DEMOCRATIE. DOOR Dr. D. C. NIJHOFF. 5) De Grieken waren vindingrijk, geestvol en hoogst vatbaar voor in drukken. De Romeinen ernstig, be raden en standvastig. In letterkun dige en andere kunsten, in wijsgeerig denken waren de Grieken verre de meerderen; doch in zedelijke kracht stonden ze beneden de Romeinen. Natuurlijk beiden hadden ook de fou ten hunner deugden. Gelijk Grieken land met al zijn goeds en schoons bestemd was, onder te gaan door tuchteloosheid en alleen tijdelijk zijn ideaal van Grieksche natie met Athene tot middelpunt, onder Pericles heeft bereiktzoo was Rome krachtens zijn deugden bestemd tot de wereldheer schappij. Doch die zelfde deugden van Rome hadden ook een keerzijde. De standvastigheid der Romeinen werd vaak eigenzinnigheid en halsstarrig heid. Hun eenvoudige ernstige zeden maakten hen trotsch en hard in hun oordeel. Ze waren wreed en onge nadig tegenover hun vijanden; zelf zuchtig en verraderlijk tegenover hun bondgenootenhoog en tyrannisch tegenover de veroverde volken, zoowel als tegenover hun eigen landslieden. Geen wonder, dat, waar Grieken land een bloeitijdperk van democratie heeft gekend, de hoogheid van het strenge Romeinsche volkskarakter het nooit verder dan tot worsteling om de democratie heeft gebracht. Toch is het hoogst belangrijk, die worsteling gade te slaan. Ook de Romeinen was de zucht naar vrijheid en gelijkheid aangeboren. Menige blad zijde hunner geschiedenis spreekt van de overwinning dier kostelijke goede ren. Doch ten volle zijn ze nooit ver overd. Hunne republiek was oligar- chisch-plutocratisch, de beginselen der ware democratie zijn er nooit in door gedrongen. "Wel steeg de volksinvloed van eeuw tot eeuw, doch niet om tot zelfregeering te komen, maar om in het caesarisme onder te gaan. De geschiedenis van de worsteling der democratie vond haar hoogte maar ook haar keerpunt in den tragischen dood der beide Gracchen. Hoe dan ook de gewone geschiedschrijver de Romeinsche historie moge indeelen, al naar gelang van de oorlogen en veroveringen van het volk, de demo cratische historie-schrijver kan slechts die geschiedenis in drie tijdperken scheiden. De worsteling der demo cratie tot 134 v. C. Het werken en streven der Gracchen. En daarna. I. Oppervlakkig kon het den schijn hebben, alsof geene historie demon stratiever voor de ontwikkeling der democratie was, dan de Romeinsche Of waar ter wereld heeft men zulk een strijd gevoerd als in Rome tus- schen plebejers en patriciërs. Zijn niet als 't ware deze namen, die toch een zuiver historische beteekenis heb ben, zijn ze niet in den mond des volks overal partijnamen geworden, wanr strijd gevoerd werd tusschen de aanzienlijke en de opkomende burgerij En inderdaad tot een zekere hoogte is geen land van meer be teekenis voor de democratie en haar recht dan het oude Rome. Wat heb ben die Plebejers zich eeuwen moeten weren, om zich dezelfde rechten als de Patrioiers te veroveren I Gaan wij in het eerste gedeelte van deze schets de verschillende fasen van dien strijd na. Reeds in zeer vroegen tijd, onder de monarchie, schijnt die strijd om de rechten der Plebejers te zijn aan gevangen. Schijnt, zeg ik met nadruk, want zoo men ergens gevaar loopt, zich schuldig te maken aan anachro nismen, dan is het wel in de oudste Romeinsche geschiedenis, die geheel en al in een mythisch waas is ge huld en tot welker opbouw men niet door gelijkmatige bronneD, maar al leen door deductie uit later gewordene toestanden kan komen. De historie kan m. a. w. geen aaneengeschakeld verhaal van Rome geven voor het jaar 510 v. C., dat vaststaat als het jaar van de ver drijving der koningen. Toch moet er in de alleroudste dagen een zuiver patriciaat zijn geweest, d. w. z. een burgerschap uitsluitend van de ge slachten. Tot die geslachten behoor den eveneens van den oudsten tijd af de clienten, of hoorigen, die in den toestand van hallvrijheid ver keerden en waaruit zich later het plebs en de plebejers hebben gevormd. De halfvrijheid dier clienten was die toestand, waarin wel het burgerrecht werd gemist, maar waarbij men toch behoorde tot de Romeinsche gemeente. Alle clienten maakten deel van een geslacht uit en stonden in betrekking tot de eigenlijke burgers als tot hunne patronen of beschermers. Yeel lager stonden de slaven, die behoorden ook wel tot de familie van een geslacht, maar ze werden eenvoudig als zaken beschouwd, waarop enkel het eigen domsbegrip kon worden toegepast. De halfvrijen daarentegen konden zich zeiven ook eigendom verschaffen, ze konden grondbezit verkrijgen; doch ze misten de macht, om hun bezit genoegzaam te handhaven, vooral in oorlogstijd, wanneer ze ook geroepen werden, om het land en de stad te verdedigen. Er schijnt in de dagen van Servius Tullius, op een na den laatsten ko ning, eene instelling in het leven te zijn geroepen, die den clienten eenig meerder recht waarborgde. We be doelen de instelling van de vergadering der centurien (Comitia Centuriata). Wat bedoelde deze? Er bestond eene vergadering van de patricische bur gers alleen, namelijk de Comitia Cu- riata die voor de instandhouding der gesloten verbonden moest zorgen en nu en dan door den koning werd geraadpleegdook waren de clienten, als opgenomenen in de geslachten, daarvan niet uitgeslotendoch stem recht hadden ze niet hunne af hankelijkheid en hun gemis van staat kundige rechten maakten vaak hun ne andere rechten waardeloos. De inrichting der Centurien was daarom voor hen van eenig belang, want daarin werd hun althans stemrecht toegekend3jhetgeen geschiedde, toen na een lange reeks van ontwikke lingsfasen het private grondeigendom ook toegankelijk was geworden voor de niet-patriciërs. De centurieninstel- ling speelt in de geheele Romeinsche geschiedenis een groote rol 3) en stellig is de comitia centuriata een tijdlang de oorspronkelijke drager van de souvereiniteit des volks ge weest en kende men geen anderen vorm voor de uitdrukking van den wil des volks 4). Toch was de ge heele inrichting der centurien militair veel meer dan staatkundig. Het was eene volksindeeling, waarbij ieder naar zijn vermogen tot de samenstel ling van het leger moest bijdragen. De rijkdom had dus ook hier het meest te zeggen. Van de 193 centu rien waren er 98. die behoorden tot Mommsen. Römisches Staatsrecht. III Bd. Ie Abth S. 92. Id S. 127. ld. S". 34'!299. Id. S. 321. de twee eerste klassen, die der se natoren en der ridders, zoodat in den eigenlijken zin des woords de ceaturien meer lasten dan rechten aan de plebejers hebben gegeven. Alleen dit kan er van worden getuigd. Ze hebben den Plebejers de intrede in de Staatsgemeente den weg ge baand. In hoeverre de verdrijving der koningen mede aan het plebs te dan ken is, kan onmogelijk historisch worden vastgesteld.; Zelfs uit de twee eerste eeuwen der. Republiek zijn nog vele bijzonderheden fabelachtig. Toch schijnen de naam van Brutus en de vijf eerste consultaten uit het huis Valerius te wijzen althans op medewerking van het plebs met de patriciërs bij die verdrijving. Dat ongetwijfeld in den laatsten Konings tijd de Plebejers sterk vooruitgaande moeten geweest zijn, blijkt wel uit de groote overwinningen, die ze kort daarop behaalden. De juiste tijd, waarop den Plebe jers het zittingsrecht in den Senaat is gegeven, is niet met zekerheid te bepalen. Doch stellig waren ze eer der senaatsleden dan magistraten al was het dan ook uit gebrek] aan een voldoend aantal (3000) patrici sche leden en al bleven ze vooreerst op een afzonderlijke plaats gezeten en alleen opgeroepen om hun stem recht uit te oefenen. Eerst veel la ter werden ze gerechtigd, ook mede te spreken, maar volle ranggeljjkheid hebben ze nooit in den Senaat be zeten 3). Ook werd te gelijk met de geboorte der Republiek, die inplaats van de koningen, twee consuls aan het hoofd stelde, de werkkring van de comitia centuriata zeer uitgebreid. Deze werd voortaan geroepen, die consuls te kiezen 3) en kreeg zelfs het recht, om de wetten aan te nemen of te verwerpen. Daar echter de macht van den rijkdom in die vergadering den doorslag gaf, baatte die hervor ming den Plebejers niet veel. Krachtiger werd] hun optreden ten gevolge van sociale misstanden. Hoe eerbiedwaardig ook in menig opzicht de Patriciërs warenhoe ook onder hunne regeering de Romeinsche Re publiek zich onderscheiden heeft door de grootste deugden van haar uitne- mendste burgers; hoe de Senaat bo venal een der beste instellingen der wereld is geweesthunne] hooghar tige, diep vernederende en beleedigen- de houding tegenover de Plebejers is niet minder wereldgescbiedkundig geworden. De zucht om hun voor- rechten te verdedigen tegen alle aanvallen van den minderen stand, maakte hen meer dan eens tot moor denaars, zooals b. v. het geval was met den tribuun Genucius 1en an deren van zijn partij of met den Rijken Plebejer Spurius Melius 3). De volks vergaderingen drongen zij met ge weld binnen, om beraadslagingen te onderbreken of wettige besluiten te keer te gaan. Beleedigingen van Ple bejers waren aan de orde van den dag. De schandelijke behandeling van de schoone Plebejische Virginia door Appius Claudius, ze moge wellicht een sage zijn, ze is teekenachtig genoeg voor de algemeene houding der Patriciërs tegenover de min dere standen en voor hun verachting van de wet, als het hun belangen Mo timsen III 2e Abth. S. 870. 3) lp S. 871. De uitdrukking Patres et confcripti is afkomBtig ven den tijd, dat »ok Plebejers korden beschreven (conscripti) wor den sis Senatoren. Mommsen. Röin. Gesch. I p. 261. Vermoord in 473, omdat hij had ge waagd de beide atgetreden consuls weg-ns de verhindering, door hen aan een akker wet in den weg gelegd, tot verantwoording te roepen. Liviua II, 54. of hartstochten gold. In de eerste jaren na het ontstaan van de Repu bliek was het vooral hun schraap zucht die terecht het verzet der Ple bejers opwekte. Wat toch was het geval Het veroverde land, de ager publicus, werd uitsluitend onder de Patriciërs verdeeld. Enkele uitzon deringen op dien regel mochten er wellicht ten bate van rijkere Plebe- bejers, die in den Senaat zitting had den, worden gemaakt, de kleinere landbezitters en pachters waren van een aandeel in deD ager publicus ge heel uitgesloten. Alle kans op ver betering hunner sociale positie was dezen dus ontnomen, ja die werd ten gevolge van veelvuldigen krijgs dienst, hooge belastingen en zeer hoogen interest van dag tot dag slech ter. De meeste Plebejers geraakten dus bij de PatricierB in schulden en dit schuldrecht was bij de Romeinen gruwzaam wreed; met persoon en goed geraakten de schuldenaars ge heel en al in de macht der schuld- eischers. Daaruit ontstonden eerst allerlei oproeren, weigering van krijgs dienst en andere pogingen tot verzet totdat eindelijk, na een nieuwe schen ding van een belofte door de Patri ciërs, de Plebejische soldaten van een terugkeerend zegevierend Romeinsch leger, den schijn aannamen, alsof ze op 3 mijlen afstands van Rome op een heuvel (later de heilige berg ge noemd) een nieuwe Plebejerstad wil den stichten. Die uitwijking naar den Mons sacer werd een gewichtig keer punt in de opkomst van den Plebejer- stand. Want de Patriciërs werden daardoor tot consessies gedwongen, die ze anders niet gemakkelijk zouden gedaan hebben1). De voornaamste dier concessies bestond hierin dat, de Plebejers het recht verkregen, volks tribunen te benoemen, die elke voor hen nadeelige wet krachteloos konden maken. Dit volkstribrunaat is de grootsté hefboom voor de ontwikke ling van het plebs geweest en dat er zoo weinig misbruik van gemaakt is, is wel een bewijs van de zelfbeheer- sching van het Romeinsche volk. Te recht is er van gezegd, dat het Rome tegen de tirannie behoed heeftdoch zoowel de korte duur van het ambt als het aanvankelijk tweetal tribunen verhinderde de groote macht van ieder afzonderlijk. De volkstribunen beleg den ook de volksvergadering, gesteund door twee volksaedilen, die de zorg voor vele andere volkbelangen had den. De volksvergaderingen namen besluiten, die later plebisciten ge noemd werden. Dat deze moesten worden goedgekeerd, bewijst reeds het woord3); bindende3) macht gelijk de wet (lex) hadden ze zonder die goedkeuring in den eersten tijd niet. 'jLivius II, 3 2. Plebi scire scitum. 3) Lego binden. V»n daar lex. Wordt vervolgd.) Gedrukt bq DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1903 | | pagina 6