BIJ MOEDER THUIS
m.
DOOR
ARNE GARBORG
UIT HET NOORSCH VERTAALD
DOOR
M. A. ZEEMAN.
I.
4)
Zij moest er toch iets op zien te
vinden, om naar Kristiania te kunnen
gaan. Al was het alleen maar voor
een verandering. Zou juffrouw Hen
riksen het kind niet in huis kunnen
nemen Alleen maar voor een paar
maanden? Zij had Tom en Lea ook
wel. O foei neenZóo zou ze zich
toch niet vernederen, dat ze een gunst
zou vragen van dat mensch. 't Was
al erg genoeg, dat ze Tom en Lea
had. Maar dat moest hij verant
woorden.
En toch telkens dacht zij er
weer over. Yoor Fanny was er geen
kwaad bij, en de vernedering bleef
dezelfde, die bestond toch alAls
ze naar Kristiania kon gaan, dan kon
ze later zich zelf helpen en alle drie
de kinderen bij zich houdenals er
niets van komen kon, zouden de kin
deren daar moeten blijven, tot ze
totaal bedorven waren Haar broer
Nils behoefde er niets van te weten,
zij zou hem wel iets wijsmaken, hij
had zeker geen omgang met Holmsen
of met die juffrouw Henriksen.
Zij overlegde dit bij zich zelf zoo
lang en zoo dikwijls, totdat ze op
zekeren dag haar tegenzin overwon
en aan juffrouw Henriksen schreef.
De brief werd niet verzondenzij
bedacht zich, toen het op stuk van
zaken kwam. Zij kon er zich zelf
niet toe vernederen. Zij wilde zich
liever harden en nog wachten.
Maar de tijd viel lang, en eens
op een dag verzond ze den brief
toch.
Wat moest zoo'n stumperd als zij
ook anders doen Wie niet recht op
kon gaan, moest wel bukkenbeter
was het iets te ondernemen, opdat
men later het hoofd weer kon op
heffen.
Zij mocht niet wachten tot een
volgend jaar. Nu had zij een aanbod,
en dat moest zo aannemen. Het vol
gende jaar konden er honderd dingen
in den weg staan't Kon Nils mis
schien minder goed schikken, 't kon
erger zijn met Marieneen, de gele
genheid moest zij benutten, nu die
er was. Uitstel was afstel.
Zij deed het eigenlijk toch voor
de kinderen.
„Hoe heet je?"
„Fanny Ma'g'etha Holmsen."
„Zoo. Hoe oud ben je?"
„Den 9den Janua'i wo'd ik vijfjaar."
„Mooi zoo. Je bent zeker een ver
standig meisje, niet waar?"
„Ja."
„He, hel"
„A's ik g'oot wo'd ben ik heej knap."
„Zoo, zoowat wil je dan worden
„Akt'ice 1"
Juffrouw Holmsen moest lachen
zoowel als juffrouw Henriksen. „Ad
vocaat Lehmann heeft haar dat in
het hoofd gepraat," verklaarde Fan
ny's moeder.
Het gesprek wilde niet vlotten. Zij
spraken en lachten heel lief tegen
elkaar; maar opeens zwegen ze beiden
en gebruikten dan Fanny om het
gesprek aan te vullen. Juffrouw Holm
sen zat te wachten op Loa en Tom.
Wat duurde het lang eer zij kwamen!
Zou er iets niet goed zijn! Misschien
waren ze ziek, zoo uitgehongerd, dat
ze niet konden loopen? Misschien
hadden ze geen kleeren aan hun lijf?
Zij zat juffrouw Henriksen van ter
zijde aan te gluren en vroeg zich af,
wat er wel in haar zat. Kon er iets
goeds zijn in zoo'n mensch? Zij zag
er niet zachtaardig uit. Het was een
mager vrouwspersoon, stijf in hare
bewegingenzij had koude, blauwe
oogen en een bleeken mondhare
stem had nu en dan iets scherps.
Doch als hij het bij haar uit hield,
dan moest ze óf mooi óf lief zijn, en
daar ze niet mooi was, wat nie
mand van haar zeggen kon, en
ook niet jong, moest ze, zou men
denken, wel erg lief zijn. 't Was ver
wonderlijk, wat de mannen al niet
goed vonden, wanneer ze maar leven
konden als vrijgezel. Misschien was
het hem hier alleen om het eten te
doen. Hij was er de man naar. En
eten hadden ze hier zeker genoeg,
't Zag er alles zoo mooi uit. Zij was
goed gekleed, had oorbellen en gouden
sieraden; en dan die meubelen van
notehout met rips en pluche en die
prachtige tapijten en tafelkleeden en
aan de muren groote schilderijen in
olieverf met vergulde lijsten ach
ja! er werd zeker veel geld verdiend
in den modehandel.
Daar kwamen de kinderen
netjes gekleed en schoon gewasschen
juflrouw Holmsen was met éen sprong
bp hen, bukte en trok ze naar zich
toe en kuste ze onder tranen o
Goddank zij zagen er nog niet slecht
uit.
Zij zagen er eer goed uit. Zij wa
ren wel niet ryk gekleed, maar knap
en zindelgk over de bleeke gezicht
jes moest zp zich niet verontrusten,
alle kinderen in Kristiania zagen
bleek. Zp had zich zonder reden zoo
beangst over hen gemaakt. En eene
opvoeding kregen ze ook naar het
scheen. Zp hadden hun moeder zoo
aardig begroet en ze gedroegen zich
heel stil en bescheidenFanny was
bij hen vergeleken een kleine wilde
bras. 't Zou heel goed voor Fanny zijn,
hier eens een poosje te wonen. Thuis
kon ze, meer dan mocht, haar eigen
zin doen; hier zou ze wat in den
band gehouden worden, en dat zou
zeker goed voor haar zpn.
Juffrouw Holmsen begon over het
doel van haar komst te spreken en
juffrouw Henriksen gaf een zeer ge
nadig antwoord. „Zooals zp in haar
brief geschreven had," herhaalde zp.
Holmsen was haar in haar zaak zoo
van dienst geweest door zpn boek
houden en het vereffenen van kwade
posten, dat zp voor zoover dit in haar
macht stond, ook voor hem graag
wat wilde doen. „Ja, ik weet wel,
wat de menschen zeggen," voegde
zp er bpmaar u weet, als men zich
aan praatjes wilde storen Zp
had altpd veel van kinderen gehouden,
en als het dan kinderen waren, die
om zoo te zeggen geen thuis had
den, en als juffrouw Holmsen geen
andere uitkomst wist, het was al
tpd zoo moeielpk om „neen" te
zeggen. Kinderen verzorgen kon ze
goed, dat durfde ze zeggenjuffrouw
Holmsen kon in dat opzicht gerust
zijn. Fanny zou het hebben als de
beide anderen, en dat zou Holmsen
pleizier doen. Zp had met hem zelf
daarover gesproken, en om zpnentwil,
zooals ze reeds gezegd had. en als
juffrouw Holmsen het dan zoo noodig
had
Juffrouw Holmsen werd hoe langer
hoe stiller. Zp liet Fanny achter en
ging heen met saamgenepen mond
en brandende oogen.
Met broer Nils ging het goed, maar
minder goed met Marie. Zij liep suf
en droomerig door huis en pakte niets
aan. Zp was in de handen gevallen
van een half verdwaasden theologant,
en die had haar in het hoofd gezet,
dat zp en hp en nog een paar andere
I menschen nu weldra levend ten hemel
zouden varen. Daarop wachtte nu
Marie Pedersen en hield zich stadig
bereid, opdat de Bruidegom, als hp
kwam, haar niet slapende zou vinden.
Een dienstmeisje bestuurde, zoo goed
en zoo kwaad als het ging, de huis
houding. Broer Nils had wel gelpk
gehad, voor Fanny was hier geen
plaats.
Juffrouw Holmsen zelf had het er
goed genoeg. En zp trof het, dat ze
bij de Gezusters Mehlum in de Prin
senstraat kon komen. Dat waren eer
ste naaisters, haar modemagazpn ging
door voor een van de beste in de stad.
Hier leerde zij het kostuumnaaien
en hoorde nieuwtjes. De meisjes hier
wisten van alles, meer zelfs dan goed
voor haar kon zijn. Juist in dezen
tpd hadden zij het over een groot
bankroetde vraag was, of de voor
name familie van den groothandelaar
hem zou kunnen redden van tuchthuis
straf. Over de schepsels, met wie hp
zich had opgehouden, werd ook heel
wat gepraathij moest in dat opzicht
ook al een nare kerel geweest zpn.
Maar toch vonden sommigen, dat hp
de ergste nog niet was. Een man
als Thomas Frondby had ook wel zon
den op zpn geweten en van Hendrik
Land wilden ze maar zwpgen. Zijn
eenige verontschuldiging was, dat hp
die vrouw had; als het op stuk van
zaken kwam, dan deugde die ook
niet veel. 't Was me er eentje; erger
dan mevrouw Grom of mevrouw
Yrikkenbach. 't Was niet goed uit
te maken wie wel de ergste was
die voorname dames waren niet te
vertrouwen. Dat was ook wel geble
ken,, toen laatst die zaak voor de
rechtbank was geweest.
Juffrouw Holmsen dacht bp zich
zelf, dat zp geen geloof mocht hech
ten aan alles wat men zooal vertelde.
Maar de stad moest er slechter op
geworden zpn; vroeger had ze wel
gehoord van ontrouwe mannen, maar
nooit van vrouwen, waar men niet
op aan kon. Ja onder heel geringe
lieden, dat was wel mogelpk en
misschien eens een heel enkele maal
onder de allervoornaamstezooals
b. v. die hofdame, die altpd op het
slot moest komen, als de koning er
wasmaar dat was heel wat anders.
't Zou er in de wereld mooi gaan
uitzien, als de vrouwen even slecht
werden als de mannen
Het was een gure, natte herfst
met regen en vuile straten, en de
stad zag er niet mooi uit. Natuurlpk
was er weer iets niet prettig 1
Het ergste waren de natte voeten
de schoenmaker had de laarzen wei
zoo gemaakt, dat het water er door
kon. Maar toch was het aardig in de
stad. Er zat hier zoo'n vaart in de
menschen, ze dauwelden en slenter
den hier niet zooals op 't boerenland.
Men leefde heelemaal op, als men
zpn voet maar op straat zette.
En zooals de stad dan toch uit
gebouwd werd 1 Zp liep hier rond en
vond alles vreemd en verrassend als
in een sprookje. Zoo goed als ze thuis
dacht te zpn in haar eigen geboorte
stad, waar ze iedere straatsteen en
iedere morsige plek meende te ken
nen op eens stond ze getooverd
in nieuwe straten, die ze vroeger
nooit gezien had. En in den omtrek
was ook alles veranderd, hoogten
waren afgegraven en waar water ge
weest was, zag ze nu drogen grond.
Op juffrouw Henriksen had zp hoe
langer hoe meer tegen, en zij kon
steeds minder gelooven, dat de kin
deren het daar in huis goed hadden.
Lea en Tom waren zeker niet door
goede behandeling zoo stil en vreemd.
Als zij er kwam en alleen was met
de kinderen, klemden zp zich aan
haar vast en vroegen, of ze hen mee
wou nemen. „Ik wil met moeder mee,
bij moeder thuis zpn 1" huilde Tom.
En als jnft'rouw Henriksen dan bin
nenkwam, kropen ze stil in een hoek,
alsof ze kwaad gedaan hadden. Fanny,
die nog niet zoo wps om zich be
daard te houden, schreeuwde telkens
driftig, als zp hare moeder zag,'k
Wil mee, 'k wil mee 1" En het kostte
altpd meer moeite om van haar weg
te komen.
Juffrouw Holmsen bracht dikwpls
wat voor de kinderen mee als ze
kwam, vooral 's Zondags, en het was
hard voor haar te zien, hoe graag
ze waren op de eenvoudigste ver
snapering. En wat zat de juffrouw
dan leelpk naar hen te gluren, als
ze het gekregene opaten. Lea, die
het best zich zelf beheerschen kon,
stak gewoonlpk baar stuk koek in
haar zak en zei, dat ze 't later wel
zou opeten, als ze trek kreeg
ja, wie 't geloofde! „Het is niet
goed voor de kinderen tusschen de
maaltpden wat te krpgen, verklaarde
juffrouw Henriksen. t Wel, ik denk
dat eten goed voor hen is, als ze
honger hebben," zei de moeder.
„Gelooft u dan, dat ze hier honger
lpden?" vroeg de juffrouw met een
grpns. „Ik kan niet gelooven, juffrouw
Henriksen, dat u zoo harteloos
zou zpn," antwoordde juffrouw Holm
sen zij drukte op dit woord„ik
zou wel eens willen weten, hoe iemand
het in zijn laatste levensuur zou
maken, als men op zpn geweten had
een kind te hebben laten hongerlp-
den!" „Ik ben daar niet bang
voor," zei juffrouw Henriksen, „en
u moet heusch geen onkosten maken
voor de kinderen." O, ik zie, dat
er ingaat, wat ze krijgen," was het
antwoord.
Nu en dan kwam het tot een twist
en dan wonden ze zich soms zoo op,
dat ze om elkaar heenliepen als twee
katten en elkaar telkens de vuist
onder het oog duwdenhaar vingers
jeukten om elkaar bij 't haar te pak-
pen. Het was vreeselpk, zich niet vrij
van dat mensch te kunnen maken,
dacht juffrouw Holmsen maar er was
geen mogelpkheid op; en als ze maar
even een woord zei, dan was het
„als 't u blieft, neem de kinderen maar
mee! als 't u blieft, ik zal ze niet
tegenhouden, neem ze maar mee,
gerust 1" o foei, wat een mensch 1
Maar als het waar was, dat de
kinderen niet genoeg te eten kregen,
dan moest en zou er een uitweg ge
vonden worden. Al zou ze er voor
naar Holmsen zelf gaan ter wille
van de kinderen wilde ze alles be
proeven. En als ze over de kinderen
kwam spreken, dan moest hij toch
ook wel tot inzicht komenhp
mocht dan weinig hart voor hen heb
ben, zooveel zou hp toch wel begrij
pen, dat ze eten moesten.
Zp zocht kennis te maken met do
dienstmeisjes en schoonmaaksters en
wie verder nog in het huis van juf
frouw Henriksen te doen had, en
kreeg nu van alles te hooren. Dat
de juffrouw gierig was op 't eten,
wisten ze allemaal, en slaag kregen
de kinderen ieder oogenblikje kon
het de heele straat door hooren. Het
was toch buitendien geen goed tehuis
voor kinderen. Holmsen zat iederen
avond tot laat in den morgen bij de
juffrouw en dikwijls gingen ze samen
uit. Ja, zij verbeeldde zich, dat hij
haar hebben woumaar dat zou men
wel eens zien, als hp haar geld eerst
had opgemaakt, lang kon het niet
meer duren. „Neen, als ik u was,
dan haalde ik de kinderen daar weg
en liever vandaag dan morgen."
(Wordt vervolgd.)
Gedrukt bq DE ERYEN LOOSJES, te Haarlem,