DEMOCRATIE.
DOOK
Dr. D. C. NIJHOFF.
22)
De voornaamste bepalingen van de
nieuwe grondwet, die dat doel bereikte,
waren de volgende. Door de inrichting
van het tweekamerstelsel werd het
particularisme der kantons met het
universalisme van den bondstaat ver
zoend. Daar sedert het jaar 1830 on
dubbelzinnig aan het licht was geko
men, hoe het denkbeeld van een
Zwitsersche nationaliteit van jaar tot
jaar aan uitbreiding en kracht had
gewonnendaar dit toenemend na
tionaal bewustzijn op volksfeesten en
samenkomsten zich zoo duidelijk had
uitgesproken, moest ook in de grond
wet op den voorgrond staan, dat zon
der de kantons in de verste verte te
willen opheffen, toch niet bij hen,
maar bij het Zwitsersche volk in zijn
geheel de souvereiniteit berustte en
de kantons moesten onderworpen zijn
aan de bondssouvereiniteit. En toch
mocht aan het historisch recht van de
betrekkelyke souvereiniteit der kan
tons niet worden te kort gedaan. Op
grond van die overweging werd bij
de nieuwe grondwet een bondsver
gadering ingesteld, bestaande uit den
Nationalrath en den Standerath. Voor
den eerstgenoemden kozen elke 20.000
zielen van de gezamenlijke bevolking
een medelid en voor den tweeden
zond elk kanton twee afgevaardig
den. Het algemeen stemrecht werd
aangenomenelk burger, die niet was
uitgesloten van het actief burgerrecht
en die den leeftijd van 20 jaar had
bereikt, waB kiezer. Gedurende drie
jaar hadden de leden van den natio-
nalen raad zitting. Bij den standen
raad bepaalden de kantos de wijze
van stemming en den ambtsduur. Wat
de bevoegdheden van beide raden
werden, blijkt o.a. uit de volgende
bepalingen
Tot die van den nationalen Raad
behoorden de zorg voor de onafhan
kelijkheid van het vaderland tegen
over andere landende handhaving
van de rust en de orde binnenlands,
bescherming van de vrijheid en de
rechten der eedgenooten en hunne
gemeenschappelijke welvaart. De kan
tons oefenden alle souvereiniteitsrech-
ten uit, die niet waren opgedragen
aan de macht van den bondsraad.
Die souvereiniteit werd den kantons
door den bond gewaarborgd. De kan
tons verkregen hun eigen staatsin
richtingen, die echter door den bond
moesten worden goedgekeurddie
staatsinrichtingen mochten zijn repu-
blikein8ch, repraesentatief, democra
tisch, wanneer ze slechts niets be
vatten in strijd met de voorschriften
van de grondwet van den bond. Ze
moesten door het volk zijn aange
nomen en herzien kunnen worden,
als de meerderheid der burgers dat
verlangde. Bizondere politieke ver
bonden en verdragen tusschen de
kantons werden verboden; maar in
zaken van huishoudelijke wetgeving
en rechtwezen werden de kantons vrij,
altjjd in zoover ze niet indruischten
tegen de rechten van den bond en
van andere kantons.
Met bijzonder groote zorg zijn al
de wederzijdsche belangen van den
bond tot de kantons en omgekeerd
en hunne respectievelijke verplich
tingen en bevoegdheden in de grond
wet van 1848 gestipuleerd. Voor ons
doel is dat echter van minder belang,
dan de verhouding van den enkelen
burger tot den bond en kantons. Daar
over nog het volgende:
Alle Zwitsers zijn voor de wet
gelijk; voorrechten van plaats, ge
boorte, familien of personen bestaan
er niet. Verboden zijn alle pensioenen,
traktementen, titels, geschenken en
orden van buitenlandsche regeerin
gen. Alle Zwitsers die tot een der
Christelijke belijdenissen behooren,
hebben het recht van nederzetting in
elk deel der eedgenootschap, mits ze
voorzien zijn van bewijzen van af
komst, goede zeden, burgerrecht en
in staat zijn hun familie te onderhou
den. Dan genieten zij ook alle rech
ten van de oude burgers van het
kanton, waarheen ze zijn verhuisd, al
zijn ze niet in kantonale aangelegen
heden aanstonds stemgerechtigd. Vrij
heid van godsdienst, drukpers, ver-
eeniging, zoowel als het petitierecht
werden toegestaan, onder zekere voor
waarden. Slechts de Jezuieten bleven
uit Zwitserland verbannen.
Eindelijk werden er merkwaardige
artikels in de grondwet van 1848
over revisie opgenomen. Art. 104
o. a. bepaalde: De bondsinrichting
kan ten allen tijde gerevideerd wor
den. Art. 105: De revisie geschiedt
op den weg der bondswetgeving. Art.
106. Wanneer een gedeelte der bonds
vergadering tot de rivisie besluit en
het ander gedeelte daarin niet toe
stemt, of wanneer 50.000 stemgerech
tigde burgers de revisie van de bonds
inrichting verlangendan moet in
beide gevallen de vraag of er een re
visie zal plaats hebben of niet, aan
de stemming van het Zwitsersche volk
worden onderworpen. Art. 107. De
gerevideerde grondwet van den bond
wordt van kracht als zij door de meer
derheid der Zwitsersche burgers en
de meerderheid der kantons is aan
genomen.
De eindstemming over de grond
wet van 1848 had dit resultaat dat
15'/2 kanton zich er voor verklaar
den, 6'/j tegen. Op den 12en Sep
tember van dat jaar verklaarde de
zitting de grondwet voor aangeno
men.
UI.
De Zwitsersche grondwet van 1848,
die een groote hervorming en verbe
tering invoerde in de verhouding van
de deelen tot het geheel, van de kan
tons tot den staat, was echter in een
zeker opzicht uit democratisch oog
punt eene reactie. Het repraesenta
tieve stelsel toch kwam daardoor voor
alle vragen, de gewone wetgeving
betreffende, in eer. En dit stelsel
werd door de zuivere democraten
geheel in strijd geacht met de ware
volks80uvereiniteit. Had J. J. Rous
seau reeds in de voorgaande eeuw
den volkswil voor onvervreemdbaar
verklaard aan het souvereine volk;
kwam reeds volgens hem aan de af
gevaardigden des volks geenerlei wet
gevende macht toe en was dus de
eigenlpke volkswetgeving een onmid
dellijk uitvloeisel der volkssouverei-
niteit; ook omstreeks de helft der
eeuw ontbrak het aan dergelijke stem
men niet. De later zeer bekende
sociaal-democraat in den Duitschen
Rijksdag, Rittinghaussen, gaf reeds
in 1850 in de „Democratie pacifique"
een reeks artiken ten beste, gewijd
aan bet recht der rechtsstreeksche
volkswetgeving. Volgens hem leed de
revolutie van 1848 juist daardoor
schipbreuk, omdat zij het repraesen
tatief stelsel op den troon bracht en
was zij, terwijl ze zoo rijk was aan
denkbeelden van sociale hervorming,
doodarm aan politieke ideeën, d. w.
z. aan praktische middelen ter uit
voering. Op het eigenlijk wezen van
het democratisch regeeringsstelsel
komt alles aaneerst daardoor zal
men kunnen komen tot de noodzakelij
ke hervormingen. Ook Victor Con-
sidérant bepleitte in Frankrijk het
recht der onmiddellijke volkswetge
ving. Hij hield de partijen in de
repraesentatieve regeeringen voor
even usurpatorisch als de dynastien.
De collectieve wil van het volk was
het eenige, ware legitisme. Evenzoo
zagen Ledru-Rollin, Proudhon, Emile
de Girardin de gevaren van het re
praesentatieve stelsel zeer helder in.
Louis Blanc daarentegen zag in de
volkswetgeving de overwinning van
het fooderalisme. Dit laatste gevaar
stond zeker ook den opstellers van
de Zwitsersche grondwet van 1848
voor den geest. Hun was het bovenal
te doen om het particularisme van
den Statenbond te verbreken en een
Bondstaat te scheppen. En ongetwij
feld is de vorming van den éénen
Zwitserschen Staat hun onsterfelijke
verdienste.
Toch ging dit gepaard, gelijk we
reeds zeiden, met verkrachting van
andere democratische denkbeelden.
De kantons Schweiz en Zug schaften
zelfs in 1848 de oude landsgemeenten
af. Wallis richtte zich geheel reprae
sentatief in. Waar de landsgemeen
ten bleven bestaan, verloren ze enkele
hunner rechten.
Dit neemt echter niet weg, dat in
de jaren, die volgden, totdat in 1874
een nieuwe grondwet voor den bond
werd afgekondigd, tal van kantons,
die zich volgens de grondwet van
1848 vrij konden inrichten, zich al
lengs weder ontworsteld hebben aan
het repraesentatieve stelsel en hetzij
het veto, hetzij het referendum heb
ben omhelsd. Reeds in 1849 voerde
Thurgau, in 1852 Schaffhausen het
veto in. Wallis gaf zich een referen
dum bij begrootingsquaesties. Aurau
zelfs het recht van initiatief. Waadt,
dat we reeds als zeer vooruitstrevend
ontmoetten, bepaalde in 1861 dat
leeningen van meer dan een millioen
franken de goedkeuring van het volk
bij volksstemming moesten wegdra
gen St. Gallen herzag in 1862 zijn
constitutie en behield het Veto. Basel
(land) voerde in 1863 het verplichte
referendum in, dat in de lente en
den herfst moest gehouden worden
over alle besluiten en verdragen,
alvorens ze konden worden vastge
steld. Bern nam in 1869 het ver
plichte referendum aan. Solothurn en
Aargau eveneens in 1870. De merk
waardigste strijd had echter in Zurich
plaats, die in 1869 tot de volkswet
geving voerde.
De mannen, die te Zürich daarbij
vooral van grooten invloed waren,
heetten Dr. Locher en Carl Bürckli.
Aanleiding daartoe was de corrupte
rechtstoestanddoch spoedig kwamen
daarbij de grieven van socialen aard.
De overmachtige invloed van het
groot kapitaal en de onbillijke ver
deeling der belastingen deden den
eisch hoorenNiet alleen alles voor
het volk, maar ook door het volk.
De groote Raad moest het natuurlijk
ontgelden. Die raadgever zegt
Bürckli zeer typisch moet door
het referendum en het recht van
initiatief der burgers tusschen twee
vuren in geplaatst worden. Het re
ferendum moet „de zonden, die be
gaan zjjn", het initiatief „de zonden
die door nalating worden bedreven,"
herstellen. Al liet de conservatieve
partij het niet onbreken aan waar
schuwingen, de beweging groeide in
Zürich dermate aan, dat men in 1868
en 1869 zich niet langer kon ont
trekken aan de revisie van de kan
tonale grondwet. Hoe ook Dr. Suter
zich tegen vermeerdering van den
volksinvloed verzette en vooral allen
nadruk op de schijnbaar onweerspre
kelijke waarheid legde, dat het volk
in zijn geheel noch den tijd, noch
de bekwaamheid bezat, om zelf als
wetgever op te tredenzijne tegen
standers met name Sieber, traden met
zooveel kracht op tegen de aanma
tiging van den grooten Raad, om
zelf te zijn en te blijven de alpha en
de omega van het politieke leven,
dat de geesten hoe langer hoe meer
voor den invloed van het volk ge
wonnen werden. De beteekenis van
den Grooten Raad werd daarbij niet
miskend, maar hij moest ophouden
te zijn de politieke voogd van het
volk, hij moest alleen een pionier
van nieuwe gedachten worden.
Het gevolg is dan ook geweest,
dat het Referendum geregeld twee
maal per jaar over alle wetgevende
acta van den Raad werd aangenomen
en het Initiatief werd vastgesteld,
zoo een derde van den Kantonsraad
en 5000 stemgerechtigde burgers in
een bepaald geval er voor stemden
(Art. 29 en Art. 30 van de Züricher
grondwet van 1869.)
Op het congres te Bazel van de
internationale arbeiders vereeniging
(1870) werd de Züricher nieuwe wet
met groote vreugde begroet en sedert
is dezelfde rechtstreeksche wetgeving
een eisch gebleven opal de program
ma's van de Duitsche sociaal-demo
craten.
IV.
De grondwet van 1848 had de
kantons geheel vrijgelaten in hunne
eigen staatsinrichtingen en zich nog
voor, noch tegen het repraesentatief
stelsel partij gesteld. In den aanvang
na 1848 mocht dat stelsel nog vrij
groote macht in de kantons hebben
behouden, zoodat ongeveer 1860 nog
1.030.000 Zwitsers onder uitsluitend
repraesentatieve vormen leefden dit
getal was in 1870 geslonken tot
330.000. De kantons Zug, Freiburg,
Basel (stad) Tessino en Genève heb
ben zich het langst met die vormen
tevreden gesteld. Alle andere kan
tons hadden óf het veto, óf het re
ferendum, óf het initiatief of wel twee
of drie daarvan aangenomen. Het
lag dus in den aard der zaak, dat
de commissie van grondwetsherzie
ning, die reeds sedert 1864 werk
zaam was, in 1870 begreep, dat het
volkomen gerechtvaardigd was en
wijs, dat de Bondsgrondwet gelijken
tred hield met de kantonale. In 1864
had zich een geval voorgedaan, waar
uit ten duidelykste was gebleken,
dat er een herziening van de grond
wet moest plaats hebben. Toen ont
dekte men dat, terwijl de Franscben
zich overal in Zwitserland konden
nederzetten, zonder dat er eenigszins
rekening werd gehouden met hunne
geloofsbelijdenis, dit recht den Zwit
serschen Joden niet eens was toege
staan. Deze stonden dus niet alleen
bij de andere Zwitsers maar zelfs bij
vreemdelingen achter. Die Middel-
eeuwsche uitsluiting moest derhalve
door grondwetsherziening worden uit
den weggeruimd. Toch was die ver
andering slechts met een zwakke
meerderheid 1doorgegaanvooral
omdat er een groote party in het
land was, die met gedeeltelijke grond
wetsherziening niet tevreden, een
geheele revisie eischte. Natuurlijk
bleef deze partij niet stilzitten en
zij heeft dan ook bereikt dat tien
jaar, nadat de eerste commissie voor
grondwetsherziening aan den arbeid
toog, die herziening is geschied en
in 1865 is aangenomen. De juiste
gang daarbij kan ons minder belang
inboezemen, dan de hoofdgedachten,
die daarbij een rol speelden en tot
de nieuwe grondwot hebben geleid.
Stippen we de voornaamste van die
denkbeelden aan.
170.032 burger» stemden voor: 14-9 401
ti gen.
(Wordt vertohjd.)
Gedrukt by DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem