BIJ MOEDER THUIS
DOOK
arne garborg
UIT HET NOORSCH VERTAALD
DOOR
M. A. ZEEMAN.
26)
Maar dat je zoo groot bent ge
worden 1 En hoe heb je het P goed
Ja, dat kan ik wel zien. En hoe
heb je het al dien tijd gemaakt
kindlief? Hoe heb je het gehad al
die jaren? - Altijd goed, dat zie
ik wel. Je hebt je groote heldere
kinderoogen nog
je ook nog wel je kinderlijke opge
wektheid. Neen maar nu moet je me
eens haarfijn vertellen, hoe je het
gehad hebt. Hoe aardig, dat ik je
hier ontmoet 1"
Mevrouw Kahrs kwam voortaan
dikwijls bij Schulze inloopen. Zij trok
zich Fanny aan, alsof ze niets anders
te doen had, en dat had ze ook niet,
zei ze. Zij woonde bij haar getrouwde
zuster in de professorenwgk, en de
kinderen daar waren grooten be
halve dat... ja ja - 't ging zoo
vreemd in de wereld. Kon Fanny
's Zondags haar niet eens opzoeken
dan konden zij samen misschien wat
lezen. Een beetje Duitsch leeren
b v Of wat pianospelen P „Ja.
kind, doe dat, 't zal heel goed voor
mij zijn, weer iemand te hebben, dien
ik wat voort kan helpen.'
Dus ging Fanny bijna lederen Zon
dag een uurtje naar Mevrouw Kahrs
juffrouw Schulze was vriendelijk en
gaf haar vrij af. Vooral vond anny
het heerlijk, dat Mevrouw haar les
gaf in pianospelen het weinigje, dat
zij in Kristiansborg daarvan geleerd
had, was ze bijna geheel vergeten
Nu en dan was Mevrouw niet heel
wel, dan lag zij op de canape en
praatte liefst over Kristiansborg en
den ouden tijd en hare schoolkin
deren. Met de meesten ging het ge
lukkig goed. Gina Wiïg was muzikaal,
en het plan was, dat ze voor hare
opleiding naar Leipzig zou gaan zij
speelde nu al bijzonder goed. Ebba
was thuis, zij was wel heel eigen
aardig, maar een flink meisje, dat
haar weg wel zou vinden. >Wil ze
bij het tooneel gaan? vroeg Fan
ny. „Ja, dat wilde zij gaarne
probeeren, maar zij mag niet
Thea Hansen wbb al getrouwd. Jo-
sefine Evensen, dat arme kind o,
zoo'n goed, lief meisje, maar zwak
zü was er in geloopen met 1 rits
Johannesen. Ja, die Frits verwilderde
nu geheel. Hij was zoo bedorven.
Zijne moeder was eene achtenswaar
dige vrouw, maar zij had te veel van
den jongen gehouden, en zijn vader
die was nu trouwens dood. Fr
was met Frits telkens een nare ge
schiedenis. De laatste met Josefine
was wel de ergste Josefine had zoo n
strengen vader, die wilde nu niets
meer van haar weten. Hoe zou dat
alles nog afloopen Mevrouw Kahrs
vond het zoo innig jammer van Jo
sefine. Zoo'n mooi, begaafd meisje;
baar ongeluk was alleen, dat ze
al te streng in den band was ge
houden. Als zoo'n kind eindelgk den
harden dwang afschudde, dan wist
het geen goed gebruik te maken van
haar vrijheid.
"Wat een lief mensch was Mevrouw
Kahrs! Zij dacht zoo mooi over alles
en begreep alles zoo goed. Aan haar
moest men, wat het ook was, kun
nen vertellen. Zij sprak ook veel over
Fanny's moeder. „Je moet haar niet
te streng beoordeelen, kind," zei ze,
al vindt je ook, in sommige opzich
ten De wereld is zoo hard voor
haar 'geweest, moetje denken, en nie
mand van ons kan veel hardheid of
miskenning verdragen. Wij worden
er door verbitterd. Velen kunnen niet
anders dan zich verharden en onver
schillig worden. Ach ja, wij hebbeD
allen zoo noodig, zacht over elkaar
te oordeelenhet leven is op zich
zelf al zoo hard." Soms sprak zij
ook over het tooneel. Fanny had haar
meegedeeld, dat zij actrice wilde wor
den mevrouw Kahrs stak er den
draak niet mee, zooals Moeder deed,
maar nam het ernstig op. „Ja, ja,
't is wel mogelijk, dat je daar aan
leg voor hebt, Fanny, dat geloof ik
graagals je maar eerst leert be
grijpen, wat je op het tooneel te vol
brengen hebt. 't Is niet enkel voor
vermaak, moet je weten. Wij moeten
voor elkander ons binnenste open
leggen, begrijp je alleen wan
neer de menschen elkaar leeren ken
nen en begrijpen, worden ze lief en
goed tegen elkander en dan wordt
het leven licht; maar dat is nu juist
wat een kunstenaar beter dan een
ander kan doennl. ons leeren, el
kaar te verstaan. En een tooneel-
speler kan dit misschien het best.
Hij moet ons den mensch zoo voor
stellen, dat wij zien en begrijpen en
met hem meevoelen en vergevens
gezind jegens hem gestemd worden
Zoo en zoo zijn de menschen, zegt
hij tot ons gij ziet, hoe het met ons
staatdenken wij daar toch aan,
opdat wjj niet slecht en hatelijk zijn
tegen elkander Dat moet je ons
leeren, Fanny, in iedere rol, die je
speeltdan doe je even veel goed
op de planken, als de dominee op
den preekstoel." Fanny nam zich
voor, dit vast te houden zij voelde,
dat het waar was, en het was zoo
mooi.
Toen het jaar om was, was er
van de vier-en twintig daalders niets
meer over. En toch had zij nieuwe
kleeren hoog noodig. Het sprak van
zelf, dat zij weer een betrekking
moest aannemen, en het sprak ook
vanzelf, dat zij meer dan vier-en
twintig daalders moest verdienen;
maar waar zou ze heen? Juffrouw
Schulze bood haar vijf en twintig
aan; doch dat was nog te weinig.
En dan had ze ook geen lust langer
daar te blijven. De meesterknecht
begon haar zooveel cadeautjes te ver
eeren, en het was niet gemakkelijk
ze te weigeren, nu hij zoo'n aardige,
goede jongen was; maar het was toch
ook niet wijs, zijn geschenken aan te
nemen. De oude Schulze beviel haar
ook niet. Hij was te familiaar en
kneep haar meer in de wangen, dan
zij noodig vond.
Maar waar zou ze heen?
Zij, was nog te jong en had zoo
weinig geleerd. Als ze nog kennissen
had gehad! maar zij kon niemand
om hulp vragen dan Thorseng. En
hem kon het wel eens gaan vervelen.
Met Oom Nils ging het altijd meer
achteruit; hij moest zelf naar ver
diensten uitzien en kon haar stellig
niet bijspringen. En oom Solum was
zelden te zien. Hij reisde voortdu
rend; hare moeder zeide, dat zijn
boot ook al zwaar genoeg geladen
was. Geld leenen van o neen, lie
ver dood dan schulden maken. Ed
zelfs, als ze het wilde, van wie zou
ze leenen van Thorseng Lea
zou uit haar vel springen van boos
heid. Bij de Thorsengs kon zij niet
eens zeggen, waar het geld toe die
nen moest; zij behoefden daar niet
te weten, dat zij er over dacht, bij
het tooneel te gaan.
In het voorjaar had eene lang
verwachte gebeurtenis plautsFanny
werd tante.
Het was een jongen. Thorseng was
overgelukkig, bijna verlegen; hare
moeder was ook verrukt, ofschoon
zij het niet prettig vond, Grootmoe
der te heeten.
Daar Fanny op het oogenblik geen
ander werk had, werd er bepaald,
dat zij kindermeisje zou zijn. Ter
vergoeding voor hare diensten zou
Thorseng zijn best doen, zoo spoedig
mogelijk eene betrekking voor haar
te vinden. Natuurlijk kon juffrouw
Fanny Holmsen niet eeuwig winkel
dochter zijn in een bakkerij.
De kleine jongen van Lea was een
mooi kindje. Zoo'n lief snoesjeen
hij kon je zoo verstandig aankijken
Fanny nam hem in hare armen en
drukte hem tegen zich aan en riep
vol verrukking: „O, ik wou, dat hij
van mij was, van mij was/" Maar
plotseling schaamde zij zich zoo daar
over. De kleine bedrijvige, zachtaar
dige baker zocht haar zoo goed mo
gelijk over de verlegenheid heen te
helpen, 't zal wel niet lang meer du
ren, of de juffrouw is ook getrouwd
„O foei, neen, riep Fanny, „ik
trouw nooit;" „Zoo, zoo; nu 't
is ook best mogelijk," laehte het
oudje.
Hè, hoe akelig was dat alles!
Hoe hield Lea het uit; te moeten
denken dat zij dat kind geboren
had! En alle menschen wisten, dat
zij zijn moeder was! J, Fanny
zou dat niet kunnen verdragen. Zij
schaamde zich al, omdat zij zijn kin
dermeisje was. Als Thorseng naar
zijn zoon kwam kijken, kreeg zij een
kleur. Kwam zij toevallig in huis een
man tegen, als ze de flescb van het
kind in haar hand had, dan kreeg
ze een schrik en maakte dat zij weg
kwam.
Hare moeder hield het oppertoe
zicht over den kleinen jongenLea
en Fanny waren beiden even wijs.
Het was moeiiijker een kind te ver
zorgen dan Fanny had gedacht. Het
kleintje had geen goede spijsvertering;
de dokter had Lea afgeraden het zelf
te voeden.
Het was een eindeloos gedoe met
de zuigflesschen, die zuur werden,
met de melk, die gewarmd moest
worden en aangelengd, en met speen
tjes, die niet wilden trekken. Soms
wilde het kind de flesch niet nemen,
hoe goed die ook was dan wist Fanny
geen raad. Zij wiegde, dat de jongen
wel een hersenschudding had kunnen
krijgen, droeg hem en suste hem, tot
zij haar armen niet meer voelde. De
hemel mocht weten, wat hem scheelde.
Langzamerhand werd zij zoo wijs, dat
het soms hielp, als ze hem een poe
der ingaf, of zijn lijfje smeerde met
groene olie, en vooral hem droog
maaktemaar dat gaf zooveel moeite,
en meestal liet zij het daarom maar.
Toen Lea weer hersteld was, zat zij
dikwijls in de kinderkamer. Als de
kleine zoet was, speelde zij met hem
en gaf hem allerlei lieve naampjes;
was hij lastig, dan knorde zij op
Fanny. Zij leerde ook, hem uit- en
aan te kleeden. Als zij 's avonds niet
te moe was, ontkleedde zij hem zelf;
hij schreeuwde wel, maar zij hield het
uit, soms meer dan een half uur. Zij
kon niet begrijpen, dat moeders hare
kinderen konden overgeven in de
handen van onbekwame kindermeis
jes, zij zou niet rustig kunnen slapen,
als ze haar plicht als moeder niet had
vervuld.
's Nachts was er met het kind het
meest te doen. Het gebeurde dikwijls,
dat hij lachte in zijn slaap; Fanny
wist, dat dit een teeken was van pijn
in 't buikje.
Hg lachte en wrong zich, en bleef
al maar stuiptrekken, nu en dan gaf
hij op eens een schreeuw, alsof hij
akelig droomde. Er was geen denken
aan, dat zij kon gaan slapenzij
moest voortdurend om en bij de wieg
zijn. Tegen middernacht kon Fanny
niet meer. Zij rolde in bed en sliep
dadelijk inmaar jaweldan begon
het kind te schreeuwen. Met moeite
werd zij uit haar slaap wakkeralles
draaide in 't rond; zij wist nauwe
lijks, wat ze deed of waar ze was.
Het'gelukte haar eindelgk, het speen-
tje weer in zijn mond te duweD,
daarop ging zjj liggen en begon te
wiegen: „ssz! susss! sus! Haar
arm sliep en bleef stijf hangen; de
wiee stond stil. Daar begon de jongen
weer: „aeh ae hl" Zij gaf
hem het speentje, hg woelde en was
het weer kwgt. „Aa h ae
jj!" Weer met het speentje ge
probeerd, hij wilde het ding niet
hebben, het schreeuwen hield niet
op. Hij wrong zich als een worm en
schreeuwde maar toe. Zij wist geen
raad; slaapdronken moest zg opstaan
en eene nieuwe flesch voor hem klaar
maken. Eindelijk, o GoddankZij viel
op haar bed neer en sliep als een
mol.
„Ae h, aeh i ae
h!" „Bewaar ons, is er
branddat was geen schreeuwen
dat was steunen, akelig lang, schor
krijten van pijn in 't lijfje. Het zaagde
haar snijdend door merg en been-
werkte op haar zenuwen als messte,
ken; zg schreide en jammerde van
angst; wat dit nu weer was?'twas
niet goed met hem. Hij zag blauw
van het schreeuwen, en het zweet
stond op zijn voorhoofdje. Zij nam
hem op en maakte zijn goed los en
waschte hem op de roode plekken,
poeierde, wreef met olie, en toen hij
schoone luiers aanhad, gaf ze hem
venkel, maar hij bleef schreeuwen.
Zij schudde zijn wiegje op, maakte
het zacht als een nestje van dons;
het hielp niet. Toen een nieuwe
flesch klaargemaakt O neen! Hij
schreewde maar door. Zij nam hem
op en liep met hem op en neer, zij
droeg hem meer dan een kwartier
in hare armen, schommelde en suste
hem en zong en schreide; eindelijk
dommelde hij in. Zii beproefde hem
in zijn wieg te leggen, maar daar
door werd hij weer wakker. Zij kon
hem niet langer dragen, dus ging zij
op een stoel zitten en suste hem op
haar schoot. Weer dommelde hij in,
maar op hetzelfde oogenblik sliep ook
zij en had het kind bijna laten val
len. Ozij moest Lea wekken
als er iets met het kind was; een
paar maal deed zij dat. Het kind
had zoo vreemd gedaan, was zoo ake
lig bleek en verwrongen geweest, en
hij trok zoo met zijn oogen, Fanny
dacht, dat hij stuipen had. Maar Lea
zei, dat het niets was. Alleen maar
pijn in het buikje. Zij had haar daar
voor niet in haar nachtrust behoeven
te storen. Sedert dien tijd liet F anny
haar zuster slapen, al zag het er nu
en dan met het kind benauwd uit.
Als niets hielp, legde zij den jongen
in zijn wieg en liet hem schreeuwen.
Zij was dan zoo moe, dat zij ondanks
alles sliep. Het was een onrustige
slaap vol gewetensangst en benauwde
droomen; maar zij sliep. Tegen den
morgen was het kleintje een paar uur
rustig, dan kon Fanny ook wat tot
kalmte komenmaar om vijf uur was
het uit; dan moest zij op, hoe dan
ook; hè, ze was boos op den jongen,
dat ze hem had kunnen knijpen.
(Wordt vervolgd)
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem