BIJ moeder thuis DOOR AR NE GARBORG UIT HET NOOR8CH VERTAALD DOOR M. A. ZEEMAN. I. 5) Juffrouw Holmsen trachtte uit te vinden, waar haar man woonde. Hg had zich goed weten schuil te houden, maar zg kwam er achter. En toen ging ze hem vertellen, dat zijne kin deren honger leden. Hij wilde er niets van hooren, liep al maar op en neer en werd boos.. „Natuurlijk," zei hij knorrig, „stadspraatjes en laster, dat is net iets voor jou." Zg bad en smeekte hem en begon eindelijk te schreien; zg sprak tot hem, dat het een steen week had kunnen maken, maar op hem had het geen vat. Zou hij dan nooit rust hebben voor haar gelamen teer viel hij haar in de rede. Had zg het er op gezet, hem er mee te vervolgen tot in zijn graf? Met de kinderen had hij het zoo goed gemaakt als hij kon, zei hij, hij wist niet, waar hg ze anders in huis kon doen. Bij juffrouw Henriksen hadden zij het goed, kregen eten en kleeren en eene betere opvoeding dan ze van hunne moeder konden verwachten. Fanny kon daar ook bljjven, en dan had hij van zijn kant aan zijne verplichting voldaan; „je behoeft heuseh den kantonrechter daar niet bij te halen „Ja, je denkt misschien niet, dat ik het weet dat je een rechterlijk besluit tegen mij woudt laten nemeD nog een wonder dat je me ook geen kroonboete 1woudt bezorgen I". „Ach, je loopt overal vrij van, daar heb je wel voor gezorgd." „Wat wil je toch dat ik doen zal, mensch Wat ik in Fredheim bezat, daar heb jij me afgeholpen, en andere bezit tingen heb ik nog niet gekregen en krijg ze ook niet; en de heele boel verveelt memaar dat begrijp je niet." „Neen, natuurlijk, ik begrijp niets; maar zooveel begrijp ik, dat als je mg voor de kinderen woudt geven, wat je weggooit„Loop naar de ik wil niets meer van dat gebazel hooren, versta je adieu 1" hg nam zijn hoed en ging de keu kendeur door het huis uit. Daar stond ze nu. Schreiend kwam ze thuis. Ach, hoe treurig en akelig was alles. Wanhopig! Tot niemand kon ze zich wendenhij die er de naaste voor was om te helpen, de ergste. Hü was nog erger dan vroeger. En wat zag hij er verloopen uitDat de boschkoning van FredheimEen mooie koning! Dij had niet eens een woning meerhet kamertje, dat hij bg den bierhandelaar Simonsen had, werd tevens gebruikt als. logement voor den gaanden en komenden man... En zijn heele voorkomen 1 zoo opge zet van het bierdrinkengeelbleek, met klamme verwarde haren over zijn hoofd en een ongeschoren baard; zgn lichte oogen nog gloeierig van den laatsten roeszoo woest en vervallen, en daarbij gekleed als schooier! En met dien man was zg getrouwd geweest. Die man was vader; op hem moesten de kinderen later kun nen steunen! Die arme, arme kinderen! Zoo hulpeloos verlaten als die kin- Arbeid, die wordt opgelegd tot onder houd van een kind vsn onwettige geboorte V. deren waren! Niet eens ouders, op wie ze konden rekenen. Niet eens hunne eigen ouders! Met die gedachte kwelde zg zich zelf, tot zij hoofdpgn kreeg en voor haar werk geheel ongeschikt was. Het liep tegen den tijd, dat zg er aan moest denken, naar huis terug te keeren; hoe zou het gaan? Hen achterlaten, zooals het nu gesteld was, kon zij nietnog minder kon zg hen meenemen; thuis had zg niets om de kinderen van te onderhouden; er zou nog wel wat tgd overheen gaan, eer zg een gevestigde zaak had, en met naaien, zooals ze tot nu toe ge daan had, kon zg voor zich en Fanny genoeg verdienen, maar niet voor meer. Op oude vrienden vertrouwen mocht zg niet; zg zouden dan spoe dig vinden, dat zij te veel op hen steunde. Zg dacht er telkens over, begon opnieuw en kwam niet verder, en kon het toch niet van zich afzetten. Het was soms volslagen duister voor haar; zij kon op niemand bouwen dan op God en niets doen dan schreien. Nils troostte haar zoo goed hij kon. Die vrouwen, die haar dat verteld hadden, praatten maar wat, zij lagen zeker overhoop met juffrouw Hen riksen die soort menschen waren zoo dikwijls kwade vrienden, en op vrouwenmanier wreekten ze zich dan met haar mond. Als de kinderen er goed uitzagen, dan hadden ze het ook goed. Dat ze met graagte hap ten in wittebroodsgebak en huilden en bij hun moeder wilden zgn, dat deden alle kinderen, daar moest ze niet over tobben. En zij moest van Holmsen ook niet te slecht den ken. Hg mocht dan een nare man zijn, maar hg zou zeker niet dulden, dat zijne kinderen het slecht hadden. Nils dacht, dat Holmsen op zijn ma nier veel van hen hieldvooral van den jongen, dat was zgn oogappel; er was geen reden om aan te nemen, dat hij ze honger liet lgden. Juffrouw Holmsen luisterde daar soms naar, maar telkens begon ze weer te schreien. En toen de dag van haar vertrek kwam, had ze bjjna alle drie meegenomen. Het was zoo vreeselgk, die ver schrikte, arme schapen ieder in een hoek te zien staan snikken, alsof hun leven er mee gemoeid was; zg kon niet van hen weggaan. Juffrouw Hen riksen moest er eindelijk een eind aan maken. „Wat behoeven ze zoo lang bedroefd gemaakt te worden?" zeide ze en stuurde Leo en Tom de kamer uit. Juffrouw Holmsen had haar kun nen aanvliegen. Maar zij beheerschte zich en vertrok. Onze Lieve Heer zou over de kinderen wakenen broer Nils had beloofd er een oog op te houden. Wat eenmaal niet an ders kon, moest zeker zoo zijn. Maar het schreien van de kinderen vervolgde haar op de heele terugreis. Zg kon er hare gedachten niet af trekken zij hoorde ze door het rate len van den trein heenaan ieder station moest zij er uit, om naar hen te gaan kgkenzg geloofde, dat zg haar achterna waren geloopen, om haar riepen, hunne armpjes naar haar uitstrekten, haar smeekten te wachten, wachten vooral den kleinen Tom hoorde zij zoo duidelgk snikken. Het werd ook niet veel beter, toen zij thuis kwam. De kinderen ver volgden haar dag en nacht, in hare gedachten en droomen en onrustige inbeeldingen: zg kon niet begrgpen, dat zij van hen weg had kunnen gaan, zg moest niet bij haar verstand zgn geweest. Zg moesten bg haar thuis komen, thuis; zij kon niet le ven, als ze over de kinderen niet gerust was. Zij kreeg verscheidene japonnen te naaien en rekende uit, dat zg tegen Kerstmis zoo en zooveel ver diend zou hebben met de drie daal ders voor Fanny was het een aardige som. Zg ging goedkoop wonen, be gon weer op meelspgzen, aardappelen en haring te leven en schreef toen aan HolmBen. Zij smeekte hem, in Godsnaam haar met een paar daal ders te helpen tegen Kerstmis dan wilde zg de kinderen nu dadelgk bg zich nemen en met Gods hulp verder voor hen zorgen. Zg werd toen kalmer. Maar de hoofdpgn werd niet beter, zoodat zij nu en dan het bed moest houden. Als zg zoo naar was, dan had ze niets aan haring en meelspgs; dan moest ze krachtiger spijs hebben, waar ze meer voedsel van had. Fanny at als een wolf. Hout werd er ook veel verstookt, daar de woning zoo koud was. Bgna kreeg zg er spgt van, dat zij om de kinderen had ge schreven. Het ging tegen Kerstmis een gedeelte van het werk, dat zg gekregen had, moest zij afzeggen, daar zij niet kon beloven het klaar te krijgen. De oude Kari moest op een goeden dag met haar gouden ring naar de bank van leeningwat later gingen de klok en haar zgden japon denzelfden weg. Geld te leen krggen kon zg nu niet zoo gemakkelgk als vroeger; overal stond zg in de schuld, en men verwachtte, dat ze nu spoedig betalen zou. Van kreupelen Michiel moest ze het hebbenmaar de oude Kari zei dat hg nu ook zoo gemak kelgk niet meer gaf. En lachend voegde zg er bg: „We zullen net als die jongen, die op Kerstavond klappen kreeg, moeten zeggen „een heerlgke Kerstmis!" Juffrouw Holmsen hoorde niets op haar brief, en ze was er big om. Wat zou het baten, als de kinderen nu thuis kwamen? Verhongeren kon den ze evengoed elders. Dat hij geen geld voor hen geven zou, als zg kwamen, dat wist ze wel zeker; na- tuuriyk moest hij in de eerste plaats geld hebben voor drank. Wie weet of zg ook niet aan den drank zou komen. Die eeuwige hoofd pgn maakte haar gek. Niet eens in haar slaap had zg rust; haar droo men was nog het ergste van alles. De kinderen kwamen geregeld iederen nacht, bleek en blauw van koude; zij vroegen schreiend om hulp, maar konden geen hulp krggen; zij was stgf en kon zich niet verroerendaar kwam juffrouw Henriksen met een groot mes, zg wilde hen slachten dan weer kwam Holmsen met groote sprongen aanzetten, als een dolle hond, met roode oogen en groote tanden, waarmee hij ze wilde bgten o! o! Zg werd met een schrik wakker, heet van angst en bevend over haar geheele lichaam. Niet velen kwamen naar haar kg ken in dien tgdzelfs juffrouw Mühl- berg liet zich maar zelden zien. Zg hadden het nu tegen Kerstmis zeker druk. En nu woonde zij zoo afge legen, tegen den heuvel achter de kerk, waar nog niet eens straten wa ren, alleen maar een paar opgangen en voor het overige enkel modder; er woonden hier enkel arbeidersmen- schenhare voorname kennissen kon den haar hier niet opzoeken. En zoo ging het in de wereld uit het oog, uit het hart. Zij dachten misschien ook wel, dat zij er nu bovenop was, daar zg in Kristiania was geweest en het kostuumnaaien geleerd had. De avond voor Kerstmis kwam. Er was niets in huis, eu juffrouw Holmsen had een hoofdpijnbui. Fanny werd naar Lehmann gezonden. Hare moeder lag op de oude Kari te wach ten. Zachtjes werd er aan de deur ge klopt. „Binnen „kom maar bin nen!" De deur ging open en daar zag ze eerst Tom en daarna Lea. Juffrouw Holmsen was zoo big, dat ze van haar hoofdpgD niets meer voelde. Als ze nu kwamen, dan was het zeker niet met leege handen. En hoe heerlgk, de kinderen met Kerst mis thuis te hebben! Zg sprong op, half gekleed zooals ze daar lag en verwelkomde hen met tranen van vreugde. Maur zg kwamen met leege handen. Hun vader had hun niets mee kun nen geven en de juffrouw was zoo boos geweest zg was kwade vrienden met pa. Juffrouw Holmsen werd grauwbleek en moest gaan zitten. De kinderen waren verkleumd van de kou en Tom begon te vragen om eten. Wat ze voor de reis mee hadden gekregen, was al lang op, zei hg. Hun moeder stond op en begon zich te kleeden. Zg maakte haar haar netjes op, veranderde wat aan haar hoed, deed een schoon kraagje om en maakte zich mooi. Nu ging zg vandaag zelf naar Micbiel, het kwam er niet op aan. Zij kon wel raden, wat hg zou denkenmaar de kinde reu moesten eten hebben, daar hielp niets aan. Zij kwam terug met een mand vol brood, boter, koffie en suiker. En de kinderen kregen eten de arme schapen, zoo hongerig als ze waren Er was niet veel over, toen zij ge noeg hadden. En nu gauw uitgekleed en in bed, dan werden ze warm en konden sla pen. Toen de oude Kari kwam, moest zg met juffouw Holmsens winterman tel naar de bank van leening; voor het weinigje, dat zg er voor kreeg, werd hout aangeschaft. Eten voor den volgen dag moest Onze lieve Heer verschaffen. Voor haar en Fanny moest juf frouw Holmsen nu een kermisbed makenals onderlaag haalde zg alle oude vodden bg elkaar, die er in huis maar te vinden waren en als overdek moesten hare bovenkleeren dienen. Fanny, die van Lehmann thuisgeko men was met een flesch wgn voor haar Kerstmis, was knorrig en huilde zij wou niet slapen, eer ze al de lap pen en kleedjes boven op zich had liggen. Ook al goed, juffrouw Holmsen wist, dat ze, hoe dan ook, niet zou kunnen slapen. Nu en dan stond ze eens op, om nog wat hout in de kachel te leggen verder lag ze den heelen nacht bib berend tc peinzen. Zg kwam tot de overtuiging, dat niemand kinderen moest hebben, niemand die niet rgk was en eigenlgk de rijken ook niet. Wat gaf het, of men rgk was? Den volgenden dag kon de rijke man een Lazarus zgn en dan stonden de kinderen. Het was voor niemand op de wereld te doen, hongerige kinderen te zien en geen eten voor hen te hebben. Zg voelde, dat zg in staat zou zijn te stelen, als de nood dwong alles, alles zou ze doen, zonder eeni- gen twgfel, alles, ook het ergste. Het scheen haar toe, dat niets zonde of schande wezen kon, als een moeder het deed om hare kinderen brood te geven. Maar men moest op den Heer vertrouwen. Als de nood op het hoogst was, dan hielp Hg welHuwat was hg leelijk, die Michielwat had hij haar van avond vreemd aangeke ken Ja, Onze lieve Heer zou helpen. Hg moest helpen. Hg zag immers, dat de nood hier hoog was. (Wordt vervolgd.) Gedrukt bg DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem;

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1903 | | pagina 6