BIJ MOEDER THUIS ARNE GARBORG door uit het noor8ch vertaald door M. A. ZEEMAN. I. 1) Juffrouw Holmsen keek naar bui ten, of de boot was weggeroeid. „Be grijpt u het, juffrouw Mühlberg?" vroeg zij. Juffrouw Mühlberg zag er ook wat beteuterd uit. „Ik kan er heusch niet wijs uit worden," was haar antwoord „me dunkt we moeten het nog maar eens probeeren." Zij namen den wonderlijken brief voor zich en begonnen opnieuw. Juf frouw Holmsen had hoofdpijn, zoo dat juffrouw Mühlberg hardop moest lezenmisschien kon zij ook het best met geschreven schrift terecht, als het er op aankwamwant rond en dik en welgedaan als ze daar zat, was ze een vrouw, die wat van de wereld had gezien. Gelukkig hield de kleine Fanny zich stil; zij zat op haar gewone plaatsje onder de groote naaitafel, vlak bij den stoel van hare moeder, en maakte een jurkje voor Rosalie. Juffrouw Mühlberg begon: „De gescheiden vrouw van Andreas Holmsen, jur. cand. heeft zich met een verzoek tot ons gewend om langs wettigen weg te verkrijgen, dat bovengenoemde Holmsen bij rech terlijke uitspraak worde gedwongen, haar jaarlijks eene bijdrage uit te keeren tot opvoeding van hun kind Fanny haar geboortebewijs door den predikant hierbij overgelegd Voor dat kind moest de vader volgens de schikking, waarop de scheiding werd uitgesproken. een afschrift daarvan bijgevoegd, even goed zorgen als voor de andere kin deren; maar daar hij niets gedaan heeft om die verplichting na te ko men, zoo weet de moeder, die in behoeftige omstandigheden verkeert, geen anderen uitweg dan te verzoe ken, dat haar door rechterlijke be slissing een jaargeld worde toegekend. De ondergeteekende vreest, dat daar geen termen voor zijn, maar heeft juffrouw Holmsen niet willen weigeren, haar verzoek bij den ambt man in te dienen met de opmer king, dat Holmsen nu waarschijnlijk in Kristiania verblijf houdt. Kristiansborg. Bureau van den Stadvoogd den 14den December 1864. ,D. Broch. Aan den Heer Amtman in het amt van Opland." Bovenstaand schrijven wordt ter be handeling opgezonden aan den Stifts- amtman in Kristiania. Oplands Amtsbureau 19 Dec. 1864. Bij afwezigheid van den amtman J. G. Bye." Wordt met de bijlagen aan den stadvoogd van Kristiania gezonden tot voorloopig advies. Kristianiastift 30 Januari 1865. bij volmacht Joh. Knap. Niet alleen in de namen, maar ook in de bevoegdheden der hier bedoelde ambtena ren is een zóó groot verschil met die in Nederland, dat het oorspronkelijke hier m.i. niet mocht „verhellandscht" worden. Doorgestuurd aan den dienstdoenden beambte tot gewone behandeling. Kristiania. Bureau van den onderstadvoogd. Voor den onderstadvoogd 9 Febr. 1865. Edv. Olafsen. „Teruggezonden aan den onder stadvoogd met toegevoegde verkla ring, dat genoemde Holmsen zich nu in Kristiansborg ophoudt. Kristiania den 6den Maart 1865. Chr. Engh." „Met bovengemelde verklaring te ruggezonden naar het het hoofdbureau van het Kristianiastift. Bureau v. d. onderstadvoogd, den 88ten Maart 1865. P. ramm, Klerk." „Weer toegezonden aan het ge achte bestuur van Opland. Kristiania, 11 Maart 1865. Bij volmacht Joh. Knap." „Gezonden aan den stadvoogd in Kristiansborg tot het verkrijgen van inlichting aangaande den vader van het kind en zijne betrekking. Amtsbureau van Opland, den 14dea Maart 1865. Krohn." Andreas Holmsen is 39 jaar oud, niet in militairen dienst, in staat om te werken, maar op het oogenblik buiten vaste betrekking. Ik moet hier nog bijvoegen, dat mij ter oore is gekomen, dat hij buitenslands wil gaan. De beschei den volgen. Kristiansborg. Bureau v. d. stadvoogd, den 218ten Maart 1865. D. Broch. Aan den Heer Amtman in het amt Opland. „Nogmaals teruggezonden aan den stadvoogd in Kristiansborg met de opdracht, adressante te doen weten, dat het Amtsbestuur naar luid van bijgaande minnelijke schikking tus- schen de echtgenooten geen termen vindt, om van den gescheiden man eene bijdrage te vorderen, tot het onderhoud van hun kind. Oplands amtsbureau 23 Maart 1865. Krohn." „Met de bijbehoorende afschriften aan de belanhebbende teruggezonden. Kristiansborg. Bureau v. d. stadvoogd, den 30'ten Maart 1865. D. Broch." Neen, ze werden er niets wij zer door. Zij namen den brief nog eens on derhanden en bestudeerden hem nog nauwkeuriger. Zij volgden den weg, dien het stuk genomen had, van den stadvoogd naar den amtman, van den amtman naar het stiftsbestuur, van het stiftsbestuur naar den stadvoogd in Christiania, van daar naar den dienstdoenden beambte en toen weer terug: van de afdeeling naar het hoofdbureau, toen naar den stifts- amtman, toen weer naar den amtman, toen naar den stadvoogd hier, toen nog eens weer naar den amtman, opnieuw terug naar het bureau van den stadvoogd, waar het acht dagen gelegen had en eindelijk hierheen. Maar dat gaf ook al niets. Het eenige, wat op de zaak betrekking had, was het laatste, „dat er geen termen wa ren, om van Holmsen eene bijdrage te vorderen." Ja, dat wil zeker zeg gen, dat ze hem niet kunnen dwin gen, vertolkte juffrouw Holmsen. „Ja-a"juffrouw Mühlberg haalde dit lang uit, dat moet het wel be- teekenen. Neen maar, dat had ik toch nooit gedacht 1" „Ach, ik wist het wel, dat het zoo gaan zon," zei juf frouw Holmsenzij was er warm van geworden, hare oogen deden er pijn van. „Ik kan het haast niet ge- loovenbegon juffrouw Mühlberg weeramtman Krohn, zoo'n knappe man!" Och, zij hangen als klitten aan elkaar. De stadvoogd heeft met den amtman er over gepraat en toen heeft de amtman zich gehouden aan wat de stadvoogd zeize hebben er niet voor niemendal zooveel tijd voor noodig gehad." „En hij, die toch zelf kleine kinderen heeft 1" „Ja, zijn kinderen zijn goed verzorgd en dan komt het er voor andere schapen niet op aan, weet u." „Neen, als ik dat ooit gedacht had van amtman KrohnIk ben benieuwd, wat hij nu wil dat u doen zult." „Naar het armbestuur gaan, natuurlijk; wat kan het hem schelen P" Juffrouw Holmsen nam met een ruk haar naaiwerk weer op„de tij den waren er niet naar om te luie ren!" Zij beefde van zenuwachtig heid; haar bleek gezicht was strak en mager. En van haar neusvleugel tot op den eenen mondhoek liep een dunne, fijne, scherpe streep, waarin niemand zich meer vergissen kon juffrouw Mühlberg zag dien ook en voelde zich wonderlijk te moede daar had me die mooie juffrouw Holm sen haar eersten rimpel! Juffrouw Holmsen naaide er dapper op los en praatte afgebroken, in- woedend. Hij hij dien ze niet noemen wou het was duidelijk, dat hij die jurist was die „schik king" waarin hij gewild had, dat zij zou treden, dat kon men wel nagaan, dat hij die zoo geschreven had, dat hij er gemakkelijk af kon. Dat sprak vanzelf, 't Leek net op hem. En goede hulp kreeg hij van die andere juristen, dat was te begrijpen. Hij had de grooten altijd te vriend weten te houden. De amtman zelf had zich niet te voornaam gevonden om champagne te drinken bij den boschkoDing »in Fredheim indertijd; nu hielpen zij hem op hunne beurt. Dat was dank en betaling. De beide vrouwen waren weldra geheel verdiept in oude „Fredheims"- geschiedenissen. Wel, wel, hoe het in de wereld toch op en neer ging Wie zou gedacht hebben, dat de „koningin van Fredheim", zij, die eenige jaren geleden het daarbuiten op het landgoed te bekrompen vond dat zij het eens zou hebben, zoo als ze het nu had Te wonen in een bar koud, akelig hol op het noorden, al wat zij het hare kon noemen op geborgen in een ouden koffer, beroofd van alles, zelfs van de kinderen ja, want nu zou ze wel genoodzaakt zjjn om Fanny ook af te geven aan dat menBch daar in Kris tiania Zij moeBt wel gelooven, dat zij slechter was dan anderen, dat het haar zoo treurig moest gaan. „Neen maar, lieve juffrouw Holmsen En toch wist ze niet beter, of ze was geweest zooals de meeste menschen door elkaar gerekend. Aan haar man kon zij ten minste met een gerust geweten denken. Er waren heel wat mannen, die meer van hunne vrouw te lijden hadden dan hij van haar te lijden had gehad. En dat was zeker, dat van het begin af aan niet zij hem had nageloopen. „Neen dat was te erg, zooals hg indertijd op u was." „O, 't was meer dan ergHij nam alle middelen te baat„Ik vergeet nooit, wat u mij eens verteld hebt van dien avond dat u samen hadt ge danst „O ja, toen hg met een rijtuig voor mg kwam, en mij thuis bracht? Ja toen. Hij was den heelen avond om en bij mij ge weest en had gevleid en lief gedaan en gebluft, en ik was er door be dwelmd en betooverden u begrijpt, zoo'n jong en onervaren meisje als ik toen was, het maakte natuurlijk indruk op mg, dien grooten langen man zoo heelemaal van de wijs te zien; ja, zoo kwam het er dan toe, dat hij half en half mijn toestemming kreeg en ik kan u zeggen, dat hij zoo hartstochtelijk te werk ging, dat ik bijna bang voor hem werd!" „Dat kan ik me begrijpen." „En sedert gedroeg hg zich geheel als mijn verloofde, nam felicitaties aan en zond kaarten rondallen noemden mij gelukkig en waren ja- loersch op mij, en de domineesfa milie bij wie ik was, dacht een heer lijk werk gedaan te hebben, nu ze mij zoo goed getrouwd zagen. Zooals ook wel natuurlijk was! Wie dacht toen anders dan dat het goed moest gaanP" „Ja, en hij was immers zoo rijk!" „Niet waar? En we waren allebei jong en flink en daar enboven ja hij was smoorlijk ver liefd en ik had toen ook niets tegen hem; of 't moesten zijne oogen ge- geweeBt zijn „Ja maar dat was nu niet iets om zich aan te storen." „Neen, ik was blij mijn voeten onder mijne eigen tafel te kunnen steken; want hoe goed ik het bij den dominees had, zoo weet u, hoe het was als men te gelijk dienstmeisje en dochter des huizes zijn moet, dan weet men eigenlijk nooit, waar men zich aan heeft te houden." „Ach Heer ja." „Maar zoo gaat het; dikwijls als men het beste kan verwachten ,'t Gaat zelden goed, als twee zoo dol op elkaar zijn." „Dat heb ik ook altijd hooren zeggen. Maar wat moest ik doen Nu hij eenmaal met alle geweld wilde en iedereen zei, dat ik toe moest geven „Iedereen in uwe plaats zou net zoo gedaan hebben als u, juffrouw Holmsen." „En zoo ging het later, zoo goed als het kon, maar niet zooals het moest. Ja, in het begin was al les lief en mooi, natuurlijk meest veel te mooi; hij gaf mij onophou delijk geschenken, hield paard en rijtuig voor mij en pronkte mij op met japonnen en kleeren, die zoo prachtig waren, dat ik ze in het boerenland op zijn best dragen kon." „O ja, dat weet ik nog zoo goed." Ach, het moest wel dikwijls hard zijn, hier half naakt en koud te zit ten denken aaD al de grootheid en pracht, en te weten dat nu alles weg was, te grabbelen gegooid voor wie het maar grijpen wou, aan den meest biedende verkocht, meest voor spot prijs. Moest juffrouw Holmsen niet soms gewone boerinnen zien rond- loopen met hare mantels en haar vroegeren opschik, doodgewone vrou wen, die geen flauw begrip hadden, van wat zoo iets waard was; ja, niet eens wisten hoe ze 't moesten dragen „Hè, dat moet hard zijn." dacht juffrouw Mühlberg. En dat alleB om zijn slechtheid en onverstanddat was in het kort gezegd het ergste Zij konden nu nog alles bij elkaar gehad hebben, zoo goed als iets, als hij maar gewild had. Maar hij had het er op aangelegd, dat het verkeerd moest gaan. Als hij het niet in alle opzichten naar zijn zin kreeg, dan was hij onhandelbaar en gedroeg zich, alsof hij stapel gek was. Het kon hem alles niets schelen, als hij het maar zoover bracht, dat zij geen raad meer wist. En zoover kreeg hij het." Wordt vervolgd.) Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem;

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1903 | | pagina 6