DEMOCRATIE.
DOOR
Dr. D. C. NIJIIOFF.
Slechts hier en daar in het Ger-
maansch Europa gelukte het den
vrijen boeren, hun oude onafhanke
lijkheid te bewaren. Daar, waar de
natuur van het land den burchtbouw
en den ridderdienst in den weg trad,
zooals in Zwitserland en Noorwegen,
is nooit de toestand der vrije boeren
zoo drukkend geweest. Doch Frank
rijk en Duitschland, het eerste vroe
ger, het tweede later, telde de mach
tigste vazallen ten gevolge van de
zwakheid van koningan en keizers.
En waar de vazallen sterk en menig
vuldig waren, daar was de afhanke
lijkheid van het volk des te grooter.
Tirannen heerschten over kleinere en
grootere streken en de enge banden
van al die lokale tiranniën maakten
het juk van alle onderhoorigen steeds
ondragelijker, verhinderde het vrij
verkeer van het volk ten eenenmale,
deed de onwetendheid en de onaf
hankelijkheid Bteeds voortduren en
hield alle sociale verbetering tegen.
Daar kwam bjj, dat een aristocratie
van een geheel andere orde die diepe
ellende nog vermeerderde en de zwaar
moedige dienstbaarheid, waartoe het
volk door zijne heerendiensten werd
gedoemd, nog somberder maakte. Be
doeld wordt de priesteraristocratie der
kerk, die niet minder dan de wereld
lijke aristocratie, uitgaande van de
ongelijkheid der menschen, voor zich
zelf en de instandhouding van haar
macht zorgde en de klove tusschen
zich en het volk met den dag bree
der en breeder maakte.
Het is hier niet de plaats, om de
weldaden, door de kerk ook in de
middeleeuwen aan de menschheid
bewezen, in den breede te herinneren.
Niemand kan en zal ontkennen, dat
die op bijna ieder levensgebied groot
zijn geweest. De zaadkorrels van bijna
elke soort beschaving zijn inderdaad
door haar uitgestrooid. We herinne
ren hier alleen aan de heidensche
misbruiken door haar afgeschaft, aan
do krankenzorg door haar ter harte
genomen, aan den akkerbouw, door
haar verbeterd, aan de bescherming
door haar van overoude tijden aan
weezen en weduwen, aan gevangenen
en vondelingen geschonkenaan de
kunsten en wetenschappen, door haar
beoefend, aan den truga Dei, den
Godsvrede, door haar te midden van
alle gruwelen der heidensche veeten
bevorderd en aan tal van andere
edele uitingen van den Christusgeest,
die te midden van de ruwheid dor
tijden niet spoorloos kon verdwijnen.
Ja, met Macaulay kan gezegd worden,
dat „in die dagen van ruwe fysieke
kracht het geestelijk gezag, hoe vaak
ook misbruikt, op zich zelf een groote
vooruitgang was; dat zonder de hiërar
chie van de kerk het volk slechts uit
roof- en lastdieren zou hebben be
staan."
En toch die hiërarchie met haar
scheiding tusschen geestelijken en
leeken, met haar zucht naar heer
schappij, met haar door en door aris
tocratisch bestuur heeft ook een jam
mer ten gevolge gehad, die bij een
zijdige beschouwing derMiddeleeu wen,
ons nog van den nacht dier tijden zou
kunnen doen spreken.
Beslist zoo zagen we in ons
voorgaand hoofdstuk was het Chris
tendom van Jesus, zoover het met
staatkunde zich inliet, in kiem demo
cratisch. „De oversten der volken
mochten heerschappij over hen voe
ren, de grooten macht over hen ge
bruiken alzoo mocht het onder zijn
discipelen niet zijn. Wie onder hen
zou willen groot zijn, die zij eens
anders dienaar." En de allereerste
Christenen lieten zich ook door dat
beginsel besturen. Gelijkheid en die
nende liefde stonden op den voorgrond.
Maatschappelijk werden zelfs de eerste
Christenen onvoorwaardelijk commu
nisten. „Ze hadden alle goederen ge
meen; de menigte was één hart en
één ziel en niemand zeide dat iets van
hetgeen hij had, zijn eigen ware."
En dat standpunt der democratische
gelijkheid heeft eenigen tijd voort
geduurd. Onderscheid tusschen pres
byters en episcopen bestond er niet.
Beiden waren eenvoudig opzieners en
oudsten der gemeenten. Eerst later
werden het priesters en bisschoppen,
van het volk geheel en al gescheiden
en boven het volk verheven. De keuze
in de oudste kerk van bisschoppen
had plaats door algemeen stemrecht
en zelfs de oude kerkvaders en eerste
Christelijke schrijvers voerden een taal
tegen de rijken, die zich op hun geld
verhieven, tamelijk wel gelijk aan de
i taal van het moderne socialisme J).
Zelfs toen de organisatie der kerk
reeds ingewikkelder was geworden,
was het nog een zuiver democratische
gedachte, dat menschen van de laag
ste geboorte een waardigheid konden
bereiken, ver boven alle menschelijke
grootheid verheven.
Doch de stand, waartoe deze verhe
ven werden, was van zuiver aristo
cratisch allooi. Nergens ter wereld
is zulk een scheiding tusschen men -
schen en menschen gemaakt als in de
kerk tusschen geestelijken en leeken.
Nooit is de ongelijkheid der menschen
zoo op de spits gedreven en met zulk
een gezag gehandhaafd. De hoogheid,
waarmee de aristocratie van stand,
van rijkdom, van kennis op het volk
nederziet, is niets vergeleken bij de
hoogheid, waaruit de priesteraristo
cratie de leeken beschouwt; des te
gevaarlijker omdat die met een schijn
van nederigheid (servus servorum Dei)
gepaard gaat.
Het is dan ook zonneklaar, dat
daargelaten nog tal van corruption
en afdwalingen en misbruiken in de
Christelijke kerk, daargelaten haar
afgodisohe ceremonien, haar alleen
zaligmakende leer en symboliek, het
heidensche van haar vergoding van
heiligen en beelden, daargelaten dat
alles, dat een bespotting was van het
oorspronkelijk Christendom en een
karikatuur van den godsdienst van
Jezusdat de aristocratische inrich
ting der kerk met alles wat daartoe
behoorde en wat daarvan een onver
mijdelijk gevolg was het volk nog
rampzaliger en ellendiger gemaakt
heeft, dan elke tirannie, die de ge
volgen was van de wereldsche aris
tocratie in de Middeleeuwen. De kerk
mocht hier en daar het licht doen
schijnen, zoo vaak zij bediend werd
door rechtschapen mannen die haar
eigenlijke bedoeling niet verzaakten
als instelling, tegenover de leeken-
wereld, tegenover de massa, heeft zij
meer dan eenige macht, drukkend,
vernederend en doodend gewerkt.
Van de dagen van Constantijn den
Groote af werd het eerste en aller
voornaamste streven van die kerk,
wereldsche macht en heerschappij te
verkrijgen. En het is bekend genoeg,
hoe dit doel door alle machtsmiddelen,
die zij wist aan te wenden, meester
lijk is bereikt. Eene aristocratische
priesterheerschappij zonder wereld
lijke macht ware een onding geweest.
Wilde de kerk haar aristocratische
inrichting behouden, dan moest zij ook
allereerst streven naar geld en goed.
Geld en goed nu bestond in de Mid
deleeuwen bovenal uit grond en het
Hand. 4 ts. 32.
Jacobus 5.
lag dus voor de hand, dat de kerk
evenals alle aristocraten der wereld
naar grondbezit ging streven. De
middelen, om dat te verkrijgen Jagen
geheel onder haar bereik. Van den
heerlijken godsdienst van Jezus was
een godsdienst van angst, vreeze en
bijgeloof gevormd en zoo kon het ge
beuren, dat b.v. aan het eind van de
7e eeuw d.i. nog geen twee eeuwen
nadat Clovis de koning der Eranken
het Christendom had omhelsd, een
derde van den geheelen bodem van
het oude Gallie aan de kerk toebe
hoorde. En zoo ging het in mindere
of meerdere mate overal. De inkom
sten der kerk stegen met den dag.
Bij den val van het Romeinsche rijk,
verkregen de bisschoppen en pries
ters het leeuwendeel der overwinnin
gen. De eersten vestigden hunne ze
tels in tal van steden en gemeenten
en namen zoowel in het wereldlijk
als in het geestelijk bestuur de eerste
plaatsen in. Zij assimileerden zich zelfs
met het feodalisme en genoten als
heeren van den grond, als baronnen
of prinsen met alle andere voorname
grondbezitters, van alle wereldsche
en tijdelijke zaken. Zij aarzelden niet
te worden bezitters van lijfeigenen,
zij, die geroepen waren het hoogste
voorbeeld te geven van nederigheid
en dienende liefde. De bisschop van
Rome steeg bovenal van jaar tot jaar
in macht en werd niet alleen het
geestelijk hoofd der Westersche kerk,
maar ook naar Gregorius VII, de
Souverein aller sonvereinen, de opper
machtige aller vorsten, die al hun licht
en macht slechts ontleenden aan hem,
de Zon der Wereld.
Wat er bij zulk een huishouding
van het arme volk te recht kwam,
laat zich denken. Dat volk het was
er alleen, het bestond alleen voor
1 zijn machthebbers en hoofden. Slechts
uitzondering bleef het, als het Chris
tendom een vruchtbare bron was
van zedelijk en maatschappelijk wel
zijn. Het karakter der kerk was
geheel en al met den geest van het
oorspronkelijk Christendom in strijd
en onbestaanbaar met de vrije ont
wikkeling van den mensch. Het be
vorderde onkunde, het ontmoedigde
alle zelfeerbiediging en alle zedelijk
zelfvertrouwen, het was voor slaven
pasklaar gemaakt en dus ongeschikt
voor vrije menschen.
„Het Heidensch geloof had den
mensch vrij gelaten, om te streven
naar de hoogste idealen. Maar de
sombere Christelijke geestdrijvers, in
plaats van zooals hun voegde te loe
ren, dat de menschen geschapen naar
't beeld Gods, naar de volmaaktheid
moeten streven, predikten dat de men
schen niets dan aardwormen waren,
in zonde ontvangen en geboren en
gedoemd tot eeuwigdurende kwelling
en zelfkastijding. Van de waardeen
waardigheid der menschen werd nooit
gesproken, nog over over de hooge
bedoelingen hunner schepping; ze
hoorden alleen van hun verdorvenheid
en hulpeloosheid. Zulk een geloof
moest den geest onderdrukken en
verlamde het godsdienstig en zedelijk
gevoel van tallooze geslachten."')
Doch zulk een prediking beant
woordde volkomen aan den aristo-
cratischen geest der kerk. Het be
wustzijn van de rechten van het volk
op te wekken, het ware doodzonde,
en tegelijk zou het de doodsteek voor
het gezag der kerk zijn geweest. Elke
tirannie, elke beleediging, elke onder
drukking moest verdragen worden en
geduld. De kerk gaf daarbij aan vor
sten en heeren vrijheid tot onder
drukking en zoo werden de ketenen
hunner onderdanen door haar nog met
zwaarder klinknagels bevestigd.
Verg. Erskine May, Democr&eie I p.
235 eet.
Waar was te midden van die dub
bele tirannie, die op het volk drukte,
in dien somberen tijd, die eeuwen
duurde, nog vrijheidsliefde en vrij-
heidsmoed gebleven, om weerstand
te bieden aan dat tweevoudig geweld
In de Italiaansche republieken, de
Duitsche en Nederlandsche en Vlaam-
sche steden, zijn die nooit verloren
gegaan. Kiezen we de eerste als voor
beeld van de sporadische verschijning
der democratie in dien donkeren tijd.
II.
Hetzelfde land, waarvan in de Mid
deleeuwen de geheele aristocratische
priesterheerschappij met al haar euve
len uitging, is ook het land geweest,
dat in die donkere eeuwen het vroegst
op vrije volksontwikkeling en volks-
regeering wijst. Hoe ook na den val
van het Westersch Romeinsche Rijk
geplunderd, verwoest en geroofd door
Herulers, Oost-Gothen en Longobar-
den, de oud Romeinsche steden van
Italië bleven toch iets van hun onaf
hankelijkheid bewaren, dat zij als een
gulden traditie uit oude dagen fier
wisten te handhaven. Zelfs het Ro
meinsche keizerrijk was niet in staat
geweest, den inwoners van tal van
steden in Italië al hun voorrechten
te ontrukken. En welke centralisee-
rende macht ook Rome uitoefende,
Milaan, Verona, Bologna, Capua e.a.
hadden nooit prijs gegeven sommige
hunner oud-republikeinsche instellin
gen, zooals hun door 't volk gekozen
senaat of hun jaarlijksche consuls of
twee-mannen. Evenmin hadden de
Germanen de vrijheid der oude ste
den geheel kunnen vernietigenin
tegendeel werden deze reeds onder
de Longobarden veilige toevluchts
oorden en werd de republiek vnn
Venetie reeds gesticht onder hunne
overhcersching. Ook de Franken, die
met Karei den Groote, hunnen intocht
in Italië deden, hadden den oorspron-
kelijken vrijen geest der steden niet
kunnen dooden. Ja, toen met deze het
feodale stelsel in dat schoone land
zich begon te ontwikkelen, herbouw
den van de 9' eeuw af de Italiaan
sche steden hun oude muren, om zich
te beschermen tegen de dageljjks aan
wassende gevaren, zoowel van de
Frankische heeren en vorsten als van
Noormannen, Hongaren en Sarrace-
ners. Tusschen 900 en 1200 werden
dus als het ware de meeste Oud-
Romeinsche steden herboren en min
of meer republikeinsch ingericht;
want al waren ze ook in naam af
hankelijk van wereldlijke vorsten of
geestelijke heeren, de steden hadden
zich toen reeds het recht bedongen,
te vergaderen op de openbare plaats,
waar de burgers als parlement ver-
eenigd, hunne consuls kozen, hun
grooten en kleinen raad 1benoem
den, belast met het bestuur over de
geldmiddelen enz. Zoo waren in de
12a eeuw waren reeds Ravenna, Ca
pua, Bologna, Milaan, Verona, Napels,
Gaeta, Amalfi, Venetie, Pisa, Genua
en tal van andere als onafhankelijke
en vrije steden gevestigd. En de ont
wikkeling van nijverheid en kunsten
hield met die vestiging gelijken tred.
Oredenza.
Wordt vertolyd.)
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.