Ook een seatimenteele reis. 6) Nu wilden de Oostenrijkera weer niet weg, en reeds had zich Jenatsch, ten koste van de verzaking van zijn ge loof, den steun van den koning van Spanje verzekerd, toen de Oostenrij kers, een oorlog met dat rijk vree- zende, het land vrijwillig ruimden. Zoo had dan Jenatsch zijn doel bereikt. Zijn land was vrij. Maar de zedelijke kracht van den héld-diplo maat was gebroken. Wel had hij, tegen diplomatenge- woonte in, ontelbare malen zijn leven gewaagd, en bij Oostenrijkers, Fran- schen en Spanjaarden de overtuiging gevestigd dat waar Jenatsch zich met zijn kleine schare Zwitsers aansloot, de overwinning zeker was. Als een geniaal schaker, had hij volken, ko ningen en raadsheeren tegen elkander uitgespeeld. Hij, de dorpspredikant, had een Richelieu den loef afgestoken. Maar, om het doel de middelen niet achtende, had hij gespeeld met zijn woord, zijn eer, zijn geloof. Hij had te diep door de modder gewaad 1 Vooral het verraad, aan De Rohan gepleegd, kon hij niet verkroppen. L.e juichtoouen op het feest der bevrijding, te Chur aangericht, von den dan ook geen weerklank in zijn gemoed Hij zonderde zich af. Somber en naar de ziele doodelijk vermoeid, zat hij neer in een der zijvertrekken van de feestzaal. Daar achterhaalde hem het noodlot. Lucretia La Planta, de dochter van Pompejus, had gezworen haar vader te zullen wreken, maar geheel onder den invloed gekomen van Jenatsch' imposante persoonlijkheid, had zij zich zelfs in zjjn intriges door hem laten gebruiken, en in haar hart kampten haar eed en de vooroordeelen van haar stand met een hartstochtelijke liefde voor den held. Op den Rietberg toevende, hoorde zij dat haar broeder met een troep eedgenooten zich van Thusis hadden op weg begeven naar Chur om Je natsch te treffen. Zij volgde, door tegenstrijdige ge voelens bezield. Zij wil den geliefde waarschuwen, redden!.Haar is de wraakZij wil den moordenaar haars vaders dooden! Te laat I Reeds lag hij, toen zij het vertrek binnentrad, met wonden over dekt, ter aarde. Hij sloeg zijn brekende oogen smeekend tot haar op en, zijn bedoeling begrijpende, nam zij de bijl, waarmee Jenatsch haar vader had neergeveld, uit de handen van haar dienaar, en gaf hem den genadeslag. Deze geschiedkundige herinnerin gen, die het gezicht van den Rietberg bij hen opwekten, besprekende, volg den de vier wandelaars den loop van den Rijn, die, in breeder bedding veel van zijn snelheid en wildheid heeft ingeboet. Te Bonaduz hielden zij halt in de postherberg waar een viertal Italianen onder een heftige woordenwisseling bij hun Schoppen Yeltliner zaten. Zjj sloegen met de vuisten op de tafel en schreeuwden het nu<fen dan uit, zoodat de bezoekers ieder oogenblik verwachtten hen handgemeen te zien worden. De herbergier, naar de oorzaak hun ner oneenigheid gevraagd, verzekerde echter dat zij alleen de kansen bespra ken om in Zürich, dan wel te Lucern werk te vinden. Daar, volgens Breithal, de Italianen in de gelagkamer een ensetzlichen Qualmgemaakt hadden, haalde hij zijn metgezellen over, den Schoppen Grummello op het plein voor de wo ning te gaan nuttigen. Yon Banningsen maakte een haas tige schets van de dochter van den Wirth, een echt Romaansche schoon heid, wier taal hij vergeefs trachtte te begrijpen. Breithal had, naar zijn gewoonte, overal rondgesnufleld, hier en daar Btilletjes een venster of een luik opengezet, „zur gehöngen Lüf- tung" en was eindelijk een oude viool meester geworden, waarop hij tot onbeschrijfelijk genot eener aangroei ende troep half naakte kinderen Ma zurka's en arias vud Verdi ten beste gaf. Ter zijde van den weg, nabij het dorp Rhiizuns, bezochten zij de St. Joriskapel, inderdaad een zonderling reliek uit de dagen van godsdienstig fanatisme, een snakerij, misschien door den maker als zoodanig bedoeld, maar door de devoten van den huidigen tijd ernstig opgevat en in hooge eer gehouden. De vier binnenmuren zijn van on deren tot boven al secco beschilderd. De strijd van St. Joris met den draak neemt alleen een halven muur in beslag, maar de overige voorstellingen behandelden bij voorkeur het paradijs, den hemel, de hel en de beide tes tamenten. De slang in het paradijs heeft een gekroonden vrouwenkop. Abel ziet er voegzaam, Caïn echter als een modegek uit. De hel is afgebeeld als een enorme opengespalke muil. Een ketel, waar onder duchtig gestookt wordt, is vol gepropt met jammerende gestalten. Een gele duivel zit op den rand en kwelt de gebradenen met een hooi vork, terwijl Satan, tegen een paal leunend, met blijkbaar welgevallen alles beschouwd en beluistert. Een blauwe Satanas komt aansjok- ken met een gierigaard op den rug. Nog houdt deze den geldzak angstig omklemd, maar het is duidelijk dat geen schatten hem kunnen redden. Andere duivelen dragen manden met zieltjes aan, of krabben en knijpen jonge vrouwen op de ruwste wijze. Een net gekleed heer zit als ruiter op een violetrood monster. Hij neemt zijn noodlot en brave en speelt, on danks zijn droevige vooruitzichten, lustig op een doedelzak. Achter een zwaren ketting staan een groep klagende en handenwrin gende gestalten hun beurt af te wach ten. Onder hen zijn gekroonden, pau sen, vrouwen en modegekken. Op een golf, krioelende van visschen, viervoeters en vogels, drijft de ark, een soort pleziervaartuig met deksalon. Meneer en mevrouw Noach kijken uit een venster rustig en vergenoegd, alsof zij een vacantie-uitstapje maken. Twee roodharige mannen pagaaien het vaartuig voort, terwijl een pos tillon in de kattebak lustig op den waldhoorn blaast. Adam en Eva worden uit het pa radijs verdreven door een engel met een grooten stok, en daarnaast geeft do schilder het vonnis„in het zweet uws aanschijns znlt gij uw brood eten," zinnebeeldig weer, door Eva kleeren te doen verstellen, en Adam, in een gelapte broek en met een stroohoed op, hout te laten hakken. St. Nicolaas en de drie jonkvrouwen, het offer van Abraham en de marte ling der Macchabeeën zijn in denzelf den trant behandeld. In de voorstel ling van het heilig avondmaal behoeft men, voorwaar, niet lang naar Judas te zoeken, maar vooral in de „Op richting van bet kruis" vierde de schilder den vrijen teugel aan een humor van het slechtste allooi. Na den ouden koster, die dit hei ligdom bewaakte, door hun kwalijk onderdrukte vroolijkheid geërgerd en door een ruime fooi weer verzoend te hebben, vervolgde het viertal wan delaars hun tocht. Door een heuvelachtige landstreek vol afwisselende gezichten bereikten zij Reichenau, waar zij in den tuin van het landgoed La Planta getuigen waren hoe de onstuimige Vorder- Rhein zijn ouderen broeder eerst te rugdringt, maar later, met hem ver eenigd, den tocht noordwaarts vervolgt. In het kasteel toonde men de vertrek ken van den Franschen koning Lode- wijk Filips, toen hij onder deu naam Chabot, onderwijs gaf aan de Reiche nausche jeugd. Zou de door helschc machines belaagde, door politieke kuiperijen gekwelde, eindelijk smade lijk weggejaagde monarch nooit naar het stille, schoone dorp terugverlangd hebben, waar hij de plak met den scepter verwisselde? Na in de gewelfde gelagkamer van het hotel Adler gemiddagmaald te hebben, werd de reis per postwagen voortgezet naar Chur, en maakten de toeristen onderweg plannen voor de toekomst. Breithal en Von Banning sen zouden doorgaan naar Zürich. Breithal wilde er zijn hart eens goed ophalen aan bloemen, muziek, spele vaarten op het meer bij maneschijn, en zou een wissel trekken dat zijn goede vader te Hamburg „sein blaues Wunder d'ran erleben würde Dan zou hij naar Montreux gaan, waar hij reeds pension besproken had bij een brovesseur de langue," car il ne bouvait bas barler le vran^ais le bauvre tiaple! Von Banningsen had zich zoo lang verbeeld kiespijn te hebben, dat wer kelijk zijn wangen een weinig gezwol len waren. Gelukkig woonde er te Zürich een Amerikaansche tandarts, die hem verleden jaar een paar kiezen getrokken en ze door andere vervan gen had voor 500 franks. Dezen tuchtigen gescheidten Mann' wilde hij weer opzoeken, om daarna te Schinznach een week of zes de zwa velbaden te gaan gebruiken, want, zeide hij, -es zuckt mir durch alle Glieder." Deze verzekering, die Wood en Sanders met passenden ernst aanhoor den, wekte echter bij Breithal weer een lachbui op, die de hoogste eischen aan de verdraagzaamheid van zijn vriend stelde. Te Chur scheidden zij. Breithal en Von Banningsen vertrokken dadelijk naar Zürich. Wood en Sanders bleven te Chur, waar des middags Max, Paula en Fraulein Gertrude aankwa men. Paula bracht Sanders een ge schenk van Bertha: een rozenknop. Niet bijzonder t'huis in de taal der bloemen, zag hij haar vragend aan, waarop zij hem schalks de regels van Bodenstedt in het oor fluisterde «Doch wirft die Knospe einer Rose «Die Jungfrau dir als Zeichen hm, *So heiszt das gunstig steh'n die Loose; •Nur harre noch mit treuem Sinn Dienzelfden avond vertrokken allen naar het een kwartier sporen Ragaz en werden in het hotel Rosengarten als voorloopers van het badseizoen met dezelfde ingenomenheid begroet als de eerste zwaluwen en ooievaars in noordelijke streken. Misschien dat de tengere, bevallige, zwartlokkige en bewegelijke Paula den eerstge- noemden vogel, de ernstige, magere, langbeenige Wood, den laatsgenoem- den bij de waardin in het geheugen riepen. Fraulein Gertrude, gezet, vadsig en gezond, was een verschijning die een landbouwer wel als goed voor teeken van den aanstaanden oogst mocht begroeten. Zij was de dame de compagnie bij uitnemendheid. Altijd op reis of in badplaatsen toevende, had de goede overvloedige keuken der groote hotels haar vormen voor treffelijk doen gedijen. Volstrekt niet dom en van groote belezenheid was zij haar gezelschap overwaardaltijd goedgeluimd, tevreden en dienstvaar dig werd zjj nla bonne Gertrude „die Gertrüde," door de Hollanders ook wel„dikke Trui" genoemd. Zij had op haar reizen veel gezien en beleefd, maar volgde het voorschrift nil ammiraril Zij verbaasde zich over niets meer, zelfs al hadd' zij in het dichtst van een woud Paula aan den arm van den derden keliner, of den Freiherr von Banningsen aan de voe ten van haar Zimmermüdchen gevon den. Zij moeide zich in geen enkele intrige of oneenigheid en was toch in alle. Iedereen maakte van haar goedhartige persoonlijkheid gebruik om er zijne klachten, wenschen, hoop en naijver te deponeeren. Zij waren daar immers veilig, want zweeg zij niet als het graf? Met hetzelfde gelukkige, tevredene gezicht bleef zij weken achtereen aan een ziekbed of maakte tochten mede naar bergtoppen, op meren, ja, waar niet heen. Zonder ooit te veel ijver te toonen, deed zij nauwgezet en op geruimd haar plicht, haastte zich nooit maar vond toch tijd voor alles, en maande daarbij nooit om salaris; voor het overige arbeidde ze aan een bor duurwerk, waaraan geen eind kwam, en waarvan niemand wist wat het moest worden, en voor wie of wien het bestemd wasal welke eigenschap pen het gevolg hadden, dat zij van haar achttiende jaar niet zonder be trekking geweest was. Vooral aan een ziekbed blonk zij in haar volle waarde Zij behoorde tot die weldoende feeën, die zich ge- ruischleos door de ziekenkamer weten te bewegen, den lijder nooit alleen laten, onuitputtelijk zijn in het uit denken van versnaperingen, een sus send woord hebben voor zijn klachten, en een vervulling vinden voor zijn kleine wenschen, hem des morgens oprichten met een woord van be moediging, en des avonds stil de kussens schikken voor den langen nacht. Wel hem of haar, die zulke aan zijn ziekbed vindt! Intusschen hielden stroomen regen de gasten in het hotel Rosengarten opgesloten. Den volgenden dag be zochten zij onder stroomen regen Bad- Pfaffers, dat met zijn rotsengalerijen en heete bronnen, om tot zijn volle recht te komen, geen reiziger toe moest laten, die het hoofd nog vol hebben van de Schijnstrasze en den Via Mala. Den volgenden dag, plassen regen met hevigen wind. De twee daarop volgende dagen, hevige wind met plassen regen. Troosteloos liepen Wood en Sanders nu en dan don weg op naar PlafFers door de Tamina-Schlucht, de eenige die begaanbaar was De anders zoo liefelijke Tamina was gezwollen tot een kwaadaardige stroom, die wild en onbesuist naar beneden tuimelde. Terwijl zij, over plassen en beekjes springend, zwijgend voortgingen,stort ten van den kletsnatten rotswand kleine watervallen mer donderend ge raas op hun paraplu's. De vocht waar van de lucht meer dan verzadigd was, drong hen door plaid en overjas, maakte hen klam en huiverig en deed hen spoedig verlangen naar het haard vuur van den Rosengarten, waar zij dan gewoonlijk Max en Paula bij hun thema's, Gertrude met handwerk bezig vonden. Zij, Max en Paula, klaagden niet. Integendeel. Deze rekenden iede- ren dag, die zij door den regen werden opgehouden, gewonnen. Immers te Zürich wachtten Paula's tantes, die haar mee zouden voeren, ver weg! {Wordt vervolgd.) Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1902 | | pagina 6