EU MQEEEK THUIS
ARNE GARBORG
DOOR
DIT HET NOORSCH VERTAALD
DOOR
M. A. ZEEMAN.
33)
„Ik heb, als ik 't goed naga,
ook slechts éen goede onderwijzeres
gehadMevrouw Kahrs van
Kristiansborgken u haar mis
schien „Zij werd immers aan
den dijk gezet „Zij kwam, ge
loof ik, in botsing met den predikant."
„Natuurlijk," zei hij en trok zijn
meest scheeven glimlach „is er coit
in dit land iets, waarvan men goede
verwachtingen hebben kan, zonder
dat de geschiedenis eindigt met dit
korte woordMaar toen kwam de
dominee 1" Zijn stem was zoo
hoog mogelijk fausset.
Hij was er over uit, dat zij haar
brood verdiende als winkeljuffrouw
't was de stoutste verwachting en
schoonste hoop nu, zei hij, dat de
vrouwen zelfstandig zouden worden.
Al die heerlijke gaven, die ongebruikt
waren geblevenEdele, groote kracht,
die tot niets anders nut geweest was
dan tot koken en verstellen„En
om voor ons mannen, het leven goed
en liefelijk te maken, terwijl wij, zou
ik denken, zelf het leven wel liefelijk
en goed konden houden" Nooit
was er eene vernedering geweest als
die van de vrouw, zei hij. Zij was
bezoedeld, onderdrukt, schandelijk ver
laagd zij hadden haar geheel gede
moraliseerd, haar gebruikt als speel
goed, slavin, maitresse haar altijd
gebruikt, haar nooit zelf laten leven,
haar nooit gegund, mensch te zijn
Uchermann geraakte in vuur Helga
Thorsen sprak er een hartig woordje
tusschenvoor Fanny opende zich
aan alle kanten een nieuw verschiet.
Ach, in wat een klein kringetje had
ze rondgedraaid, wat armzalige, on
beduidende gedachten had zij over
alles gehad. Als een dom wicht had
zij geleefdzij had van niets idee
gehad, niet eens van haar eigen
waarde. Het beteekende iets meer
een mensch te zijn, dan zij vermoed
had. Hoe gelukkig was ze, dat ze
eindelijk raenschen had gevonden,
van wie ze nu wat leeren kon zij
stond voor het hoogste, dat voelde ze.
Den volgenden dag ontmoette zij
Oos; hij was in het minst niet kwa-
lijknemend. Zij kon hem niet eens
jaloersch makenHij kwam met
zijn gewone praatjesFanny vond er
nu niets aan. „Ik zal u zeggen, ik
had vanmiddag niets te doen en ver
boemelde den tijd tot vijf uur; toen
bedacht ik eindelijk iets verstandigs;
je kon wel eens bij Gabriel oploopen, |j
zeg ik bij mij zeivenZoo gezegd,
zoo gedaan. Ik loop naar boven en
verbeeld je, ik vond hem thuis. Maar
daar was een goede reden voor; de
kerel was nog niet op, hij sliep als
een mol. Toen hij mij hoorde, lichtte
hij zijn hoofd even op om te zien,
wie er was gekomen en toen hij zag,
dat ik het was, zei hij natuurlijk:
loop naar den duivel." „Kom dan
maar mee," zei ik Zij luisterde
niet meer. O, dat sprak vanzelf
daar kwam Gretha. Hij wenkte haar
zooals gewoonlijk; Fanny werd boos
en zei op den heelen terugweg geen
woord. „Hebt u van avond een of
ander plan?" vroeg Oos.„Ja, ik
ga weer naar de vereeniging," was
Fanny's antwoord. O, hoe vinnig
bent u geworden en nu die ver
velende vereeniging ook nog!"
Zjj was dikwijls boos op den stu
dent en dientengevolge ging ze veel
om met hare nieuwe vrienden. Zij
werd meegevraagd op Helga Thor-
sens „jongelui's avondje", waar Ucher
mann ook kwam. Het waren de aar
digste menschen, die zij ooit ontmoet
had. zij amuseerden zich, ofschoon
er ernst was, ook bij scherts en spel.
Als zij dan later Oos weer ontmoette,
kon kon zij hem niet goed uitstaan
Zijn praten was zoo oppervlakkig en
zijn fatterigheid zoo belachelijk. Maar
lief was en bleef hij, zij kon hem toch
niet opgeven; zij had dit zeker
al lang moeten doenhoe zou Helga
Thorsen haar verachten, omdat zij
zich door zoo'n heertj het hof liet I
maken: maar zij kon hem niet op
geven, zij wilde liever beproeven,
hem te verbeteren. „Kunt gy dan
nooit eenB ernstig zijn, Oos? Waarom
altijd met alles spotten Hij ant
woordde met een grap. Zij deed haar
best, hem wijzer te maken, en sprak
hem ook tegen: het was niet waar,
dat Sverdrup Minister wilde worden
het was niet waar dat de linkerzijde
alleen het eigenbelang op het oog
had, het beil van het volk beoogde
zij, de volksontwikkeling
„Nu wil ik toch niet hopen, juf
frouw Fanny," zei Oos, „dat die ca-
talinische wezens in de werklieden
vereniging u bederven? U bent toch
een verstandig, beschaafd meisje."
„Neen, zeg nu eens oprecht Oos, is
er dan niets, dat u tot ernst kan
kan stemmen?" „Hm... 't zou
moeten zijn, als ik te doen kreeg
met zoo'n politiek vrouwmensch uit
de werkliedenvereeniging
Hij bedacht een nieuwen eed
„als dit of dat niet zoo en zoo was,
dan kon men hem „een Stortings
man" noemen. Een nieuw tooneel-
stuk was zóo vervelend, dat hij de
tering in zijn rug ervan kreeg, bijna
zoo vervelend als de politiekAls hij
eens een dag flink gewerkt had, zeide
hij, dat hij zoo dom gestudeerd was,
dat hij nu wel zou kunnen dispu
teeren over de vraag, of de ministers
toegang moesten hebben tot de ver
handelingen der volksvertegenwoor
diging."
Het zag er wanhopig uit. Wat voor
een huwelijk zou dat worden, als zij
niet hetzelfde streven haddenzij |i
kon wel nagaan, hoe Helga Thorsen
zulk een samenleven noemen zou. Zij
plaagde Oos met hare ernstige vra
gen, tot hij er radeloos onder werd.
Zij sprak over volksopvoeding, over
den veredelenden invloed van de vrij
heid, over de bureaucratie, die het
land er onder hield, als een draak
„O, houd toch op," smeekte hij, „zeg,
dat u van die dingen geen verstand
hebt." Zij wond zich op, nam het
hem kwalijk; hij moest hooren, moest
hooren, moest begrijpen„Ach,
zeg toch, dat u er niets van begrijpt,
zeg dat alleen maar. Luister eens,
nu zal ik u een grappig historietje
vertellen, dat mij bij mijn kleerma
ker is overkomen; ik zal u zeggen,
hij weet ook, dat ik zoo'n snoezig
meisje heb weten te„Dag
Oos," zei Fanny en was op eens
weg; hij bleef midden in zijn zin
steken, stom van verbazing.
Het duurde een poos, voor hij zich
liet zien zij werd ongerust. Eindelijk
op een avond kwam hij weer. Zij liet
de groote vragen rusten, en hij mocht
zooveel onzin praten, als hij maar
wilde. Toen zij bij de poort waren,
vroeg hij haar, nog een eind verder
te gaan. Zij was doodmoe maar gaf
hem toch zijn zin. Hij praatte altijd
door. Op 't laatst begon hij een niet
heel fijne geschiedenis te vertellen
zij ging er scherp tegen in hij vond
haar preutschzij zei, dat dit kin
derachtig van hem was en begon te
schreien. Toen sloeg hij zijn arm om
haar heen en wilde haar kussen. Zij
rukte zich los en schreide nog meer
„dat had ik nooit van u gedacht,
Oos 1" Op den terugweg zwegen
beiden. Bij de poort vroeg hij haar
heel ernstig „Moeten wij in onmin
scheiden Och Heer, 't was dom
van me, maar om de waarheid te
zeggen, ik wist niet wat ik doen zou,
opdat ge weer goed zoudt worden
Laat het nu maar vergeten zijn, Fan
ny laten wij als vrienden scheiden.
Goede vrienden, niet waar
Zij trok hem de poort in, sloeg hare
armen om zijn hals en gaf hem een
langen, langen kus. Toen maakte zij
zich los en vloog naar huis. O nu,
nu nu was het beslistnu
moest maar komen, wat wilde God,
hoe zou het nog gaan
Zij wachtte den geheelen volgenden
dag met vreezen en beven hij kwam
niet. Den daaropvolgenden dag wacht
te zij, tevergeefs. Kerstmis kwam,
Kerstmis ging voorbij, hij moest uit
de stad zijn. Maar dat hij dan niet
schreef
Op zekeren avond, toen zij thuis
kwam, zei hare moeder„Jij weet
goed voor je te zorgen. Nu heeft
Oos zich geëngageerd met Gretha
MagnesenAch ja, natuurlijk kon
het tol niets leiden met jou en oen
echten heer
XVIII.
Fanny treurde niet, integendeel.
Wel schreide zij in eenzame uren,
alsof ze geen raad meer wist, maar
dat was alleen, omdat zij zich zoo
ergerde.
Een groot, volwassen meisje van
bijna twintig, en zich dan zoo on-
noozel voor den gek te laten houden 1
En door zoo'n heel gewonen fatHet
was, om zich de haren uit het hoofd
te trekken.
Zij moest er overheen, het geheel
uit hare gedachten zetten. Er geen
oogenblik langer bij stilstaan, het
vergeten 1 't Was kinderonzin, bal
verliefdheid nu zou zij trachten
in waarheid een volwassen mensch te
worden 't wbb tijd ook.
Zij sloot zich met ijver aan bij hare
nieuwe vrienden van de werklieden
vereeniging, zocht iets, waarvoor zij
leven konzij wond zich op over
het ministerie, het stemrecht en de
landstaal, ging politieke redevoerin
gen hooren en las Verdens Gang"
maar 't meest maakte zij zich warm
voor de vrouwenbewegingdit was
de meest grootsche gedachte van de
negentiende eeuw.
Helga Thorsen was, vreemd
genoeg getrouwd. Markus Oliva-
rus en zij waren een paar geworden.
De vriendinnen legden er zich bij
neerMark Oliv was anders dan an
dere mannen, en Helga Thorsen had
kort en goed geen vooruitzichten ge
had. Iedereen wist, dat zij geen be
trekking kon krijgen zij had wel een
goed examen gedaan als onderwij
zeres, maar zij was vrydenkster en
radicaal, dat was de schoolcommissie
te weten gekomen. Maar al was Helga
du weg, Dagmar Dyring was er nog,
en de jongelui's-avond ging door, en
de heilige ijver werd niet gedoofd.
Dagmar was een mensch uit éen
stuk. Ofschoon zij nog jong was en
heel mooi, had zij niets van het kin-
dorachtige, dat anders jonge meisjes
kenmerktezij had haar vollen groei,
was geheel klaar, zeker van zich zelf,
een karakter. Op Dagmar Dyring kon
men aanals zij zeide niet te willen
trouwen, dan meende zij het. Nooit
zou ze iets van hare zelfstandigheid
prijsgeven nooit buigen voor dwang.
De mannen wilden, dat de vrouw
„vrouw" zou zijn, alleen maarvrouw
mensch zijn, dat mochten de man
nen alleen. Als eene vrouw een eigen
meening durfde te hebben, dan werd
de man óf galant óf lomp: „Altijd
heeft u gelijk!"Begint het
spinnewiel mee te praten Op
zulke voorwaarden was geen huwe
lijk mogelijkvan al het „vrouwe
lijke" hadden de vrouwen genoeg
Alsof er iets apart vrouwelijks was
Alsof de vrouwen niet evengoed en
in dezelfde mate mensch waren als
zijDe mannen waren een slim
volkje, zij voedden ons op tot dienst
meisjes of modepoppen, tot dwaas
heid en nonsens, en dan zeiden ze
zoo zijn de vrouwen En, zooals van
zelf sprak, de vrouwen moesten bin
nen hare natuurlijke grenzen blijven.
Zij waren bang voor hun overwicht;
daar zat de knoop Het was volstrekt
niet zeker, dat wij dommer waren
dan zij, als wij dezelfde opleiding
ontvingen, dat wisten zij wel, en
daarom wilden ze ons niet toestaan,
over iets anders te denken dan over
kinderen-grootbrengen on keukenbe
zigheden. Zij wisten, wat zij wilden
gelukkig begonnen wij ook te weten,
wat wij wilden. Wij kregen nu wat
anders om over te denken dan de
toebereiding van het eten en de ver
zorging van kinderen.
Het huwelijk, zooals het nu was,
was eene vernedering voor de vrouw.
Van het oogenblik af, dat zij getrouwd
was, waB zij geen persoon meer van
zich zelf, zij was een aanhangsel van
den man en zijne eerste dienstmaagd
als zij nog de eerste was. Zij ver
loor ook het recht van eigendom.
Voor de wot werd zij onmondig. Als
zij voor het huwelijk een millioen
bezat, na haar trouwen kon ze
zonder de toestemming van haar man
niet beschikken over éene kroon. Zij
moest hem om iedere kleinigheid, die
zij noodig had, vragenals de Pacha
uit zijn humeur was, dan moest ze
allerlei kunsten en listen gebruiken,
met leugens haar doel trachten te
bereiken of eenvoudig stelen. Zelfs
haar naam verloor zjj, dit zeide
al genoegZij was niets meer en
mocht nu ook geen eigen naam heb
ben. Zij was Mevrouw die en die,
Ingeborg, de loodgietersvrouw,
Else, de juffrouw van den meester,
Mevrouw Löchen, de domineesvrouw,
Mevrouw Klem, de vrouw van den
redacteur. Zonder naam en zonder
rechten werd ze in het „vrouwelijke"
kader ingesloten en ging dan op in
zorgen voor het eten en het verstel
len van de waBoh. Hij had de wereld
vóór zich, zij moest op den soeppot
passen. En dan maakten zij ons later
van alles wijs, gaven ons engelach
tige namen en vergeleken ons met
bloemenals zij iets te veel gedron
ken hadden, sloegen ze toasten op
ons „Nu wij zoo feestelijk bij
elkaar zijn, mogen de vrouwen niet
vergeten worden" hoe gena
dig!... „want wat zouden we zijn
zonder vrouwen?" Ja, „wij",
dat was bij hen altijd de eenige vraag,
„Een onbezorgde toekomst" wachtte
ons als wij zoo ons geheele zelfstan
dig bestaan er aan gegeven hadden.
beweerden zij. Met het dagelijksch
brood werd voor lichaam en ziel der
vrouw betaald; die ruwheid zeiden
ze grofweg in ons gezicht. En kre
gen we „die onbezorgde toekomst
Op een goeden dag ging de man ban
kroet, of hg was weg, of werd ziek,
of hij stierfDan zat de vrouw
met de hulpelooze kinderen. De ar
moede kwam, en nood en ellende
waren het gevolg, waar bleef nu de
onbezorgdheid? Zij moest maar
op den Heer vertrouwen, zei de pre
dikant zij moest zich aanmelden bij
het armbestuur, zei de jurist. Dat
was nu de wijze, waarop zy „gebor
gen" was, zoo was de wet, de man
nen zelf hadden die gemaakt, o ja
Wordt vtrvolgd)
Gedrukt by DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.