts
tocht, terwijl hij wist dat hij zich
zelve bedroog en intusschen kwelde
hem een zich steeds reerend schuld
bewustzijn, een groote angst voor de
naaste toekomst, die hij niet onder
de oogen durfde zien. Soms haakte
hij naar een beslissend oogenblik waar
na alles voorbij zou zjjn, dan weder
beefde hij er voor terug. Hij voelde
zich onrustig en beangst als omstrikt
in eene onheilspellende betoovering.
Toen de dag, voor de opvoering
van zijn drama bestemd, begon te
naderen, maakten alle gedachten en
slingeringen plaats voor eene bijna
krankzinnige opgewondenheid. Zijn
succes was de droom, die hem bi)
dag en bij nacht bezigheild. Hij stelde
zich dat succes voor als een roes
van geestdrift, van allesoverweldi-
gende dronkenmakende vreugde't
was hem of er nu reeds eene schit
tering van zijn gelaat afstraalde, die
hij voor de menigte moest verber
gen. Zijn gaan was als op eene
gouden wolk in eene sfeer van ze
gehymnen. Mathilde sympathiseerde
met zijne stemming, of gaf ontnuch
terende, wereldwijze waarschuwingen
ten beste, al naar haar inviel. Em
my schudde de matheid, die haar
den laatsten tijd overmande, voor
eenige oogenblikken af, als hij haar
van zijne illusies sprak, en zag hem
aan met oogen vol geloovige geest
drift, terwijl blos en glimlach kwa
men en gingen op een gezichtje zoo
bleek, dat Paul zich bezorgd over
haar zou gemaakt hebben als zijn
geeBt niet juist nu zoo geheel ver
vuld was geweest met iets anders.
De groote dag was aangebroken
en Emmy lag met hevige koortsen
te bed. „Zjj heeft het al lang onder
de leden gehad," mompelde tante
Clémence onder treurig hoofdschud
den, toen zij Paul het droevige nieuws
mededeelde. Hg mocht even bij haar
gaan. Zij bemerkte zijne tegenwoor
digheid niet. 't Gloeiende hoofd woel
de op het kussen, haar geest zwierf
om in benauwde droomen en verwar
de voorstellingen, waar tusschen door
steeds het bewustzijn spookte, dat er
met Paul iets bijzonders gebeurde
waarvan zij de rechte beteekenis niet
kon vatten. De inmiddels gehaalde
verpleegstér zond Paul weg. Het
moest rustig zijn in de ziekekamer.
Zijn eerste opwelling was geweest
niet naar Rotterdam te gaan, naar
de dokter had verzekerd dat er voor
't oogenblik geen gevaar was en bij
de zieke werd hij toch niet toegelaten
Op weg naar den trein kwam hij
nog even hooren. Tante Clémence
kwam hem in den gang te gemoet.
„Ga niet bij haar," fluisterde zij. „Zij
moet rustig gehouden worden. Er js
geen kwaad bij, ze is wel heel ziek
maar jong en sterk. De dokter heeft
goeden moed. Voor 't oogenblik is
er ten minste geen gevaar. Maar ga
nu heen, de pleegzuster heeft om mij
gevraagd, en je kunt niets doen,"
vervolgde zij met zachte drang. Paul
ging mismoedig de straat op. Werk
tuigelijk sloeg hij den weg in naar
het station. De geheele opvoering kon
hem niets meer schelen, maar of hij
daar heen ging, of ergens anders 't
was toch alles even ellendig en bij
Emmy mocht hjj toch niet zijn. Een
oogenblik schoot de gedachte door
zijn brein hoe wreed het was dat
juist deze avond, deze glanzende
avond, die den laatsten tijd al zijne
droomen en fantasieën had doorstraald
geheel voor hem bedorven was. „Na
tuurlijk" mompelde hij bitter, maar
zijn angst om Emmy verdreef alle
andere gedachten. In een droom
maakte hjj de reis, uit een droom
ontwakend vond hij zich eindelijk in
den schouwburg op zijn plaats en
wist niet hoe hij daar gekomen was.
De zaal was goed bezet. Zijne blik
ken bleven onafgewend rusten op
de plaats, waar Emmy waarschijn
lijk zou gezeten hebben en eensklaps
voelde niets meer dan eene grootte
loegte alsof hij haar reeds verloren
had. Zijne vinger grepen krampachtig
om de balustrade zijner loge, zijne
oogen werden beneveld, zijne polsen
jaagden.
„O dat niet, dkt niet!" ree* als
eene smeeking in zijn hart en werk
tuigelijk bleven zijne lippen herhalen,
„dit niet, dit niet."
En als eene beklemming overviel
hom de herinnering aan de wolk, die
in zijne tegenwoordigheid zoo dikwijls
in Emmy's zonnige oogen had ge
duisterd en hij deed zich zelve eene
gelofte geheel zijn leven tusschen
haar en iedere smart te zullen staan
als zij maar beter werd. Toen
zag hij haar in een visioen, herstel
lend, maar o zoo vermagerd en ver
zwakt. Hij speelde met haar handje,
dat heel bleek en heel koud was en
fluisterdeLieveling, lieveling, ik heb
nooit geweten dat ik zooveel van je
hield."
Eene beweging in de zaal schrik
te hem wakker uit zijn droom, nu
eerst bemerkte hij dat de opvoering
reeds begonnen was, de beweging
gold het optreden van Mathilde. Hare
stem bracht hem tot de werkelijkheid
torug, opnieuw trof hem de hartstocht
in haren toon, nu moest hij bljjven
luisteren juist in dit gedeelte had hare
voordracht hem altjjd geëlectriseerd.
Mathilde zag hem aan en hjj gevoelde
dat zij voor hem speelde. En naar
mate hij luisterde werd weder de
brandende begeerte naar succes in
hem levend en bevend van verwach
ting liet hij de oogen door de zaal
gaan. Overal kalme gezichten, waar
hij geestdrift vroeg, 't Was Paul of
hij een vuistslag voor de oogen kreeg,
maar nog kon hij niet gelooven dat
hij goed gezien had. Met vliegenden
adem bleef hij in groote spanning
den indruk, dien het stuk te weeg
bracht volgen op de gezichten in de
zaal. Hij had goed gezien, de stem
ming bleef ongunstig, sommigen lach
ten, de meesten verveelden zich.
„Er zgn knappe dingen in maar
't valt toch, 't is veel te gezocht,"
hoorde Paul een bekend letterkundige
die in zijn buurt zat, fluisteren. Hg
zat te trappelen van drift en ver
ontwaardiging, 't zweel parelde koud
op zijn voorhoofd. Weder trad Ma
thilde op zij was prachtig. Een kort
applaus gold alleen hare voordracht.
„Zij kan 't toch niet redden" werd in de
zaal gemompeld. In haren blik was
overmoedige hoon. Die blik vlamde
door zijne ziel, ja, zoo was het, als
alles tegen hem was, als hg alles
moest verliezen, èn Emmy, èn de
heerlijke droom van roem, zou hij zich
verzetten, ook overmoedig zgn, zich
in een roes brengen, zgn ellende ver
geten de dag van morgen moest
maar zien wat hij bracht, 't Was
toch alles maar teleurstelling, wat
was eene illusie P Alleen het oogen
blik heeft waarde, als men het slechts
niet vraagt te toeven. Dit booze
oogenblik met al zgn bitterheid was
alweer voorbij, wond hij zich op, nu
iets anders gezocht om het te vergeten,
een roes, eene begoocheling, 't deed
er niet toe wat, hg tartte zijn leed
hem neer te drukken, als hij niet
wilde. Nu was de voorstelling afge-
loopen en zgn stuk onherroepelgk
gevallen. Best, hij zou wel toonen dat
't hem niet schelen kon. Zijn besluit
steeg hem naar 't hoofd als een dron
kenschap, de ziekte van Emmy, zijne
verhouding tot Mathilde, werden tot
een nevelig bewustzijn en in zjjne
opgewondenheid bood hij Matilde en
twee der beste medespelers nog dien
avond een souper aan. Hg hoopte
dat dat dit zou uitlekken, dan wist
men meteen hoe weinig hg om de
„failure" gaf. Mathilde nam de uit-
noodiging aanook zij was inwendig
woedend en om dit te verkroppen
wond zij zich op tot dwaze dartelheid.
Paul vond haar verrukkelijk en kon
niet nalaten haar dit gedurig te zeg
gen; zijne stemming werd aan het
souper uitgelatener. toen hg haar
eindelijk thuisbracht, wist hg ter
nauwernood meer wat hg deed, en
nam afscheid met een handdruk zoo
hartstochtelijk dat hij haar pijn deed.
Toen Mathilde op hare kamer was
gekomen rukte zij zich bijna de boven-
kleederen af en smeet die op een orde-
loozen hoop, toen schudde zij haar
haar los en wierp zich zóó boven op
haar bed om hare gedachten tot klaar
heid te brengen. Eene groote vreugde
was pijn in haar, zoo overweldigend
dat zij tjjd noodig had er zich mede
vertrouwd te maken, de vreugde om
Paul's liefde, waarvan zij meende nu
de zekerheid te hebben. Zij kon het
niet bevatten het mooie, het liefelijke,
dat nu in haar leven was gekomen,
maar langzamerhand werd het licht
in haar, tot den morgen lag zij wak
ker, onbewust van alles behalve van
dat èène, dat zij den hemel geopend
had gezien en engelen tot haar waren
nedergedaald. Toen zjj opBtond was
er een nieuwe glans in hare oogen
en haar aangezicht als dat van eene
verheerlijkte.
XIII.
Paul bracht een ellendigen nacht
door. Toen hij Mathilde verlaten had
en alleen in de kilte van den herfst
nacht door de stille donkere straten
liep, was hg plotseling heel bedaard
geworden, zoodat hij zich koel, als
ging het een ander aan, rekenschap
kon geven van het gebeurde. Toen
begreep hij en deinsde terug voor het
toornend gelaat der werkeljjkheid. In
zijn hotel gekomen durfde hg niet
naar bed gaan uit angst te laat te
zijn voor den eersten trein en ook,
hij kon toch niet slapen. Uren liep
hg als een gejaagd dier zijne kamer
op en neer gedurig het gordijn op
lichtend om te zien of het buiten nog
niet begon te schemeren, dan weer
op zgn herloge ziende of het nog
geen tijd werd, daarbij zich zelve
den dwang opleggend telkens een
zekeren tijd te moeten doen verloo-
pen eer hij er weder op keek, ho
pend verrast te zullen worden door
sneller vorderingen van den wijzer
dan hg verwachtte. Hij nam ieder
voorwerp in de kamer zorgvuldig op,
zag zelfs een scheurtje in het behang
en eene speld op het tapijt en toch
was er geen oogenblik waarin de dol-
makende vraag niet door zijn brein
hamerde, met dofle eentonigheid:
„Als Emmy eens erger was ge
worden, juist van nacht?" en dan
weder vertelde hij aan zichzelve,
alsof er een tweede persoon was,
die het verhaal deed, dat dezen nacht
zijn stuk was uitgelachen en dat hg
dezen nacht eene laagheid had be
gaan. Maar de angst om Emmy be
hield de overhand, „als zij eenB erger
was geworden en men had hem in
den nacht bij haar willen roepen
terwijl hg hier was!" die gedachte
deed hem stilstaan in verstijvenden
schrik. „De dokter heeft immers ge
zegd dat er geen gevaar was," tracht
te hg zich te troosten, vruchteloos.
Toen hg eenige uren later stond
tegenover tante Clémence, die hem
vertelde dat de zieke dien nacht tot
eene gevaarlijke hoogte was gekomen,
maar dat nu de koorts af was en
het gevaar voorbij, loste de span
ning van zijn geheele wezen zioh
plotseling op in een vloed van on
bewogen tranen. Tante Clémence liet
hem alleen. Hjj legde het hoofd op
tafel op de gevouwen armen en bleef
snikken, onbewust van alles, dan van
eene oneindige dankbaarheid. En aan
de plant zijner liefde dien nacht in
hem tot wasdom gekomen, sprongen
onder die weldoende tranen alle knop
pen open en vervulden hem met on
gekende lieflijkheid van bloei en ge
dachten als geuren.
Emmy herstelde langzaam. Paul
had haar nog nooit zoo lief gevonden.
In hare zwakte en hulpbehoevendheid
was hg haar alles, hg wijdde zich
geheel aan haar en genoot van hare
kinderlijke blijdschap bij iedere schre
de nader tot geheel beter zijn. Zij
doorleefden een tijd van stille innig
heid en wassende intimiteit. De herfst
was dat jaar bizonder zacht en zonnig
en verlengde zich tot in den winter,
't was als kon hare welkende schoon
heid niet besluiten te sterven. Dage
lijks liepen Paul en Emmy gearmd
het kleine tuintje op en Deder en zijne
ziel leefde een nieuw leven in het
licht van hare blijde oogen. De treu
rige ontvangst, die aan zgn drama
was ten deel gevallen, had haar eerst
hevig verontwaardigd, zjj meende alles
te moeten doen om Paul over die
miskenningzooals zij het noemde,
te troosten. Allerlei vage herinnerin
gen aan beroemdheden, die ook be-
gonden waren met fiasco te maken,
doemden in haar op, Zjj snuffelde in
biografieën van bekende auteurs om
Paul te kunnen voorhouden dat zjjn
geval nog zoo hopeloos niet was.
Wordt vervolgd.)
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.