BIJ UB THUIS ARNE GARBORG DOOK DIT HET NOOR8CH VERTAALD DOOR M. A. ZEEMAN. 31) Er was een vroolijke student in de medicijnen, Oos genaamd, die maakte haar den heelen avond het hof. Hij was de fijnste heer, dien zij ooit ont moet had, en tevens was hij zoo trouwhartig en innemend; zijnopen, prettig gezicht kende geen bedrog. Zij vertrouwde hem van ganscher harte. Het was vervelend, dat ze zoo onwetend wasze wist dan al bitter weinig. Yeel minder durfde zij zeg gen, dan zij wel wilde, zij kon zich zoo licht verpraten. Gelukkig praatte hij voor twee. Den heelen tijd sprak hij al maar door, gemakkelijk, aan genaam, gezellig; dat was wat men conversatie noemde, dat begreep ze nu wel. Hij sprak langzaam, erg zacht, een weinig gerektzijn r werd dikwijls jdat was tegenwoordig ge woonte van de heeren. Hij was ver bazend knap. Hij stelde belang in muziek, zang en schilderkunst; als hij dokter werd en rijk, wilde hij het bij zich in huis zóo en zoo mooi hebben; aan iederen wand zouden schilderijen hangen „Wat? wat schilderen leeren kost Ja, voor eerst kost het tijd. Men moet jaren lang studeeren, als men het tot iets brengen wil, en dan moet men een poos in Dusseldorf en München en Parijs wonen Een beetje Ja, ik zal u zeggen, het is bijna erger een beetje te kunnen dan niets. Wij hebben er zoo vreeselijk veel, die een beetje kunnen; die bekladden zooveel doek, dat Onze lieve Heer 't hun moge vergeven. Schildert u ook?" Fanny liet in alle stilte de schilder plannen varen. Zij vond zich zelf wanhopig dom. Ieder oogenblik noemde hij iets, dat zij niet kende. Het was prettig, 's Zondags voor den middag in Karl- Johan op en neer te loopen en de physionomieën te bestudeerenwat konden dat zijn Zijn goede vriend Gabriel was een ijverig Bacchus-aan- bidder, wat was dat? Dezelfde Gabriel reed ook zulke echt Noorsche stokpaardjeshij dweepte met mo derne ideeën en maakte jacht op rea listische kunstAch, ze moest heusch eens wat gaan leeren. Maar waar zou ze den tijd en waar de boeken vandaan halen zij durf de niet eens om uitleg vragen van de moeielijke woordenhij zei zeker niets anders dan wat ieder beschaafd mensoh behoorde te weten een leer ling van de meisjesburgerschool zou dat alles begrijpen. ,0 ja," „zoo „zoo was al, wat zij kon antwoor den hoe vervelend moest hij haar vinden. Gabriel, zei hij, was ook nogal nerveus. Toen waagde ze het, een vraag te doen. „U, die voor dokter studeert, zeg u mij eens,wat is toch eigenlijk nerveus Alle menschen zijn nerveus, en ik zal zeker zelf ook weldra zeggen, dat ik het ben, als ik maar eerst wist, wat het was." „Aerveus," zei Oos, „dat betee- kent kort en goed hetzelfde als ver boemeld, dat wil zeggen, als er van heeren sprake iszijn het dames, dan u is dus niet nerveus, juf- fruw Holmsen zijn het dames, dan wil het zooveel zeggen alsge maakt „Zij lachte, maar of hij haar niet voor den gek hield En zijn vriend Gabriel wilde ook veel doen aan literatuur.... «Dweept u met literatuur, juffrouw „Ik weet niet„Ach, wjj heb ben hier in Noorwegen geen litera tuur want u zult toch zeker niet aankomen met ,,'s Lands Paard" uit het Gausdal, die altijd maar ligt te preeken over een republiek en zoo al meer „Ibsen waag de Panny voorzichtig te vragen, „is die niet P" „Ja, Ibsen, dat is nog iets, hij heeft ten minste zooveel verstand, dat hij een echten dichter nadoet; maar ik wil u anders wel zeggen, dat er maar één dichter in de wereld is, een eukele." Hij wacht te, of zij raden zou, maar zij durfde niet. „Ja, nu denkt u natuurlijk," ging Oos voort, „dat ik Shakespeare meen iedereen komt altijd met dien vervelenden Shakespeare aan neen, ziet u, Heinrich Heine, dat is een dichter. Du hast DiamantenundPer- len, hast alles, was Menschen begehr und hast die schönsten Augen inein Liebchen was willst du mehrV' Zij begreep dat van die „schönsten Augen" hij zeide dat zoo, dat het een fijn compliment voor haar was. Oos liet zich aan Eanny's moeder voorstellen en was tegen haar ook aardig. Moeder was erg in haar schik „zie je, dat is nu een echte heer!" zei ze. Fanny glimlachte gelukkig; haar hart klopte sneller onder de blauwe japon. Den volgenden Zondag kwam Fanny hem in Karl-Johan tegen. Zij ontmoette hem later dikwijls. Hjj begon haar in ernst het hof te ma ken. Hij ging met haar naar de comedie en naar den banketbakker, nam haar mee naar concerten en op uitstapjes. Soms waB hare moeder er bij, meestal gingen zij met hun beidjes. Hij wachtte haar 's avonds bij den winkel op en bracht haar thuis; ook wel eens 's middags; het kon hem niets schelen, dat zij winkeljuffrouw was; hij was werkelijk een net mensch. O, wat hield zij veel van hem. Als zij hem redden kon! Want hij was helaasI geheel een kind van de wereld. Hij mocht vooral niet weten, dat zij vroom was, zoo klein was ze, zoo zwak was ze; maar zij bad voor hem. Zij werd ijveriger in het gebed dan ooit te voren, en hare gebeden waren zoo warm, dat zij meende, dat God ze moest verhooren. Telkens als zij hem weer ontmoette, lette zij er op, of hij niet iets ernstiger geworden was. Maar neen, hij was even we- reldsch als altijd. Toen beproefde zij Onzen lieven Heer een handje te hel pen. Als zij 's Zondags wandelden, ging zij met hem naar het kerkhof. Het kon hem misschien tot nadenken brengen als hij zoo dicht in de nabij heid van den dood kwam. „Dien/ waarom niet?" zei hij en ging mee; maar tusschen de graven liep hij over grappen en muziek te praten, juist zooals anders. Niets had vat op hem. Eindelijk verveelde hem het kerkhof. „Hemel, zijn er dan geen vroolijker plaatsen, waar wij kunnen wandelen?" vroeg hij. Zij lachte en gaf alle hoop op. Hjj was eigenlijk een groot kind. De Heer zou hem helpen, als zijn tijd kwam. Zooals hij nu was, was hij toch ook een beste jongen. XVII. De oude Houen zei geen woord Fanny dacht stellig, dat hij niet over haar tevreden was. Toch deed zij l) Bjornstjerne Björnson heeft zichzelf in een zijner gedichten zoo genceind. Het Gansdal is zijn geboortegrond. zoo haar best. Zij verzuimde nooit een minuut, was altijd op haar post, zelfs al voelde zij zich ziek zij deed meer dan waartoe zij verplicht was, sprong zoo goed met de menschen om, dat zij altijd meer kochten dan zij van plan warenzij loog ten voordeele van haar patroon, dat zij er zelf verbaasd van stond, maar neen, nooit een woord. Hij was stellig niet tevreden. Die juffrouw Stange was toch zeker handiger ge weest. Fanny kikte niet van loons- verhooging; zij moest al dankbaar zijn, als hij haar de betrekking niet opzei. Wat was ze toch een wanhopig onbruikbaar menschals ze haar uiter ste best deed, deugde ze nog niet eens tot het verkoopen van linnen. Maar op zekeren dag sprak Houen een woord, dat opwoog tegen duizend andere. Hij gaf haar opslag, zij zou voortaan veertig kronen in de maand krijgen. Fanny vloog naar huis en vertelde het, schreiend en lachend te gelijk. De heele Eikenberg was van haar hart af, zei ze; ze begon nu achting voor zich zelf te verkrijgen. Toen ging hare moeder uit om een flesch Bockbier te halen. „Vanavond kunnen wij het er eens van nemen, meisjelief," zei ze. Alle naaiklanten liet Moeder Holm sen nu loopen behalve de assessors vrouw. Haar wilde zij aanhouden, ter wille van de vriendschap. Zij vond het ook zoo voornaam, met rijtuig te worden afgehaald„staan ze bij Lorsen voor 't raam?" vroeg ze zachtjes, als ze weg zou rijden. Fanny werd niet rijker dan vroe ger. Maar zij had nu toch zooveel, dat zij eene piano kon huren. 't Was een oude vierkante rammel kast, waarvoor zij anderhalve kroon in de maand betaalde. Een paar ge makkelijke muziekstukjes kreeg zij te leen van Mevrouw Kahrs. Mevrouw Kahrs moest tegenwoordig meestal het bed houden. Zoo dikwijls ze een oogenblikje vrij had, zat Fanny op de piano te tikken. Er was niet veel geluid in de oude kast. Maar de toon was mooi. Iets zachts, ernstigs lag daarin, iets droomerigs, harpachtigs men dacht onwillekeurig aan de vre dige rust van oude binnenkamers en aan oude vrouwen, die in stilte be minden. 's Zondags voormiddags ge beurde het wel, dat Oos opliepdan zong hij, en dan vergat zij onder het spelen de godsdienstige samenkomst. Zij was het jonge meisje in het mu seum. De starende blik harer oogen zeide, dat zij droomend dacht aan het rijk van geluk het doffe geruisch van het oude klavier werd muziek, toon- golven, waarop zijn zangerscheepje zich wiegde. Licht en gelukkig werd alles. De tonen leefden en hadden haar iets te zeggen in de zangen der Noordsche rotsnatuur hoorde zij het lachen der berg- en zeegeesten, en zelve lachte ze mee en de zachte treurigheid der Slavische en magyaar- sche volksliedjes stemde haar wee moedig. En dan gingen ze samen wandelen. Hij praatte, zij luisterde. Hij vertelde van de studentenvereeniging en van het leven in de wereld, van de ge hoorzaal en het ziekenhuishij sprak over zijn kleermaker en over zijne jassen en vroeg haar om raad aan gaande halsboorden en manchetten. Zij kwam ook alles van zijne toe komstplannen te weten. Hij zei haar, in welken stijl hij zijn huis wilde gemeubeld hebben, uit welke fabriek hij de piano zou laten komen, welke schilders aan den muur zouden prij ken hij zei, wat er op zijn visite kaartjes moest staan en legde haar uit, hoe hij in de praktijk dacht te komen. Hij was nog zoo echt kin derlijk, die groote jongen. Als hij een nieuw pak aan had of een nieu wen hoed op, dan was hij om te lachen. Dan draaide hij zich om en vroeg, of zij hem niet mooi vond „zeg eens ronduit, juffrouw Fanny, staat die hoed niet kranig? Hij was erg in zijn schik, als ze hem een fat noemde. „Weet gij, wat ik u vind, Oos?" „Neen, wat dan „Een modegek!" Dan lachte hij, floot even, gaf zich eene houding en vroeg„En wat vind ik u, denkt ge?" „Nu?" „Snoezig!" Door slimme vragen wist ze hem er toe te brengen, dat hij alles uit legde, wat zij niet begreephij werd haar leermeester. Den heelen zomer tot ver in den herfst dwaalden zij samen buiten rond, en konden op 't laatst over alles met elkaar praten. Maar iets was er toch, waar hij haar niet den rechten kijk op kon geven. Bij Thorseng las zij iederen Zon dag de „Avondpost"; daarin stond veel, wat zij niet vatte. Het scheen wel, dat men leefde in een tijd vol van gevarenalles wat goed en hei lig was, werd door den dood bedreigd. Enkele gewetenlooze mannen in de volksvertegenwoordiging wilden alles het onderst boven keeren. Als zij Oos naar die dingen vroeg, antwoordde hij alleen met grappen. Wat was eigenlijk een partijman van de lin kerzijde Een verarmd mensch die lid van de Rekenkamer wilde wor den. Wat republiek beteekende? Wel, republiek wou zeggen, dat de dichter Björnson koning moest worden in de plaats van Oskar II. De volksuniversiteit? eene plaats, waar boerenjongens leerden praten in verzen en waar ze leerden levon van zonneschijn en van geleend geld. Als ze er meer van wenschte te we ten, dan zei hij: „O als 't u blieft niet, laten wij nu wijs zijn en niet over politiek praten. Politiek is goed voor boeren, die op de verkiezings lijsten staan en voor leden van de Werkliedenvereeniging; dat is niets voor ons die iets beters gewend zijn Verder was zij nooit met hem geko men. Oos hield zich niet op met ernstige dingen en deed hij het dan werd het ernstige ook tot spot. Soms kon het te ver gaan. Eens vertelde hij zoo maar, alsof 't niets was, dat zijn vriend Gabriel Gram vrijdenker was„O stilriep ze, „dat mag u niet zeg gen „Wel lieve hemel, als het toch waar is „Waar En kan u dan met zoo iemand omgaan „Ja, waarom zou ik niet 't gaat mij toch niet aan, wel „Neen maar 't moet toch vreeselijk naar zijn 1" „Ik vind het dom van hem," zei Oob, „want u kan toch wel begrijpen, dat we aan Onzen lieven Heer moeten gelooven vindt u niet Mijne vrienden zeggen, dat ik me maar zoo houd, maar ik ver zeker u, dat ik niet begrijp, hoe wij het zonder Onzen lieven Heer zou den stellen Er ligt b. v. iemand ziek, hopeloos. We zouden ons hoofd er onder willen verwedden, dat hij niet tot den volgenden dag kon leven. Dan ligt hij daar zoo een poos, en op eens komt hij weer bij en wordt zoo gezond als een visch en leeft nog vele jaren Daar moet toch eene verklaring voor zijn, niet waar Ik houd het met Lochmann, we hebben in de geneeskunde Onzen lieven Heer dikwijls noodig. Neen maar, nu moet ik u toch vertellen, wat gisteren aan onze tafel gebeurdeu moet weten, dat ze allen er over uit waren, dat ik zoo'n fijn dametje had opgeloo- pen Hè, eigenlijk was hjj vreeselijk oppervlakkig. Wordt vervolgd) Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1904 | | pagina 6