BIJ MOEBEB THUIS ARNE GARBORG vn. DOOR UIT HET NOORSCH VERTAALD DOOR M. A. ZEEMAN. I. 11) Frits en Fanny waren nog altijd een paartje. Zoodra het vacantie was, begonnen ze hun wandelingen weer en speelden samen, en waren meestal bij elkaar, als Fanny's moeder in Kristiania logeerde. Maar de zomer ging voorbij. Frits, die nu bijna al negen jaar oud was, kwam in het najaar op de burgerschool. Daar werd hij met spot ontvangen. De lange jongens uit de hoogere klassen lachten en sliepten hem uit: »Hij loopt met een meisje 1 ha ha!" „Frits Johansen, 'taal hem rouwen, liaat met Fanny Holmsen trouwen.' „Ha ha hal O o! Frits meisjesgek!" „Hij hangt aan haar rokken! O o!" Frits hoorde 't alles zwijgend aan met een dreigend gezicht. Den eersten den besten keer, dat hij Fanny ont moette, ging hij recht op haar af en ranselde haar. Fanny begreep er niets van. Zij dacht, dat het gekheid was. Maar weldra merkte zij, dat het in ernst was gemeend en toen rukte zij zich los en nam de vlucht. Zij kwam bij haar moeder binnenvliegen en kreeg toen nog eenige klappen, omdat Frits haar jurk had kapot getrokken. Met de verloving was het nu uit, en Fanny had er vrede mee Er was niets aan om geëngageerd te zijn met een schooljongenzij wilde liever wachten, tot zij aangenomen was, dan kon ze een verloofde krijgen, waar ze beter mee voor den dag kon komen. Maar voor Frits moest zij voortaan op hare hoede zijn. Hij werd een dolleman, als hij haar zag. „Akelig nestschreeuwde hij, „leelpk ben je, een bedelkind, en ransel kan je krijgenEn dan Bloeg hij jongens achtig dapper met zijn harde vuisten op zijn vroeger vrouwtje. Niet alleen was hij Fanny ontrouw, maar hij gedroeg zich ook tegen Fanny's vriendinnetjes ruw en tegen alle kleine meisjes in de stad. Hjj werd de aanvoerder van een bende jongens van de burgerschool; zij noemden zich Indianen en deden roof tochten door de stad en plaagden de meisjes, waar zij die ook ontmoetten. Toen het winter werd, was het voor kleine meisjes bijna gevaarlijk op straat te komenaan iederen hoek vlogen verradelijk Indiaanschesneeuw- ballen haar om de ooren, en die bal len waren soms heel stevig. Op de hellingen hadden zij voor het sleedje- rpden ook geen rust. Waar er ge legenheid toe was, kwam de een of andere Indiaan in volle vaart op haar af en deed haar en haar sleedje een buiteling maken in de sneeuw. De drie „voornamen" van mevrouw Kahr's school zochten eindelijk, als ze eens rust wilden hebben, hun toe vlucht op den hooizolder bp Lehmann; niemand zocht hen daar. Weldra be gonnen zij het er prettig te vinden. Zij waren er zoo vrij, zooals Gina zeidedaarom brachten zij hare pop pen er heen en maakten er alles in orde voor een langer verblijf. De hooizolder werd hunne vaste en veilige schuilplaatsdaar speelden ze in 't halfdonker als drie muizen, die voor de kat op hare hoede moesten zijn. Overal elders dan op den zolder werd het hoe langer hoe vervelender, vonden zjj. Vooral op school. Telkens als ze in eene hoogere klasse kwamen, kre gen ze meer lessen en werd het toe zicht strenger. Fanny begreep niet, waarom ze zooveel vervelende dingen moesten leeren. „Wel, omdat alle dames ze leeren," zei Gina, „want anders zou er ook geen verschil zijn tusschen ons en de armelui's kinderen op de gemeente school," zei Ebba. „Ja, dat weet ik wel," hernam Fanny, „maar 't is toch vervelend." Fanny leerde thuis bijna nooit hare lessen. Zij kon zoolang niet stil zitten zoodra ze op de eene of andere ma nier hare moeder ontloopen kon, liet zij hare boeken liggen, en maakte dat zij wegkwam. Op school keek ze de les eens over in den tijd, dat ze vrij waren, en rolde er dan door, of ze keek in 't boekmaar 't gebeurde ook nogal eens, dat ze school moest blijven, vooral na de aardrijkskundige les van juffrouw Malthe. Met juffrouw Malthe kon Fanny niet opschieten, en eens gebeurde er iets, wat voor goed kwaad bloed zette. Fanny moest school blijven. Juffrouw Malthe deed, toen de school uit was, de deur van het schoollokaal op slot en ging naar huis om te eten. En toen vergat zij Fanny. Fanny zat daar in het gesloten lokaal 't eene uur voor, het andere nazij kreeg zoo'n honger en het werd zoo don ker, juffrouw Malthe kwam maar niet. Mevrouw Kahrs, die boven de school woonde, hoorde, dat er in de school kamer geschreid werdzij ging naar beneden en bevrijdde Fanny uit haar gevangenismaar het kind was ziek van angst en akeligheid. Den volgenden dag kreeg juffrouw Malthe eene aanmerking, dat Fanny het hoorde, en moest haar excuus maken. „Dit is een ernstig verzuim, juffrouw," zei mevreuw Kahrs, „be grijpt u dat goed Fanny vond me vrouw Kahrs nu zoo lief, dat zij haar graag een kus had willen geven. Maar op juffrouw Malthe maakte zij dienzelfden dag een rijmpje: „Juf frouw Malthe is zoo dom, ze denkt nergens om," en sedert dien tijd was ze in de lessen zoo lastig mogelijk. Als mevrouw Kahrs er niet geweest was, had Fanny het niet kunnen uithouden. Maar mevrouw Kahrs was lief, dat hielp. Zij had ook de pret tigste vakken. In de lagere klassen behandelde zij de Bpbelsche geschie denis en vertelde aanhoudendals de kinderen het niet wisten, werd zij niet boos, maar vertelde opnieuw. Het was zoo heerlijk, bij mevrouw Kahrs goed te kunnen antwoorden, een prijsje van mevrouw was nog meer dan een eentje in het gedrag- boekje. Tegen Fanny was mevrouw Kahrs altijd bijzonder vriendelijk. Soms, als Fanny niet veel mee had gekregen voor tweede ontbijt, nam zij haar mede naar hare kamer en gaf haar een lekkere boterham of wat anders, en dan was ze heel aardig tegen Fanny en zei met zacht heid tegen haar, dat ze lief moest zijn voor haar moeder „die niemand anders heeft dan haar kleinen krulle- bol." Mevrouw Kahrs was eigenlijk veel liever dan haar moeder, dacht Fanny, ten minste niet altijd was hare moeder zoo lief als mevrouw. In de derde klasse kregen zij rekenles van den leeraar van de burgerschool, mijnheer Brynhij was ook aardig, maar op eene andere manier. De meisjes moesten altijd om hem lachen. Het was een klein, tenger, beweeglijk mannetje met vurig, rood, stekelig haar, dat als borstels naar alle kanten uitstond hg had een smal gezicht en keek altpd of hp boos was, zijne oogen rolden en gluurden zoo onrustig overal heen. En dan was hp zoo zenuw achtig. „Stil nu, meisjeB, ik ben zoo nerveus!" hp kon zich nooit stilhouden, in een wip was hp van den katheder af en er weer op, dan weer naar de deur en dan naar de kaart van Europa, heen en weer, onophoudelpk stofjes blazende van den lessenaar, de kachel, de muren ph ph! hp wreef zpn handen, klopte op de mouwen van zpn jas, krabde achter het oor; „zoo, zoo! nu stil meisjes, nu st- stil zpn," hp stotterde ook. Het was vreeselyk prettig hem te plagen. Hp werd zoo gauw boos, en als hp boos was, hakkelde hp, zoodat hp de woorden er niet uit kon brengen. Dan rolde hp maar met zijn oogen ,G-g- galgenstroppenzei hp. Dat was ook zoo gek, dat hp de meisjes gal- genstroppen noemde. Maar als hp zag, dat hp met schimpen niets won, werd hp weer zachtaardig. Ebba en Fanny waren zpne lievelingen, maar op Fanny werd hp toch soms boos, als ze niet a-a-aardig was. Met zijne lessen nam hp het zoo nauw niet. Soms sprak hp over de toebereiding van het eten in plaats van over de vermenigvuldiging, of hij gebruikte het uur van het uit 't hoofd reke nen om eene voordracht te houden over de dames-modes. De mode vond hp gekkenwerkvooral kon hij niet uitstaan, dat de dames een parasol droegen. ,.Kan je iets d-dw-dwazers bedenken dan eene dame met een p-p-parasolTelkens 'als er eene nieuwe mode kwam, wond hp er zich over op, dan hadden ze een vrp uur. Hij kon zich soms leelpk veispreken. „Jelui zult nogO pardon, p-pardon! hm nu Fanny, hoeveel is zes maal zes?" De meisjes lachten om hem en hielden toch van hem. Maar hp gaf haar niet dikwpls les, slechts een paar uur in de week. En mevrouw Kahrs ook maar weinig, die gaf meest altpd les in de hoogere klassen. In de klasse van Fanny moesten de meisjes het met de „juffrouwen" voor lief nemen, die de lessen over hoorden en brommig warenen dan duurde zoo'n uur zoo lang, dat 't bpna niet uit te houden was. Ze waren niet alleen vervelend, die juflrouwen, maar ook zoo pedant, 't Was wel heel gemakkelpk knap te zpn, als ze den heelen tpd het boek vóór zich mochten houden, Fanny zou wel eens willen weten, hoe het gaan zou, als het boek haar afgenomen werd. „Dan waren zp misschien niet knapper, dan wp," dacht ze. Soms kwamen ze met dingen, die Fanny al heel vreemd vond. Bpv. als juffrouw Malthe haar wilde doen gelooven, dat de aarde rond was als een bol; hemel, wat liet die juffrouw Malthe zich gemakkelijk wat wijs maken. Ze stond een heel uur te preeken over die rondheid der aarde, men kon het zien aan dit en aan dèt, maar dat was allemaal onzin, Fanny geloofde er geen woord van. Juffrouw Strandboe was ook niet altpd te vertrouwen. Hoe kon zp weten, wie er achthonderd jaar ge leden koning van Noorwegen was geweest, en wat die koning gedaan en gezegd had „Maar je kan toch wel begrppen, dat ze 't weet," zei Ebba. „Ja, dat is duidelpk, dat zp het weet," zei Gina, „denk je, dat mevrouw Kahrs een onderwpzeres op haar school zou nemen, die het niet wist?" Neen, dat dacht Fanny niet. Maar 't was niet gezegd, dat mevrouw Kahrs weten kon, hoe eigenwps die juffrouwen waren. „Neen, dat is wel waar", zei Ebba. „Ja, maar zp heeft natuurlpk wel eerst geprobeerd, hoeveel zp wisten", meende Gina. „Natuurlpk heeft ze dat," zei Ebba. 't Was wel mogelpk; maar toch bp zich zelf had Fanny van die juf frouwen geen hoog idee. Als de drie vriendinnetjes met hare poppen op den hooizolder schooltje speelden, kregen de juf frouwen er laDgs. Ebba of Gina was juffrouw MaltheFanny, die zoo hard groeide en nu zoo lang en bleek was, met scherpe lpnen om haar mond, speelde meestal voor mevrouw Kahrs. Het einde was altpd, dat de juffrouw, als ze een poos onzin gepraat had en vervelend was geweest tegen de schoolkinderen, een duchtigen uitbrander kreeg van me vrouw Kahrs in het bpzpn van de heeie klasse. „Dat is een ernstig verzuim, juffrouw, begrppt u dat goed? Als 't weer gebeurt, jaag ik u mpn deur uit." Soms zaten de drie meisjes in een hoek van den hooizolder en hielden vpandige praat jes over de juffrouwen, of bedachten bpnamen of maakten rpmjes op haar juffrouw Malthé is dom voor twee," juffrouw Staanboe dom als een koe." Den volgenden dag brachten ze die bpnamen en versjes op school en zeiden, dat ze ze in de stad gehoord hadden. Tusschen- beide lieten ze verraderlijk de stre ken door anderen uitvoerenzoo wisten ze eens de trouwhartige Thea Hansen over te halen, om voor juf frouw Strandboe een jong katje mee te brengenzp wisten wat Thea niet wist, dat de juffrouw doodsbang was voor katten. Op zekeren dag gebeurde er in het stadje iets, wat ook aan de kleine meisjes op den hooizolder stof tot praten gaf. Jette Enger was geëngageerd. Jette Enger was nog maar pas van school af; Gina en Ebba en Fanny beschouwden haar nog als een kennisje. En verbeeld je, nu was ze geëngageerd. Echt geënga geerd. Zij ging iederen avond met haar verloofde wandelen op den openbaren weg, en het kon haar niets schelen, dat de menschen bet zagen. „Ze heeft hem zeker al eens een kus gegeven," zei Gina op een mor- hen, toen zp naar Bchool gingen. „O foei, hoe kan je dat denken, Gina riep Ebba, ze kussen elkaar toch niet, voordat ze getrouwd zpn." „Hè, wat ben je dom, Ebba," kwam Fanny tusschenbeide, „daarom zijn ze juist geëngageerd, ze kussen elkaar alle dag!" „Neen, ben je mal? Verbeeld je toch, ik ging dood van schaamte; je te laten kussen door zoo'n vreem den man!" „Wat is daar voor kwaad bp?" vroeg Fanny wps; „als ze getrouwd zijn, doen ze nog heel wat anders." „Wat doen ze dan?" Fanny zag, dat Gina haar wenkte stil te zpn. „Ik zeg het niet," zei ze. Ebba begon lont te ruiken; er werd iets voor haar verborgen ge houden. Zp beproefde langs een om weg het te weten te komen „Wie heeft het je verteld?" Fanny bleef gesloten. „Ik wil het niet zeggen." „Hè, wat ben je vervelendbegon Ebba weer maar weten wou ze 't toch graag, en dus probeerde ze een ander middel. „Ach, je weet zelf niets!" „Weet ik 'tniet? zeg, Gina, weet ik 't niet?" riep Fanny. Gina bevestigde het. {Wordt vervolgd) Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1903 | | pagina 6