De Vrouw van den Predikant. JUHANI AHO- Uit het Zweedsche vertaald DOOR J. VISSCHER. 23) Wat moet zij geleden hebben en ge schreid denkende aan mij al dien tijd En weder kon hij zich niet be grijpen, hoe hij 't niet eerder ont dekt had, en hoe nog zoo kort ge leden kon twijfelen aan de oprechtheid harer gevoelens Met welk een kracht met welk een onbedwingbaren harts tocht waren zij niet uitgebroken En als raen dan bedenkt, hoe zij die jaren lang gekoesterd en zich tevens gedwongen heeft, ze voor ieder ver borgen te houden. En Olof zag weer voor zich dat beschreide gezichtje, die oogen vol tranen, en hij zou baar naar zich toe hebben willen trekken om haar te troosten. Tegelijkertijd dacht hij aan zich zeiven, over zijne eigen, vroegere gevoelens, die hy met deze nieuwe vergeleek. Ze waren zoo bleek en kleurloos naast deze, zoo spoedig ver vlogen. Zou hjj nu eindelijk de wer kelijke, groote, onzelfzuchtige, de zoo genaamd ideale liefde gevonden heb ben, die hij zijn leven lang gezocht had Hij geloofde hetWat zou het gevolg daarvan zijn? Maar er behoefde immers niets uit te volgen, het behoefde tot niets te leiden. Elli had haar onder bedwang kunnen hou den zij was dat ideaal jaren lang trouw gebleven... zou ik ze dan niet evengoed meester kunnen blijven En plotseling kwam ze hem voor, zoo geheel te passen bij dat ideale, aan geestesarbeid gewijde leven dat hij zich, verzadigd van al het andere, had voorgesteld bij zijne aankomst hier. Waarom had zijn werk hem nog geene volkomen voldoening ge geven? Daarom, dat hij zijn genius miste. Nu had hij die genius gevon- De phantastische zomornacht be vestigde hem in de stemming waarin hij gekomen was. Nooit had hij ge loofd, dat hij zoo rein en zuiver kon gevoelen hoe ver stond hy nu niet van zijne kameraden, van hunne le vensbeschouwing en van zijn vroe- Wat was de wereld tooh schoon en hoe rein de natuur 1 Het morgenlicht brak reeds door toen hij den terugweg aannam naar Tvvnela. Toen hij het huis naderde overviel hem ineens de gedachte, dat alles misschien slechts een droom was en dat hij reeds morgen alles anders zou uitleggen en anders zou voelen. Maar wat zou het, al ware het slechts een droom! Wat is er geen droom! Wat is er geen droom Alles immers wat zich boven het gewone verhef laat hem duren, zoo lang net kan men kan ten minste zorgen, dat men niet te vroeg ontwaakt Maar toen hij 's morgens wakker werd, was zijn eerste gevoel reeds een lichte twijfel. Hy had byna ge- wenscht, dat het nog niet gebeurd ware, dat van gisteren. Als Elli eens niet beantwoordde aan zyne voor stelling van haar? Hij had heta zoo dikwijls moeten ondervinden, dat hii vreesde of het nu niet even zoo zou gaan, als zoo menigmaal vroeger. Hij herinnerde zich, hoe verschrikt hij geweest was, toen hij zijne ver loofde voor 't eerst weerzag na de scheiding, die volgde op de eerste gévoelsuitbarsting. Dat was volstrekt niet de ideale jonkvrouw, die hy zich n„ 't afscheid op een afstand voor gesteld had. Hij had toen byna lust gehad, terstond van haar weg te loopen. Maar zij was naar hem toe gesneld en had zich in zijne armen geworpen, en hij had er zich niet aan kunnen onttrekken, hoe koel en vrij van allen hartstocht hij ook was. Ook nu in het morgenlicht leek alles hem zoo nuchter, zoo weinig geheimzinnig en grootsch. Had hij eens weer zich door eene toevallige stemming laten meesleepen? Maar hij wilde nu dat gevoel behouden, hij draalde met opstaan, riep zich de beelden van gisteren weer voor den geest en dat gelukte hem in zoover dat hij, toen hij naar beneden ging, ten minste aan zijn goeden wil geloofde. En tot zijne blijdschap zag hij, dat zijn eerste indruk niet die was, wel ken hij gevreesd had. Toen hij op de veranda kwam, zat Elli daar niet op hem te wachten, zooals, hjj gedacht had. Zij was druk bezig in de rnelk- kamer en toen zij daar uit kwam, droeg zij een schotel dikke melk. Welk een mooie lijn vormde haar lichaam, zooals zij daar met den arm, die den schotel droeg, omhoog tot op gelijke lijn met het hoofd, de plaats overstak en de keuken binnenging, zonder hem te zien. Juist zoo moest zij zijn, kalm Toor 't uiterlijk, of schoon haar gemoed zeker vol onruBt was. En aangenaam deed het hem aan, toen zij daarna, de kamer door, op de veranda kwam en hem begroette zonder de minste zinspeling op het gebeurde een lichte trilling der oogleden verried alleen hare ont roering. Eerst toen Olof met haar in den tuin gegaan was, hare hand gegre pen had en herhaald, wat hij den vorigen avond verzekerd had, zeide Elli: „Is het dus werkelijk waar?" „'t Is waar," zeide Olof met zulk eene teedere, diepe, overtuigende stem, dat Elli niet meer kon twijfelen. Vermoeid van den storui van aan doeningen, die haar den vorigen dag geschokt hadden, was Elli bijna ter stond ingeslapen, toen zij zich te ruste gelegd had. En dezen morgen dacht ook zij eerst, dat het onmo gelijk was. Het was te heerlijk dan dat het waar kon zijn. Zoo lang en zoo hopeloos had zij het gewenBcht, ofschoon hare stoutste droomen zoo ver niet waren gegaan nauwelijks had zij 't durven denken, dat Olof haar werkelijk lief zou kunnen heb ben al wat zij van het leven vroeg, was: in zijne nabijheid te mogen zijn, hem te zien en te hooren en zich nu en dan slechts voor te stellendat hij dezelfde gevoelens had als zij en nu plotseling, juist toen zij meende dat alles uit was, hoorde zij het uit zijn eigen mond! Het was dus zoo en nu verzekerde hij het haar weer waarom zou hij het zeggen, als hij het niet dacht en voelde Maar zij wilde het nog eens hooren „Maar als gij het alleen maar denkt als gij u in u zeiven vergist?" „Neen, neen ik vergis mij niet ik heb daarin alleen verkeerd gedaan, dat ik het niet eerder ge zegd heb, maar ik begreep mij zelf noch u je moet nu niet meer twijfelen dat doe je nu niet meer, niet waar „Neen en zij reikte hem hare hand. „En vergeef je mij, dat ik je gis teren zoo'n verdriet heb gedaan?" „Denk daar niet meer aan Terwijl hij daar op den schom mel zat en naar Elli keek, had hij weldra de zwakheid van het eerste oogenblik overwonnen en gaf hij zich geheel over aan de macht van een gevoel, dat hem nu na zoo langen tijd weer nieuw was en geheel on gelijk aan wat hy vroeger onder vonden had. Wat vond hij dat ver- legene en toch waardige in Elli's houding mooi! Zy waB voor een oogenblik weggegaan en had Olof alleen gelaten. Maar toen keerde zij terug, spreidde haar mooiste witte tafellaken uit over eene tafel, die voor den schommel stond en zette daar koffie voor hem. Daar lag iets feestelijks in en tevens was het zoo gezelligEn Elli leek niet zyne ver loofde, maar veel eerder zijne vrouw het was alsof zij reeds getrouwd waren en nu genoten van hun rus tig, heerlijk samenleven. Het was een dier kalme licht bewolkte zomer morgens, waarop geen zuchtje gevoeld wordt en de lucht langzaam opklaart. Onmerkbaar verdunnen zich de wol ken, stijgen hooger en hooger en verdwijnen alsof zij slechts geuren waren, die van den grond opstegen. Voordat de rand der zonneschijf zicht baar wordt en warmte begint uit te stralen, is reeds de schaduw daar, die ze te voorschijn roept. En als ze daarna begint te schijnen, blijft het water kalm en trilt er geeD blaadje aan de boomen. 't is of hemel en aarde elkander bewonderen en zich spiegelen in eikaars oogen. Onbe wegelijk staan de wolken, als mar merbeelden, aan den hemel, zonder in 't minst van gedaante te veran deren. „Wij zijn dus gelukkig, hé?" zegt Olof, zijn gedachtengang vervolgen de en zoekende naar een beeld, dat zijne stemming weer kon geven, vervolgt hij:. „zoo gelukkig als die twee berken daar beneden aan het akkerpad, welke niets van elkander schijnen te weten, maar elkander toch missen zouden, als een van hen ver plaatst werd." „Ja," zeide Elliik ten minste ben zóó gelukkig dat ik hel niet zeggen kan." „Zeg het toch." „Ik kan niet." "En ik, die reeds dacht, dat je niets om mij gaf!" „Ik?" O, o! als je wist, hoe ik van je gedroomd heb al deze jaren." "Vertel mij dat eens... „Maar dan zou ik je opnieuw mijn heele leven moeten vertellen." „Doe dat maar." „Maar wat denk je toch eigenlijk van mij.vindt je wezenlijk niet, dat dit alles niet goed is?" „Je moest me nu toch zoo goed kennen, dat je wist wat ik denk. „Maar als je dit nu maar zegt om mij gerust te stellen „Volstrekt nietwant ik weet niet, waarom ik je zou moeten ge ruststellen. Daarover, dat je je ge voelens hebt laten spreken? Maar een keer moet je die toch immers ook eens aan 't woord laten komen en tot hun recht." Het deed haar zoo goed hem dat te hooren zeggen het was de be vestiging van hare eigen gedachten. Zy had zich zelve afgevraagd, vroe ger reeds en nu weer of het verkeerd was wat zij gedaan had. Maar zij vond dat het niet zoo was. 't Was waar, dat zij eens haar woord gegeven had zij wilde dat woord houden maar haar hart, hare ziel had zij niet verpand. Hij, die ze had behooren te winnen, had ze niet weten te veroveren, hij miste ze niet, hij zou er dus niets bij verliezen. Waar om zou zij dan niet mogen liefheb ben en geliefd worden? En als zij tot hiertoe niets verkeerds had gevon den in hare liefde, waarom zou zij dat dan nu doen? Eigenlijk was er niets veranderd. Niets anders dan dat Olof en zij het nu van elkander wis ten. Ongegrond was de vrees geweest, die zij soms gevoeld had, als zij aan de mogelijkheid dacht. Hunne ver houding zou voortaan van denzelfden vriendscbappelyken aard blijven als tot hiertoe en in 't geheel niet ver anderen. Zoo vatte Olof het ook op. hij was zoo kiesch, zoo bescheiden en behandelde haar zoo eerbiedig.zoo als alleen een volmaakt gentleman als hij dat kon doen wat was zij gelukkig, wat was zij gelukkig! XVIII. Dat waren weer heerlijke dagen, heerlijke avonden en nachten, gelij kende op die der vorige week, maar toch zoo geheel verschillend weer. Zij wandelden samen op den grooten j weg, roeiden, zaten op steenen aan het strand, op den schommel in den tuin, op de veranda en in Elli's kamer. De geheele week geen bezoek, het volk op het land, huis en tuin ledig, op hen beiden na en op den zonne schijn, op warmte en licht na, die den hof vervulden en in en uit de kamer gleden door de geopende deu ren en vensters. En overal waar zij waren, spraken zij met elkander, over hun geluk, hoe zij precies gelijk dach ten en voelden en hoe hun gevoel bij niets anders te vergelijken was, dat zy ooit gekend hadden. Zou iemand ter wereld zoo fijn kunnen liefhebben, zoo waar en zoo diep Dat was niet mogelijk bij gewone menschen in ge wone verhoudingen. Maar zij bij hen was het irnmerB iets geheel an- pers Hoe zonderling, dat zij op el kander gewacht hadden, al die jaren van stille trouw van haar kant, en dat vergeefsche zoeken naar zijn ideaal, bij hem. De eene had bier gezeten, gewacht en geloofd, en de andere had de wereld rondgezworven tot hij er vermoeid van was en nu moest hij juist hier komen om haar te vinden. Was dat toeval? 't Kon zijn, maar Olof verzekerde, dat hij, toen hy op de stoomboot den inham van Tyynelii zag, zeker was, dat hy daar den vrede zou vinden, dien hij zocht, en dat hij toen terstond besluiten zou, daar te komen, zoo hij het niet reeds gedaan had. „Het was zeker mijn voortdurend verlangen, dat u hier tot mij voerde." En nu durfde zij hem vertellen, hoe zij daarginds bij het nettenhuisje op hem gewacht had, juist op hem. Daar had de hoop haar nooit geheel begeven. „En daarvandaan kwam je ook. Wat was ik eerst verschrikt en hoe verlegen en onhandig was ik dien eersten avond!" „En toen vond ik je toch al da delijk zoo aantrekkelijk ik lag lang wakker, aan je denkende maar zeg mij eens, heb je daar toen dien bouquet in mijne kamer neer gezet?" Ja, dat had ik gedaan ik was zoo bang, dat je hem opmerken zoudt." En als zij eens met hunne gemeen schappelijke herinneringen begonnen, volgde de eene op de andere, de eene al heerlijker dan de andere. En welk een genot was het, dat alles nog eens te doorleven en er telkens op nieuw de bevestiging van hunne liefde in te vinden. Wat had Elli wel gedacht van Olof, toen zij dien eersten zondag terugkeerden van hun bezoek aan de pastorie en zij zoo aangedaan was over wat hij van Sigrid vertelde? Zij had gedacht: als gij eens wist, hoe diep het mij treft en hoe ik toch zoo blij ben te hooren, dat gij haar verdedigt. Wordt vervolgd.) Gedrukt by DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1902 | | pagina 6