BIJ MOEBER THUIS
ARNE GARBORG
dook
uit het noor8ch vertaald
door
M. A. ZEEMAN.
I.
15)
In dien tijd kwam zij in kennis
met een paar meisjes van de derde 1
verdieping, die ook bij voorkeur bui
ten kwamen, als ze William konden
aantreffen. Het waren twee aardige
meisjes, en zij kenden William nolter.
Fanny maakte nu ook weldra ken
nis met hem. Met hun vieren speel-
zij als trouwe kameraadjes. Het brief
schrijven naar Kristiansborg hield
nu geheel op.
Lea werd dien nazomer aange
nomen na de bevestiging kwam zij
hare moeder opzoeken. Hoe grappig,
nu was Lea volwassen en kon weldra
trouwen. Zjj was even groot als
hare moeder en begon voor vol aan
gezien te worden en daar zjj zoo mooi
was, zouden er zeker spoedig vrijers
komen. Een mooier meisje dan Lea
kende Fanny niet. Zij geleek op
het Italiaansche herderinnetje, op de
schilderij bij mijnheer Lehmann
ook zoo'n bleek, zacht gezicht en
precies zulke prachtige bruine oogen.
Fanny was in den laatsten tijd zich
zelf mooi gaan vindenmaar bij
Lea vergeleken, was zij niets. Hè,
zulk mooi haar te krijgen als Lea
hadl Die leelijke blonde kroeskrul-
len, die door geen kam te regeeren
waren, ze zou er nooit mooi mee
uit zien. Qeen wonder, dat de oude
Kari haar pruikebol genoemd had.
In haar hals gelukkig begon het te
schikken, haar vlecht wbb al behoor
lijk lang, misschien zou het geheel
in orde zijn, tegen dat ze zoo oud
was als Lea. Misschien kreeg ze wel
hetzelfde figuur van Lea. Het was
goed zoo'n mooie zuster te hebben
dan kon men verwachten zelf ook
knap te zullen worden. Voor het
overige was Lea vervelend. Men
kon nooit eens pret met haar heb
ben ze was zoo groot-mensch-achtig,
zoo zedig en verstandig, op z'n best,
dat ze haar mond eens tot een lachje
vertrok. „Maar Fanny I" zei ze altijd,
als Fanny iets tegen haar zeize
vond zich nu zeker te goed om
met een schoolmeisje te praten. Of
Lea ook zoo iets gehad had als
dien hooizolder P O stellig niet
zij was zeker nooit anders dan lief
en goed geweest. Zij zat den heelen j
tijd met moeder over ernstige din
gen te praten zij kon in Drammen
by eenvoudige lieden eene betrekking
krjjgen, zei ze, en daarvoor moest
moeder haar van alles wijzen en
leeren. En dan vertelde zy van
Vader. Hy had het niet goed en hy
deed niet altijd verstandig maar zy
zocht hem te verontschuldigen. Hij
was toch eigenlijk wel lief. By hare
bevestiging had hij haar een prach
tig gouden kruis gegeven en Fanny
kreeg er ook zoo een, had hy gezegd, i
Tom had ook van vader allerlei
mooie presenten gehad en hield heel
veel van hemmaar Tom had zich
in het hoofd gezet, dat hy op zee
wou gaan en dat vond vader niet
goed. Een enkele maal slechts hoorde
Fanny van hare zuster een sterk
woord, en dat betrof de „boschnymf."
„Goddank," zei hare moeder, „dat
je nit dat huis wegkomt I" „3e.,"
zei Lea, „daar ben ik heel blij om,
Juffrouw Aaberg is een walgelijk
mensch 1"
„Ach ja, aan onze kinderen
merken wjj, hoe oud wij worden,"
zuchtte juffrouw Holmsen, toen Lea
vertrokken was. Zjj praatte dikwijls
over haar leeftijd. „Maar u ben toch
niet oud zei Fanny. „Ben ik niet P"
„Neen, misschien wel 's morgens,
voordat u uwe japon aan hebt, maar
al u aangekleed bent en u mooi
hebt gemaakt, dan ben u om zoo te
zeggen jong opnieuw 1" „'t Is
goed, dat Krulkopje mij ten minste
nog jong vindt," zei haar moeder,
niet in het beste humeur.
Het was al ver in het najaar en
nog was er voor Fanny geen school
gevonden. Maar eindelijk hoorde zij,
wat er beslist was. „Er is niets aan
te doen, Fanny, je gaat naar de
volksschool I"
„Naar de volksschool ik vroeg
Fannyzij geloofde het niet, maar
toen zij zag, dat het ernst was, be
gon zij te schreien.
„Hebt u niet zelf gezegd, dat...
dat alleen meisjes die moesten gaan
dienen, op de volksschool gingen
„Niet op de armenschool ga je,
dat begrijp je wel, je komt in de
betaalklasseOp de kostelooze school
gaan de kinderen, die niet betalen
kunnen, zie je Mevrouw Holter
zegt, dat op de betalende school
heel nette kinderen zijn, haar eigen
jongen gaat er ook." „William?"
„Ja, misschien heet hij wel zoo."
Fanny hield op met schreienna
een poosje zeide zij„In Kristians
borg behoeven ze dat toch niet te
weten
„Wel neen, in 't geheel niet,"
zei hare moeder troostend.
Het groote gebouw der stads
school met al de honderden kinde
ren, met zijn kale muren en inge
sloten speelplaatsen was vreeselyk
ongezellig. Men kon gemakkelijk
verdwalen in die lange grjjze gan
gen en op die breede steenen trap
pen, dacht Fanny, en zij werd er
koud van. De schoollokalen waren
groot en vierkant, de gekalkte mu
ren zagen er zoo leeg en akelig uit.
En de grond was zwart van al de
beslijkte schoenen, ofschoon er toch
iederen dag geschrobd werd.
De betalende klasse was op de
tweede verdieping, de kostelooze
school daar vlak onder. Er was een
groot verschil gelukkig. De meisjes
in de betaalklasse zagen er uit zooals
de meesten op de school van Me
vrouw Kahrsmaar op de koste
looze school waren erg arme kinde
ren, Boms niet eens behoorlijk ge
kleed. Zy hoestten bijna allemaal,
en ze waren zoo vies, de meesten
hadden een rozijnenbaard of zeere
ooren of uitslag. De meisjes van de
betaalklasse bleven zoover mogelijk
van hen af, maar in den vrijen tijd
konden ze dat moeilijk, want er was
maar éen speelplaats. In de beta
lende klasse waren de leerlingen
niet alleen van beter stand, zij kre
gen ook ander onderwijs. Er werd
les gegeven in geschiedenis, aardrijks
kunde, stijloefening en teekenen.
Fanny vond het erg onnoodig, dat
zij ook les in handwerken kregen.
Waarom moesten zij leeren verstel
len en stoppen P Hield men haar
dan toch voor armelui's kinderen en
verbeeldde iemand zich, dat zij dienst
meisjes moesten worden P Zes uur
in de week hadden ze handwerkles,
altijd twee uur achtereen. Twee lange,
vervelende uren moesten zij over
dat werk zitten suffen, 't Was om
dood te gaan van saaiigheid. Fanny
was het geheel eens met de kleine,
vlugge Emilie Land „Eer ik
me toch liet dwingen tot zulk soort
werk, liever werd ik kellnerin in
een matrozenherberg 1"
Maar hier hielp tegenstribbelen
niets. Als er een leerling opstandig
was, dan werd het aan den direc
teur gezegd, 't Was hier vreeselyk
streng. Zelfs in den vrijen tijd mocht
men hiar niet doen, wat men wou.
Men moest op de speelplaats komen,
of men er lust in had of niet, en
dan liepen daar twee onderwijzeres
sen, die toezicht hielden. De leer
lingen waren altijd en overal onder
toezicht. „Zij houden ons altijd in
het oog, zelfs op een plaats, die ik
niet noemen wil," zei Emilie.
De speelplaats was door eene hooge
schutting in tweeën gescheidende
meisjes speelden aan den eenen, de
jongens aan den anderen kant. Het
was vreeselyk zoo'n leven als die jon
gens maakten, en het zou aardig zijn,
eens te kunnen zien, wat ze eigenlijk
speelden. Er waren reten tusschen
de planken, waar men door heen kon
zien maar het was verboden daar
te staan gluren, en dus moest men
zich tevreden stellen met nu en dan
eens even te kijken, als de onderwij
zeressen den rug omdraaiden. De jon
gens wilden zeker van hun kant ook
wel graag weten, wat de meisjes uit
voerden. Telkens stak er een zijn
hoofd boven de heining en verdween
dan op eens weer, de jongens ston
den ook onder toezicht van bespieders,
zoowel als de meisjes. Nu en dan zag
Fanny William. Dan kreeg zii een
kleur van hoop, dat hij misschien
naar haar keek.
Fanny was het kind van menschen
die geld gehad hadden en zy was op
een voorname school geweest, dat
gaf haar hier een zeker aanzien en
vooral Emilie Land, bewonderde haar.
Zij gingen veel met elkander om, die
twee. Emilie zag er kinderlijker uit
dan zij eigenlijk was, over het alge
meen hield zy nogal van guitenstuk
jes. Tot mikpunt van grappen kozen
zij en Fanny eerst schoolmeisjes, die
niet in haar smaak vielen en weldra
moesten ook de onderwijzeressen het
ontgelden. Fanny voerde de verzen-
makery van Kristiansborg hier op
school in spoedig werden er in de
gangen en op de trappen rijmpjes
gefluisterd, zoodra een der juffrou
wen zich slechts vertoonde: „Malle
juffrouw Hansen wou wel eens
dansen", „Juffrouw Sann verlangt
naar een man." Yan eene onderwij
zeres ging het praatje, dat zij dronk
die vooral had het hard te verant
woorden. Emilie vond eens een veld-
flesch, die de juffrouw had meege
bracht, en toen deze na het vrije
kwartier in de klasse kwam, stond
de flesch op den katheder. Er was
eene juffrouw Berg, die naar men
zei, den jongen leeraar Uppthun zoo
graag wilde hebben overal vond ze
briefjes met zijn en haar naam er
op. Mevrouw Holter, of zooals ze
hier genoemd werd „juffrouw" Hol
ter werd ontzien Fanny dacht er
aan, dat zy Williams moeder was.
Emilie wist bijzonder veel van alles
wat met het tooneel in verband stond.
Zy had een paar vriendinnen, die
ook in de komedie goed thuis waren
het was een pleizier te luisteren, als
zij aan 't praten. Zij konden vertel
len, hoe het er achter het tooneel
uitzag, praatten over Mevrouw Gun-
dersen en mevrouw Juell en over Jo-
Brun als over goede kennissen, wis
ten, wie aardig was en wie niet, wie
goed met elkaar waren en wie twist
hadden, wie in een wit blaadje stond
bij den directeur en wie niet met hem
overweg konen zij vertelden met
allerlei nabootsingen wat er achter
de schermen gebeurde. Fanny zette
hare ooren wijd open. „Maar hoe
weet jelui dat allemaal vroeg zy.
„O, van Karoline," lachte Emilie
„die is in de komedie geboren, moet
je weten.'
Karoline was de dochter van eene
Zweedsche actrice van Tivoli. Wie
haar vader was, wist men niet, maar
Karoline beweerde, dat hij tot „de
grooten" behoorde. Als zy met elkan
der twist hadden, zeiden zij elkaar
daaromtrent hatelijkheden.
Fanny vond al die praatjes zoo
raarneen, 't was hier op de
gemeenteschool alles behalve fijn.
Emilie en KaroÜDa gingen door
voor vriendinnen, maar ze hadden
telkens oneenigheid. „Zij isjaloersch
op mij," zei Emilie, „omdat zij denkt
dat Johan meer van my houdt dan
van haar, en dat is ook zoo. Maar
eens was ik zoo dom haar te ver
tellen, dat hij my een zoen had ge
geven, en dat kon ze niet velen. Ze
werd toen zoo vreeselyk boos." Fanny
schrok van Emilie, zij werd stil onder
deze mededeelingen. Emilie ging
voort„Zie je, mij wil hij hebben,
met Karoline wil hij zich alleen maar
amuseeren." „Zoo." „Geloof
je mij misschien niet „Hoe weet
je, dat hij zich met jou ook niet al
leen amuseert P" „Met mij P" lachte
Emilie met haar zingend kinderstem
metje „zeg, denk je, dat ikzóobenP"
Arme Emilie 1 Karoline bedierf
haar. Karoline was vreeselyk. Zy ver
telde geschiedenissen bah
Wat Fanny en hare vriendinnetjes
in Kristiansborg slechts fluisterend
hadden durven bepraten in den don
kersten hoek van een donkeren zol-
ker, daarover praatte zy, of het niets
was, zonder eenige schaamte,
wel foei, wat was zij ordinair
Neen, dan was het prettiger met
Anna en Ingeborg in gezelschap te
zijn. Zoodra de school uit was en
het middageten voorbij, gingen zij
den heuvel op tegenover haar huis.
daar ontmoetten zij elkaar, en dan
praatten ze over William, totdat hy
zich by haar voegde, en dan was
alles goed.
Fanny was dol op William, en be
woog zich om hem heen. als een
mugje om de kaars. Hij was zoo mooi
zij lachte hem toe met glinsterende
oogen en witte tandjes, en het heer
lijkste op de wereld was, dicht bij
hem te zijn, en zijne hand vast te
houden, Ingeborg en Anna flad
derden ook zoo rondom hem. En dan
lachten zjj zoo meisjesachtig met
kleine harde gilletjes.
Zy hadden elkaar in het vertrou
wen genomen en verteld, dat zij van
hem hielden, en sedert waren zij
intieme vriendinnen. Fanny praatte
over hare liefde met aanhalingen uit
de boeken van Andreassens lees
bibliotheek, en Ingeborg en Anna
stemden er zuchtend mee in. Zoo'n
knappe, flinke jongen als hij was
Zoo edel en vlug, zoo fier en voor
naam Yan wie van haar drieën hy
wel hield P Zij wisten het niet, maar
zij kwamen overeen, dat zij, die zoo
gelukkig was, hem te krijgen, de
beide anderen in huis zou nemen,
zoodat ze hem dan alle drie hadden.
„Want natuurlijk willen wij nooit
van ons leven zoo iets leelijks als
anderen," zei Fany, maar een ande
ren kant kijkend.
„O, foei, neen," fluisterden hare
vriendinnen. Toen de drie meisjes
na een poos elkaar aanzagen, merk
ten zjj aanstonds, dat zij allen inge
licht waren.
Fanny dacht bij zich zelf, dat zij
Williams uitverkorene was, en zij
nam zich voor, hem er toe te bren
gen, dit te zeggen. Onzekerheid kon
zij niet uithouden, vond zij. Als hij
haar niet liefhad o, dan was ze
voor haar heele leven ongelukkig
zy zou nooit éen vroohjken dag meer
hebbenach, het was vreeselijk,
maar zij wilde het toch liever weten
(Wordt vervolgd)
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,