BIJ MOEDER THUIS ARNE GARBORG door uit het hoorsch vertaald door M. A. ZEEMAN. 29) Procureur Lehmann was ziek juf frouw Mühlberg maakte goede zaken met haar hotelLundstróm was met zijne huishoudster getrouwd. De oude Kari was nog even vroolijk als vroe ger, zij miste juffrouw Holmsen erg „nooit heb ik zoo'n aardige vrouw gekend als Margaretha," had zij ge zegd. Maar zij had vergoeding ge zocht bij mevrouw Thorne zij neemt het zoo nauw niet, die oude Karr-i „Neen, maar ik hield toch wel van haar," zeide Fanny's moeder, „zij was altijd zoo opgeruimd van humeur." „Ja, zij trekt zich de dingen niet hard aan, zij neemt de wereld, zooals zij is. Zij heeft allerlei zaakjes te be- distelen, en menig kind heeft zijne ouders aan haar te danken." „Ach ja, het is niet alles goud, wat er blinktnog een kopje, juffrouw Thorsen Zeg eens, hoe gaat het nu bij Storms Onverwachts kwam op dat oogen- blik Oom Solum. „Welkom hier!" riep Fanny en sprong op, „dat noem ik een bijzonder buitenkansje!" „Dag Fanny, dag Marg juffrouw Holmsen Oom Solum scheen wat verlegen. «Dag mijnheer So lum komt u eens wij zien u zoo zelden meer." Moeder was ook al verlegen Zij moest Solum en juffrouw Thorsen aan elkaar voorstellen! „Agent Solum, een van Holmsens oude kennissen „Wel heerre me'n tijd! is dat Mijnheerr SolumP Ik ken u wel, ik heb u meer dan oens bediend bij juffrouw Mühlberg; maar wat ik zeggen wilde U is toch geen vriend van wel So lum?" „Ik kende hem welen hoe gaat het in Kristiansborg, juf frouw Thorsen Fanny staarde naar Oom Solum en haar moeder, als zag ze geest verschijningen. Was hij geen oud vriend van haar vader? Waarom had hare moeder haar dat wijsgemaakt? Er kon toch niets slechts achter zitten Zij sloop stil weg. Zooals hagel tegen de glasruiten slaat, zoo be stormden nu de herinneringen haren geest al de vele keeren, dat Solum bij hen geweest wasde blijdschap van hare moeder, als hij kwam; de reis maar Koningsberg; al de vreemde gesprekken, waaronder zij zoo dik wijls was weggestuurd; en dat hare moeder altijd zoo vrij wilde wonen; al de presentjes, al de ondersteu ning en nu bleek het, dat hij geen oud vriend van haar vader was Wat, in 's hemels naam o, zou zoo iets mogelijk zijn, had dat kun nen gebeuren 1 Een rilling van schaamte ging door al hare ledenhaar mond was droog, haar gezicht verwrongen. Zij had zoo'n beklemd gevoel op haar borstdat was het schreien, dat zij niet uiten kon. Neen het kon niet zoo zijn, nooit in alle eeuwigheid. Hare moeder had het zoo over zich zij dacht nog al Tryheel fijnbeschaafd was zij nietdat met Lundström b. v of met den kreupelen Michiel neen, neen, heel fijn was ze niet verbeeld je, de vriendin te zijn van de oude KariZoo kon een en ander wel wat vreemd schijnen, heel vreemd, maar het kwam alleen, om dat zij zoo vrij over die dingen dacht, op haar gedrag viel niets te zeggen, neen Nergens was het dien dag een zaam, overal waren menschen. Fanny ging hun uit den weg, zij moeBten haar niet zien. Ze zouden het be grijpen. Alles donker om haar heen omhoog zat God en was vertoornd zij voelde zijn oog op haar rug, voelde het als eene rilling. De gedachten overstelpten haar en dreigden haar van het verstand te beroovenzij durfde er niet aan denken en kon het niet latenMoeder, SolumMoe der, Solum Zij moest gezelschap hebben, maar zij had niemand. Zij durfde naar niemand toegaan nu. En van God was zij afgeweken; God keerde zijn toorn tegen haar. Acb, waar zou zij heen waar zou zij heen nu was zij hulpeloozer dan de armste mensch op aarde. Naar de kerk? Naar de kerk gaan en zich daar verbergen in een hoek, dat niemand haar zag Zich op hare knieën werpen en tot God bidden? bidden, schreien en zich aan hem vastklemmen; hem alles zeggen, hem niet loslatennu was zij in nood, nu moest hij helpen „O God, laat het niet waar zijn, geef, dat het niet waar is!" en nu voortaan zou zy Hem nooit meer verlaten, nooit nooit Zij durfde evenmin binnen te gaan. Zij zouden haar allen aangapen, zien, dat er iets aan scheelde, denken dat zij niet bij haar verstand was, een oogje op haar houdenneen, ook in de kerk kon zij geen vrede vin den. Maar zij kon niet alleen blijven. Op eens scheen zij een doel gevonden te hebben, zij ging recht toe recht aan naar de benedenstad. De stilste wegen, die zij kende, zocht zij uit, en zij liep zoo hard zij maar kon. Na een poos klopte ze aan bij Dorthe Boltzersen. XVI. 's Avonds ging zy met Dorthe naar de oefening. Een rondreizend zendeling sprak in de Vrije Gemeente; hjj had in buitengewoon sterke mate den geest. Hij sprak den heelen avond alleen tot Fanny. Hij verzekerde haar met een kracht, zoodat zij hem gelooven moest, dat Jezus dien avond op haar wachtte. Hij was haar lang gevolgddikwijls genoeg had zij zijne roepstem gehoord soms had zij ook wel beproefd, aan die roepstem gehoor te geven; maar van avond wachte Hij op haar. Waar dig Niet waardig? Jezus wilde niemand hebben, die waardig was. Die de genade waardig waren, konden naar de Farizeërs en Schrift geleerden gaan. Jezus wilde de on- waardigen tot zich trekken. De ver lorenen wilde Hij hebben, de ver- dorvenen, de diep gezonkenen, de verachten, waar niets meer van te hopen was. „Weet gij niet, waar heen Kan niemand u gebruiken, wil niemand van u weten? Zijt gy benauwd, angstig, bedrukt; zijt gij vol van schaamte en zende, zoodat gij de menschen niet in de oogen durft zien; is er iets verkeerds met u, iets heel naars, dat gij aan uw besten vriend niet kunt bekennen kom dan, o mensch! u wil Jezus hebben, op u wacht Hij Zijt gij niet gebogen? Hebt gij geen berouw, geen spijtzijt gij niet boetvaardig; zijt gij niet, zooals men moet wezen, als men bekeerd wil wordenhebt gij de wereld lief en de dingen, die van de aarde zijn, zijt gij in de macht der zonde, zoodat gij u niet losrukkenhebt gy geen lust in God en zijn gebodversmaadt gij den Heer en zijn heiligen? Dan Gedrukt bjj Dt ERVE1 is het juist goed. De ongebogenen wil Jezus hebbenDe gebogenen kunnen tot den geestelijke gaanDe onge bogenen wil Jezus hebben, opdat Hy zelf hen buige. Voor hen stierf Hij. Denkt gij misschien, dat Hij zijn leven liet voor de waardigen en uitver korenen die geen verlossing van noode hebben Ach, wees toch niet zoo onnoozel. Gij kunt u zelf niet helpen, waarom zou Hij het dan niet mogen doen Durft gij niet Schaamt gij u, Hem om hulp te vragen, dien gij hebt verraden Ja zeker, hebt gy Hem verraden, honderd malen deedt gij hetgij hebt hem verloo chend als Petrus, Hem verkocht als Judas mag Hij u daarom niet verlossen Wilt gy uw heele leven lang den last op uw geweten heb ben, dat gij verraad heb gepleegd aan Hem Zou het niet beter zyn, dit dadelijk goed te maken Gij meent misschien, dat Hij haatdragend is Weet gij, wat Hij tot Petrus zeide Petrus had zich ook min ge dragen, erbarmelijk min tegenover zijn vriend en meesteren hij ging om het weer goed te maken. Nu was Jezus zeker toornig Hij wilde zeker niet den kant uitzien, waar Petrus stond Weet gij wat Jezus zeide Hij deed slechts een vraag, maar die drie malen SimonJonaszoon, hebt gij mij lief?" Hebt gij mij lief? Hij vroeg niets anders. Wat gaat mij uw verraad aan en uw hoon hebt gij mij lief? dat is het eenige. Ga heen en heb Hem lief; al het andere, waar mee gjj u in uw armzalig leven moogt afgegeven hebben, dat herinnert Hij zich niet meer, daar weet Hy niets meer van„heb my lief, zegt hij en dat kan ik u er by verzekeren kom maar eerst zoo dicht bij Hem, dat gij Hem zien kunt, dan hebt gij Hem lief; gij kunt niet an ders dan hem liefhebben, want Hij is de beminnelijkste van alle men- schenkinderen." Fanny was den heelen avond in tranen. Zij schreide, tot zy zich moe geschreid had, en toen zij uit de bij eenkomst naar huis ging, had zij de genade ontvangen. Van du af aan gingen Dorthe en zy iederen avond naar eene gods dienstige samenkomst. Zy gingen naar de Methodisten, de Hernhutters, de nieuw-Evangelischenzij luisterden by de Adventers, bij de Irwingianen, ja zelfs bij de Mormonen ten slotte bepaalden zij zich tot de kleine Ans- garzendingsgemeente, waar een ge zegend Godsman, Andersson genaamd, preektedaar beviel het haar het best. De Ansgarzending was Zweedsch Andersson was de eerste Apostel. Hy was oorspronkelijk een zadel maker uiterlijk had hij niets by- zonder apostelachtigs, en zyne stem was heesch. Maar als hij sprak, ver gut men dat alles Er was een gloed in zyn woorden, die de hoorders deed luisteren en byna betooverde en hy had een kennis van het menschelyk hart, zooals geen ander, behalve nog dat hy in ruime mate verlicht werd door Gods geest. De vrouwen vooral vonden, dat hij haar zooveel gaf. Iederen avond als hy gepreekt had, verdrongen zij zich in menigte om het spreekgestoelte, om hem de hand te drukken. Fanny kon niet langer leven buiten God en Gods kinderen. Zij bad, niet alleen 's morgens, als zij opstond en 's avonds, als zij naar bed ging, zij bad, zoo dikwijls zij er tijd voor had, en als zij geen tijd had, was zij ziek van verlangen naar de heerlijke uren des gebeds. Als het stil was in den winkel, sloop ze naar de achterste magazijnkamer, den „lapjeswinkel" en bad daar bad zoo lang mogelijk, ging geheel op in haar gebed bad voor alle menschen, voor Houen, voor LOOSJES, te Haarlem Ilsnaes, voor Moë, ja zelfs voor Junior; zij vergat niet eens den pakknecht van het magazijn maar het meest bad zij voor hare moeder. Tegenover hare moeder voelde zij zich misdadig. Zij was immers een oogenblik zoo slecht geweest, haar eigen moeder te verdenken. Zulk een macht had Satan over haar. Daarom wilde zij nu beproeven, hare'moeder te redden want dat hare moeder niet bekeerd was, dat was helaasal te waar. £n a!s Satans macht was vreeselijk. Zelfs Koning David had eens voor hem het onderspit gedolven. Onze eigen deugd en eer was zoo gering als hare moeder zich over iets te schamen had Het was niet zooal zeiden tien mannen het, toch zou ze het niet gelooven die domme juf frouw Thorsen was eenvoudig ver geten, dat Solum een vriend van haar vader geweest wasmaar als het nu eens nog zoo slecht gesteld was geweest, had dan een dochter het recht, haar eigen moeder te oordee- len Zy moest voor haar bidden, bidden en smeeken, niet ophouden met gebed en smeekingen Ten slotte deed het er niets toe, wat iemand gedaan had en niet gedaan de vraag was maar, of bij verlost kon sterven. De volle genade had Fanoy nog niet, er ontbrak iets aan; de alge- heele erkenning er van. Het was haar onmogelyk in de byeenkomsten op te staan en voor Jezus te getui gen. Zelfs thuis durfde zy niet ge tuigen hare moeder zou haar stellig uitlachen. Zij stak er nu den gek al mee. „Is dat een geloop met je! ben je te goed geworden voor deze wereld Nooit kan je in iets maat houdendaar zit ze nu en laat het hoofd hangen en is zoo heilig, dat ze haar mond niet durft opendoen!" In den winkel zocht Eanny ook haar vroomheid te verbergen. By de Thorsengs dufde zy geen woord er over te spreken, ofschoon ze zoo gaarne Lea tot den Heiland had gebracht. Ach, wat een klein en zwak mensch was ze toch! Te weten, datje eigen familie aan den rand van den groo- ten afgrond wandelde en toch te zwij gen, te zwygen uit angst voor den 8pot der wereldo ze was nog lang niet in waarheid een kind Gods. Tot rust komen, zooals ze ge- wenscht had, kon Moeder Holmsen niet; nog eens weer moest ze ver huizen. Het was Lea's schuld. Die kon niet uitstaan, dat Thorseng de huur moeBt betalen, en zij konden ook op een andere manier niet goed af komen van de zolderverdieping van het huis op den Drontheiraschen weg. Voor Moeder was die goed genoeg. Terwille van Fanny nam juffrouw Holmsen met de verhuizing genoe gen. Fanny was nu dichter bij den winkel. Maar jegens Lea werd zy er niet zachter door gestemd. „Alle men schen denken, dat ik het nu zoo best heb, nu ik zoo'n schoonzoon heb ge kregen 't mocht watAch neen, zoo'n oude moeder is overal te veel." Toen Andersson weg was, zag het er in de Zendingsgemeente treurig uit. De Noorsche verkondigers volg den wel zyn manier, maar zij konden niet bij hem halen. Zij zeiden het zelfde als hij en in het Zweedsch, juist zooals hymaar het was toch niet hetzelfde. En nu kwam de lente en de zomer. Het deed goed, buiten te zyn. En wel beschouwd kon men God buiten ook aanbidden. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1904 | | pagina 6