BIJ MOEDER THUIS DOOR ARNE GARBORG UIT HET NOOR8CH VERTAALD DOOR M. A. ZEEMAN. I. 14) Maar tegen Kerstmis werden eenige meisjes van school genomen. Er werd geen reden genoemd, alleen maar kortweg gezegd, dat Thfca, Jensine, Sofie niet meer op school zouden komen. Toen begon Mevrouw Kahrs ongerust te worden. Hare school kon maar juist be staan. Werden er kinderen afgeno men, dan zou zij het niet kunoen volhouden. Maar die school was het eenige, wat ze in de wereld bezat. Moest ze die sluiten, dan had ze ook niets meer om van te leven. Zij trachtte het onheil af te wen den door aan den godsdienstonder wijzer van de burgerschool het cate chismus-onderwijs op te dragen zelve gaf ze voortaan alleen les in de geschiedenis van Israël, en in de hoogere klassen had ze enkele bybel- lessen. Dat moest de menschen ge ruBtstellen. Maar het hielp niet veel. De leerlingen, die weg waren, bleven weg. Ds. Pukstad zeide, dat het niet zoozeer op dit enkele vak aankwam in de geheele school heerschte de geest, dien Mevrouw Kahrs er in bracht, en die was alles behalve Luthersch. Tegen het voorjaar liep het praatje, dat Mevrouw Kahrs een valsche leer verkondigde aangaande het huwelijk. Zij had voor de hoogste klasse Paulus behandeld, en aan de jonge meisjes gezegd, dat eene vrouw haar man niet langer onderdanig behoefde te zijn. De vrouwen in Kristiansborg von den het vreeselijk. En de eene moeder voor, de andere na kwam bij Mevrouw Kahrs om haar te vra gen, of het waar was, dat ze dit had gezegd Want dan moesten ze op staanden voet hare dochters van school nemen. Mevrouw Kahrs zag, dat haar be staan er mee gemoeid was. Zij be legde eene vergadering met de ouders en hield een voordracht voor hen, waarin ze duidelijk uiteen zette, wat zij had gezegd en bedoeld. Haar uitgangspunt was, zeide zij, dat het Christendom de vrouw ver heven had boven den onwaardigen toestand, waarin zij te voren ver keerde, als slavin en speelgoed van den man de Christelijke leer stelde haar den man ter zijde als zuster en medearbeidster. Yan dat stand punt had zij Paulus' woord verklaard. De onderdanigheid der vrouw mocht niet meer bestaan in slaafsche ge hoorzaamheid maar in een dienen in liefde en vrijheid. Zij beriep zich op autoriteiten, haalde Luther aan en bisschop Martensen en werd wel sprekend in het vuur van haar ijver. Zij meende eindelijk werkelijk een zachter uitdrukking te bespeuren op de strakke gezichten harer toehoor ders. Toen zij hare rede besloot, nam Ds. Pukstad het woord. Hij wist niet, zei hij, of Mevrouw Kahrs het volgens Paulus' leer be tamelijk vond, dat eene vrouw in eene vergadering het woord voerde maar hij zou de zaak niet van die zijde bezien. Hij wilde alleen in 't kort aantoonen, hoe verkeerd en weinig steekhoudend de uitlegging von Paulus was, die zij hier gehoord hadden. En nu bewees hij breedvoerig, wat de echte meening van Paulus geweest was op de plaatsen, die Me vrouw Kahrs had aangehaald. Van de andere autoriteiten, op wie Mevrouw Kahrs zich had beroepen, noemde hij woorden, die schenen aan te duiden, dat zij niet konden gemeend hebben, wat Mevrouw Kahrs dacht, dat zij meenden. Het was wel waar, dat onder Christenen er alleen sprake mocht zijn van vrije gehoorzaamheid, maar aan den andereD kant was het even waar, dat de inzetting Gods, dat de man het hoofd der vrouw was, zooals Christus het hoofd van de gemeente, eveneens van kracht bleef. Hij besloot met eene dringende vermaning aan de ouders in Kristians borg, toch aan de verantwoordelijkheid te denken, die op hen rusttein dezen tijd, nu allerlei onrijpe denk beelden verkondigd en verbreid wer den, kon niemand waakzaam en voorzichtig genoeg zijn, vooral als het de jeugd betrof, die zich al te gemakkelijk liet bekoren door de verlokkende taal over de „gehoor zaamheid in vrijheid." Mevrouw Kahrs stond andermaal op om te spreken. Zij was zeer bleek, hare stem klonk onvast. Al de aan gezichten rondom haar waren weer strakker geworden en de lange, koude uitleggingen en aanhalingen van Ds. Pukstad stonden vóór haar als een muur, waarover zij niet heen kon komen. De predikant zelf zat daar ginds stijf en scherp door zijne brilleglazen te kijken, zeker van zijne overwinning, onverzettelijk vast. Zij voelde, dat zij het onder spit moest delven. De slag was ver loren. Eene groote moedeloosheid kwam over haar in 't gevoel, dat zij hier zoo alleen stond, maar deze sloeg plotseling om in drift. Zij sprak toornig, kwam met beweringen, die zij niet staven en beschuldigingen, die zij niet bewijzen kon, gebruikte woorden alslaster, vervolging, pries terleugens; dwaalde eindelijk geheel van haar onderwerp af en sprak alleen in algemeene bewoordingen over het goede en ware, zij zong een lofzang over het recht der onderdrukten, sloeg door over de toekomst der vrouw voorspelde, dat geloof en goedheid macht zouden krijgen over het nuchter verstand der mannen, dat verstijfd was onder den bevriezenden adem der theologie aan den eenen en der doodelyke kilheid van het rationalisme aan den anderen kantzij geraakte in geest drift, sprak scherp, treffend wat de predikant nog niet voor haar be dorven had, dat bedierf zij nu in een oogenblik van opwinding zelf. Zij was, toen zij eindigde, zoo ge schokt, dat zij trilde van aandoening. Tusschen twee van hare leeraressen vond zij achteraf een plaatsje. Van wat er verder in de vergadering nog gesproken werd, hoorde zij geen woord. Het was haar wonderlijk te moede; ondanks haar wanhoop was ze toch in zekeren zin gelukkig, omdat zij gesproken had; misschien was er wel de een of ander, die haar begrepen had en hart had ge kregen voor haar en hare school. Ds. Pukstad behaalde zonder moeite de overwinning. Eilertsen, de koster, zei als gewoonlijk: ja en amen de kleermaker Evensen her haalde uit naam der gemeente nog eens hetzelfde, wat de predikant en de koster hadden gezegd, en toen ging de vergadering uiteen. IX. Fanny was in Kristiania komen wonen. Hare moeder had haar niet langer bp Mevrouw Kahrs willen laten; geen fatsoenlek mensch wilde zijne meisjes meer op die school hebben. En waarom dan nu nog langer in Kristiansborg gebleven, in die boer- sche plaats, waar men zich zoo doodelyk verveelde Naaiwerk was er in Kristiania even goed te kra gen. En eene school voor Fanny zou er ook wel te vinden zyn. Iedere school was nu beter dan die van Mevrouw Kahrs. Fannv had alles goed gevonden, als ze maar in Kristiania kon komen. En zoo had den zy haar boeltje gepakt en waren uit Kristiansborg vertrokken. Arme Gina en Ebbadie moesten blyven, waar zy waren. In dat saaie plaatsje te moeten leeren by eene gouvernanteen dan te denken, dat Fanny nu in de hoofd stad woonde en het er prettig had Maar brieven zouden ze van haar krygen, om zich mee te troosten. Zy zou alles vertellen, zooals zij beloofd had. O, als ze wisten, hoe heerlyk het in Kristiania was, Btellig werden ge vreeselijk jaloersch op haar. Eerst moest zij vertellen, dat zy op Klingenberg geweest was, in den Zweedschen schouwburg. Dat was anders dan de zaal in het hotel van juffrouw Mühlberg I En dan moest ze van de winkels vertellen. Wel verbazend, wat een prachtige, groote winkels Zy had ergens juist zoo'n licht rose zyden japon gezien, als zy wilden dragen, wanneer zy uit Italië terugkwamen. Er waren onein dig veel mooie japonnen en mantels te bewonderen hier en veel bont werk ook en dan ja, als zij al die armbanden en zilveren siera den eens konden zien, die hier by de juweliers in de Kouingstraat voor de ramen lagen, ze zouden er niet van kunnen slapen, dat wist ze zeker. O, zij had haar nog duizend din gen te vertellen. Wat zouden ze zeggen, als zy hoorden, dat zy met hare moeder heel deftig door Kristia nia had gereden 1 Moeder was toen ook zoo in haar schik geweest. Men kon hier in een rytuig ryden, wan neer men maar wildeop de groote markt by de Verlosserskerk stond een heele ry, en men behoefde maar even met de hand te wenken, dan kwam er dadelyk een. En de koet siers waren heel beleefd en voor komend. Als ze zagen, dat dames een toertje wilden maken, dan spron gen ze van den bok en hielpen haar bij het instappen„als 't u blieft, Mevrouw," „wees zoo goed, jonge juffrouw" Maar natuurlyk moes ten zy zien, dat het echte dames waren. Tegen moeder en haar was de koetsier erg beleefd geweest. „Wil de juffrouw niet daar gaan zitten P" vroeg hij. Verbeeld je, hij zei„juffrouw." 't Was duidelijk, dat hij gedacht had, dat zy al was aangenomen. Maar by een voornamen bruidsstoet dan zag men pas veel rijtuigen I en zulke prachtige toiletten I al die dames zagen er uit, alsof ze zelf de bruid waren, men zou ze voor prinsessen en her toginnen kunnen houden. En de stoet van prachtige rytuigen en equipages was zoo lang als van juffrouw Mühl- bergs hotel tot aan de burgerschool. Er was dikwijls zoo'n deftige trouw partij, er woonden hier ook zooveel grootelui. En ook zag men den ko ning, als men hier woonde. In Kris tiansborg kreeg men nooit zooveel als een prins te zien, maar hier kwam de koning meeat ieder jaar. En zooveel pracht en praal als er dan wasdaar had men op het boerenland geen flauw idee van. Eerst kwam het gele corps op flinke paar den en dan soldaten met de bajonet op het geweer, net als in den oor log; maar de koning reed in een buitengewoon mooien landauer met vier paarden, en hij droeg een roode pluim op zijn hoofd; want de kroon had hij natuurlyk niet op, als hij uitging. Dan moest ze ook nog ver tellen van den circus, waar ze bin nenkort heengingdaar waren paar den, die konden dansen en een ge dresseerd varkengedresseerd was hetzelfde als afgericht. Boven dien was er eene Miss, die op het koord danste Miss was hetzelfde als juffrouw in 't Engelsch en twee vroolyke grappenmakers, die on deugende stukjes uithaalden. Neen, ze had zoo vreeselijk veel te vertel len, dat ze nooit uitgepraat zou zyn. O, en ze moest ook niet vergeten te melden, dat ze in de Drievuldig- heidskerk geweest was. Dat was een heel vreemde kerk. Zij was op bui- tenlandsche manier gebouwd met een grooten ronden koepel, en denk eens, van buiten was de kerk achtkantig en van binnen rond. Er was daar een lieve jonge dominee, Ds. Lóchen; een engel van een man. En dan mocht ze vooral niet vergeten te vertellen van de beeldige zomertoi- letten, die zij gezien badin de kerk waren er bijzonder mooieMile rijke, voorname dames gingen na tuurlyk bij Ds. Lóchen in de kerk, want hy kon zoo prachtig preeken. O, er was zoo eindeloos veel nog om te vertellenals ze maar niet de helft vergatOver hare moe der en over zich zelf had zij niet veel te schrijven. Zy kon vertellen, dat zy dicht by een grooten tuin woonden, en dat het huis drie ver diepingen had. En zij kon er bij voegen, dat zy op de eerste verdie ping 1woondende eerste was natuurlyk de mooiste. Eigenlyk woonden ze niets voor naam, dacht Fannyde tuin lag eenzaam en stil in eene nieuwe straat, die nog niet geplaveid was men ging er diep door de modder en het was er nog al rommelig. Zij hadden een kamer met een keukentje, alle bei klein en donker. En dan was er zoo'n akelige lucht, een keuken- lucht van ouden datum, zei haar moeder; Fanny zou zich daar nooit aan kunnen wennen. Maar zy moes ten hier wel wonen, omdat het goed koop was. En zij hadden ook haar vrijheid, dat was prettig, zij hadden een afzonderlijken ingang door de poort. De andere menschen, die in het huis woonden, waren burgerlui, met wie men zich niet kon inlaten. Maar op de tweede verdieping woonde eene Mevrouw Holter, iemand van beter stand; zij was anders onder wijzeres aan eene gemeenteschool. Maar ze zagen haar bijna nooit. Doch Fanny zag wel haar zoon William een jongen van een jaar of twaalf, dertien, 't Was een byzonder knappe jongen, zoo'n mooi, bleek gezicht had hy, en hy ging zoo keurig gekleedHy droeg een beel dig blauw dasje, dat stond hem om te stelen. En hy was zeker ook heel lief, hij leek in het minBt niet op de „Indianen". Fanny's ijver ver slapte, zy schreef nu geen lange brieven meer. Zij dacht aan niets dan aan William en stond den hee- len dag op den uitkijk. Zy had nu veel vrijen tijd. Hare moeder kreeg op eens weer een aanval van haar vorige kwaal en moest naar het ziekenhuisFanny was daardoor drie weken lang aan zich zelf over gelaten. Eene oude doove vrouw, die aan den anderen kant der poort woonde, zorgde voor haar eten Fanny had alleen te zorgen, dat zy op etenstijd thuis was. In Noorwegen noemt men liet beneden gedeelte van het huis de eerste verdieping Gedrukt by DF ERVEN LOOSJES, te Haarlem,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1903 | | pagina 6