De Vrouw van den Predikant.
JUHANI AHO-
Uit het Zweedsche vertaald
DOOR
J. YISSCHER.
28)
„Zeg eens, zullen we even gaan
zitten?" vroeg zij.
„Graag ben je moe
Neen, maar ik heb je iets te vra
gen."
Zij gingen op een omgevallen boom
stam aan den weg zitten, en met
tranen in de keel en zenuwachtig
aan de boomschors plukkende, vroeg
Elli hem wat hem toch scheelde, waar.
om hij zoo was
„Wat bedoel je
„Wees niet zoo," smeekte zij hem
teeder, dichter naast hem komende
„ik verzoek het je vriendelijk je doet
mij zoo'n verdriet zeg mij, waar
om ben je boos op mij, waarom
bekommer je je in 't geheel niet
meer om mij
„Dat doe ik welmaar je bent
zelve vandaag en gisteren zoo vreemd
geweest, dat ik niet weet, wat er
van te moeten denken
„Wat heb ik dan gedaan dat
je zoo hindert?"
„Misschien heb je gedaan zooals
je doen moesten 't is misschien
mijne fout, dat ik mij niet op jouw
standpunt kan plaatsen maar ik
zeg het ook ronduit, dat ik dat niet
kan
„Maar hoe moest ik dan zijn?"
„Je vertrouwt mij niet en dat
grieft mij."
„Ik je niet vertrouwen!"
„Als je dat deedt, zou je mij gis
teren niet den geheelen dag ontwe
ken hebben en 's avonds niet op die
manier van mij gegaan zijn."
„Ik weet zelve niet recht, waarom
ik zoo was en hoe ik daar zoo toe
kwam het lijkt je zeker heel
vreemd maar ik kon toen niet
andersen je moet het mij ver
geven."
„Was je bang voor mij?" zeide
Olof.
Elli keerde zich zenuwachtig af,
maakte haar taschje los en weer dicht
en zeide eindelijk
„Niet alleen voor jou het kan
zijn, dat ik ook bang was voor mij
zelve voor ons beider zwakheid."
Dat was dus de reden van haar
gedrag van gisteren Olof voelde zich
dadelijk zachter gestemd en, zich tot
haar keerende, zeide hij op vriende
lijken, geroerden toon
„Maar lieve, beste Elli, waarvoor
zou je bang zijn waarom noem je
dat zwakheid, wat de natuurlijkste
uiting is voor onze gevoelens..."
„Dat is niet zoo dat mag niet
de uiting van onze liefde zijn
„Waarom niet? Zeg mij, denk je
ook niet in het diepst van je ziel,
dat wij elkander zoo niet kunnen
ontvluchten en geen koelheid kun
nen voorwenden, waar wij elkander
zóó liefhebben zeg
Hg greep hare hand, boog zich tot
haar en wilde den arm om haar
middel slaan
„Neen, neen," smeekte Elli en
trachtte zich los te maken „doe
niet zoo, ik smeek het je!"
„Maar waarom? zeg mij, waarom?"
„Omdat het Diet mag omdat het
niet mag, al wilde ik ook."
»Maar je hebt mg immers lief...
je hebt toch gezegd, dat het zoo is
„En juist omdat ik je zoo liefheb,
zou ik niet willen, dat iemand het
recht kon hebben, mg aan te klagen."
„Maar wie zou je aanklagen?"
„Allen, de geheele wereld
„En je geeft om 't oordeel van de
wereld?"
„Niet alleen om de wereldook
voor mg zelve evenveel om mijn
zelfswilonze verhouding zou zoo
ideaal zijn, zoo heerlijk, als het bg
het oude kon blgven ik meende,
dat je er evenzoo over dacht."
„Maar ik kan het niet dulden, het
is te veel, dat je,terwijl je mg als 't
ware van je stoot, een ander toebe
hoort en dat ik riep Olof uit,
opspringende.
„Ik behoor immers niemand zoo
geheel toe als jou
„Werkelijk
„Ik heb immers, terwijl ik al deze
jaren op je gewacht heb, niemand
zoo toebehoord als jou jij alleen
leefde in mijn hart
„Is het toch zoo
„Waarom zeg je zoo spottend: is
het toch zoo? Als je wist, wat je
voor mg waart, zou je dat niet zeg
gen als je eens wist, hoe dik-
wgls je bg mg was en mijn last
verlicht en mgne schaamte verjaagd
hebthoe ik van den eersten
avond af jou tot mijne hulp geroepen
heb jou mijn geest, mijne ziel,
mgne liefde gewijd heb, die nooit een
ander toebehoord hebben of behooren
zullen want niemand anders heeft
er zooveel recht op gehad als jij
voor jou heb ik ze rein gehouden
beduiden ze dan niets voor je.stel
je ze niet op prijs
„Dat doe ik wol, maar als je mij
zoo liefhebt, waarom toon je het mg
niet zóó, als waartoe alleen de liefde
recht geeft? En waarom denk je, dat
onze verhouding daardoor hare rein
heid en schoonheid verliezen zou?"
„Waarom? Ja, waarom!"
zg was eenigszins in de war. „Be-
grgp je het niet? Er zgn immers be
loften, die mij binden die ik ge
geven heb en niet kan breken, als
ik niet alles wil breken. Wat an
ders
„Natuurlijk kun je dat niet."
„Er zijn van die gelukkige naturen,
die kunnen gaan en alles verlaten
maar ik moet hier blijven en hoe
zou ik hier kunnen blgven in deze
omstandigheden, onder deze men-
schen zgn brood eten, terwijl ik
wist dat, als hg als zij het wisten,
zij mg vlak in mgn gezicht konden
zeggen nu heb ik ten minste een
rein geweten want om de liefde,
waarmee ik jou nou liefheb, hebben
ze het recht niet mg te veroordeelen.
en evenzoo geloof ik, dat ik, zooals
het nu is, het recht heb van mijn
geluk te genieten. Begrijp je het nu
„Ik geloof het wel."
Daarom is hetom niets an
ders zeg, dat je dat gevoelt
„Ja, ja zekerhet zal wel zoo
zijn, als je zegt."
En zijn verstand, zijn rechtsgevoel
zeiden hem, dat Ellie van haar stand
punt gelgk had. Hg kon er niets
tegen inbrengen, hg begreep, dat hg
niets te eischen had, want hg wist,
dat hg haar uiets aan te bieden had
in ruil voor wat hg vroeg en hg moest
erkennen dat Ellis beweegredenen
edeler en reiner waren dan de zgne.
En de tragedie haars levens roerde
hem opnieuw. Maar tegelgk zag hg
in, dat hg haar niet zóó zou kunnen
liefhebben als hg dat wenschte en
zooals Elli wilde. Geheel zgn wezen
kwam in opstand, hg kon zich nauw-
lijks weerhouden, haar met geweld
naar zich toe te halen. Nog eens had
had hg haar willen verzekeren en
trachten te overtuigen, dat er geen
tweeërlei liefde kon bestaan, dat Elli's
inzicht vooroordeel was en haar ide
alisme overspannen, dat men zulk
een onderscheid niet kan maken, dat
de gedachte er aan reeds eene over
treding is en dat zg reeds ontrouw
was geweest. Maar hg gevoelde ter
stond hoe zwak zijn gronden wa
ren zg klonken in zijne ooren
als de woorden van verleiders, zoo
lang hg niet bereid was zich te on
derwerpen aan alle gevolgen en
dat wilde hij niet En Elli behoorde
blgkbaar niet tot die vrouwen, die
men kon winnen door zich heimelijk
bg haar in te dringen en 't smeulend
vuur aan te blazen. Zij gevoelde
hare zwakheid en was er voor op
hare hoede. En zg had gesproken
met intensiteit van eene vaste over-
j tuiging. Deze overtuiging was een
gevolg van een jarenlange, stille zielen-
werkzaamheid en zou niet te schok
ken zgn. Natuurlijk op den langen
duur, maar zou dat de moeite loonen.
„Zullen wg dan gaan ?"zeide hg,
opstaande.
Zij liepen het boschpad af, waar
langs zg gisteren ook gekomen wa
ren. En daar zij geruimen tijd geen
woord spraken, had Elli tijd om zich
aan hare gedachten over te geven.
Zg zag dat het haar niet gelukt
was, hem te overtuigen. Olof zag er
voordurend misnoegd uit en beant
woordde haar blik met iets koels en
wantrouwends in de zgne. En Elli
was zich onduidelgk bewust van wat
er in hem omging Zgn toegeven
was niet vrgwillig. Hij zou niet te
vreden zgn geweest met den vroe-
geren omgang, als het aan hem over
gelaten was. Hg heeft mij niet op
dezelfde manier lief als ik hem. Wil
hg mg niet begrijpen, of is het hem
niet mogelgk is mgn ideaal dan
zoo iets onmogelgks Kan vriend
schap liefde niet vervangen Zij
kreeg geen antwoord op hare vragen
en had geen lust, opnieuw met Olof
over dat alles te spreken. Zij wilde
hem niet iets flauw hooren toegeveD,
waarover hg in zgn hart misschien
anders dacht.
Had zg zich soms in hem vergist
Was hg misschien niet degene, dien
zg zich had voorgesteld „Je kunt
natuurlgk niet," had hg gezegd.
Maar waarom zou ik niet even goed
kunnen als Sigrid Die jonge man,
de dokter, was haar gevolgd. Maar
Olof zou het misschien niet doen...
hg heeft mij niet lief genoeg. Alleen
in dat geval was het mogelgk. Hij
wil niet, dat ik met alles zal breken,
en toch wil hg
Zg voelde een pgnlgken steek in
haar hart. Het was alsof de glans,
die om Olofs voorhoofd gestraald had,
verbleekt was
Maar daarna verzette zich hare lief
de met alle kracht tegen deze ge
dachten. Het is niet zoo. Ik mag
zoo niets laags van hem denken. En
zg wenschte, dat zg zelve ongelijk had.
XXIV
Toen zg, in gedachten verdiept,
zwggend naast elkander voortwan-
j delende, het boschpad verlieten voor
den grooten rgweg, die naar Tyyne-
la voerde, zagen zg dominee Aarnio
hen tegemoetkomen. Hij werd hen
op 't zelfde oogenblik gewaar, greep
zgn hoed en zwaaide dien bij wgze
van groet.
Zij hadden hem volkomen verge
ten. Elli had gedacht, dat zg, thuis
komende, misschien weer samen op
de veranda zouden zitten, als vroe
ger praten en weer terngkeeren tot
hun vroegeren omgang. Olof dacht
eveneens en had zgne eigen verwach
tingen.
Daarom werkte de verchgning van
haar man op Elli als een koud bad,
dat haar een rilling over de leden
deed gaan. En Olof kon zich slechts
met moeite dwingen, den hoed af te
nemen om den groet te beantwoor
den.
Van vreugde stralende kwam do
minee Aarnio hnn tegemoet en riep
reeds van verre:
„Goeden dag Komt gg toch ein
delijk ik wachtte al den ge
heelen avond en ging u eindeljjk
maar tegemoetals ik u hier niet
gevonden had, was ik tot aan de
hoeve door geloopen. Nu, hoe gaat
het en hoe hebt hij het gehad?.
En na hen begroet te hebben,
keerde hg met hen tetug, hij, alleen,
in 't midden van den weg, Olof en
Elli aan weerszgde van hem, zoo
ver mogelgk aan den kant.
„Zgn je catechisaties afgeloopen
vroeg Olof.
„Ja, Goddank! Eigenlgk hadden
ze nog eene week langer moeten
duren, maar ik kwam met mgn col
lega overeen, ze tot aan den herfst
te verschuiven, omdat ik zoo zelden
eens een gast heb en we met het
werk op het land zoo noodig moeten
voortmaken."
En zonder iets te merken van hun
ne stemming, begon hg volgens zg
ne gewoonten druk over zgne eigen
aangelegenheden te praten.
Hg was de laatste week tot aan
de uiterste grens der gemeente ge
weest, in haar verste uithoeken, en
had heele afstanden te paard afge
legd, langs moerassen en door woe-
stengen. Hij was big, dat het nu af
geloopen was en hg eindelijk ook
eens rustig thuis kon blgven om zijn
gast wat gezelschap te houden. Nu
zouden zg gaan visschen, jagen en
bezoeken afleggen.
„Als gij nog een poosje gewacht
hadt, hadden wg te zamen naar de
hoeve kunnen gaan."
Hg zeide dit niet in 't minst ver-
wgtend, doch alleen maar op een toon,
alsof het vanzelf sprak, dat zg zonder
hem niet het rechte genot van het
tochtje gehad konden hebben.
Hg kreeg geen antwoord, maar
dit begeerde hg ook niet.
„Van avond zullen we een klein
feesmaal hebben," zeide hg. Ik had
een paar gasten willen vragen, doch
deed het niet, omdat ik niet wist
of gij wel thuis zoudt komen
maar dan zullen wij onder ons drieën
toch feestvieren."
„Waarom juist van avond P" vroeg
Olof.
„Ja, dat weet jij niet. Olof, maar Elli
des te beter. Het is vandaag de
verjaardag van onze eerste kennis
making, in 't huis van Elli 's ouders
jg was er anders ook bij. 't Is mij
bgna alsof dat al mijn trouwdag was."
„Ja, dat is dan wel een herinne
ringsdag zeide Olof bittermaar
hg gevoelde zich in 't geheel niet
in eene feeststemming en ging ter
stond naar zgne kamer, toen zg thuis
gekomen waren. Zgn vriend liep hem
echter na en dwong hem in den tuin
te komen, waar flesschen en glazen
op de tafel voor den schommel ston
den.
Hg was in feeststemming, zeide
hg, hg had een gevoel alsof hg ja
renlang weg geweest was. En hij
zeide, dat hg lust had eens over
oude tgden te praten met zgn vriend.
„Gij zijt toch maar te rechter tijd
tot ons gekomen," verklaarde hij,
zijn glas vullende, „llaak nu maar
geen haast om weer weg te gaan
je kunt immers blgven zoolang je
maar wiltvoor mijne vrouw en
mg is het een waar genoegen, je hier
te hebben, als je 't hier ten minste
naar je zin hebt
Ben je van plan een toost te
houden?" riep Olof lachende uit.
„Neen, geen langen toostje
gezondheid slechts op je gezond
heid, oude jongen
IF'ordt vervolgd.)
Gedrukt bg DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,