BIJ WEBBS THUS DOOR ARNE GARBORG HIT HET NOORBOH VERTAALD DOOR M. A. ZEEMAN. 38) Het gesprek, dat zij toen door haar onverstand niet hadden voortgezet, zou zij nu wel gaarne weer opgevat hebben. Hij had iets gezegd, wat zij toen niet had durven aanhooren, maar waarvan zij nu alles zou willen weten. Zijn leven lang zou hij nu gelooven, dat zij hetzelfde gansje was als toen, een van de gewone lezers van de „Avondpost," voor rede onvat baar o, zij kon zich daarover dood ergeren. Op zekeren avond in Maart had zjj hem bij Markussen ontmoet. Zij was bedremmeld, toen zij hem zaggelukkig had zij dien avond hare nauwsluitende, zwarte japon aan, die haar zoo goed kleedde. Markussen stelde hen aan elkaar voor„Gabriel Gram, mijn college aan het Mini sterie; juffrouw Holmsen, een van onze geëmancipeerden." „Ik maak u mijn compliment!" zei Gramzijne lieve bruine oogen lach ten haar toe. „Dat was u immers, die mijn vriend Oos niet hebben wou? Waar hebt u al dien tijd gezeten? Oos zei, dat u voor hem te wijs was geworden, en toen dacht ik, of ik het dan niet eens met u zou pro- beeren; maar u was weg!" „Ik dacht, dat u den eersten keer al wel genoeg van mijn domheid hadt ge had!" zei ze lachend. „God weet, wie van ons beiden het domst was," hernam hij en haalde zijn schouders op. Hij was mannelijker gewordenzijn trekken waren vaster, zijn gestalte kloeker. Hij was bedaarder en zag er moe uit, in zijne ooghoeken wa ren een paar kleine diepe rimpels. In zijn blik lag iets peinzends, dat sprak van inkeer tot zich zelf; alleen nu en dan flikkerde de glans van vroeger dagen er in. „U is zeer ver anderd!" zei ze. „Ja," was zijn ant woord, ik ben oud geworden. Dat komt van dat verwenschte boeme len." „Boemelde u dan zoo?" vroeg zij. „Voor twee," zei hij. Zij herinnerde zich, dat hij niet hield van giegelende vrouwen, maar lachen moest ze toch, hij was zoo verma kelijk. O, hoe goed herkende zij hem. Nog even onnadenkendeven op recht Markus Olivarius begon over de politiekhij vroeg Fanny, hoe zij de beslissing van het rijksgerioht vond. „Weinig flinkzei Fannyver beeld u, dat die heeren er afgeko men zijn met niets dan ontslag!" „Wilde u hun dan lijfstraf hebben zien opgelegd?" „O, ja, voor 't minst „Ah ha, ha, ha!" „Wat meent u daarmee vroeg Gram met belang stelling hij gaf anders niet om poli tiek. Fanny bloosdedat zou ze er zeker niet goed afbrengen. „Ik be doel niet zoozeer het absolute veto," zei ze, „dat moeten de juristen maar uitmakendoch ik vind, dat allen gestraft moesten worden, die het wil len houden, zooals wij het hebben „Ha, ha, ha, ha!" Gram zag haar aan. „Ja, volgens die stel ling zou ik mee kunnen doen, om elf minister ter dood te veroordeelen I" Dagmar Dyring, student in de philosophie, kwam ook bij Markussen. Na het avondeten bleven ze gezellig bij elkaar zitten. Dagmar en Gram raakten in gesprek en waren het niet eensDagmar kreeg hulp van Helga Markussen was middenman. Fanny zat achterovergelend in een schommelstoel en keek met half ge sloten oogen naar Gramhet was wonderlijk, zoo goed als ze hem kende. Zij had hem altijd gekend. Als ze er goed over nadacht, was hij de eenige dien zij kende in de wereld! Zij kreeg zoo'n gevoel van vei ligheid over zich. Hier wilde zjj zijn en blijven, overal elders was het naar maar hier was rust. Zij wilde nergens anders heen het was zulk een vreem de gewaarwording. Hoe gemakkelijk won hij hetDag mar weerde zich zoo goed mogelijk, maar zij kon tegen hem niet op. Zjj kwam met alle hare oude argumen ten Fanny kende ze al van buiten hij sloeg haar, door iets nieuws te zeggen, iets onverwachts, iets dat grooter en dieper beteekenis aan de zaak gafzij kreeg wel gelijk, maar op een andere manier dan zij wilde. Soms maakte zij hem boos, dan klonk zijn dialekt zoo ammusant en kin derlijk. Hij begreep alles en verontschul digde alles, stelde geen eischen, maar gaf van alles een verklaring „Wij kunnen ods zelf niet bjj de haren optrekken, juffrouw Dyring I" zeihjj. „Men behoeft toch niet verloren te gaan, omdat men zich schikt naar wat nu eenmnal niet anders is Wat deed de vrouw, die in den wolfskuil viel? Zij nam het dui vels verstandig op en had het goed met de beesten, maar daarom werd ze zelf nog geen wolf! Al de mo derne zedenpreekers hebben zoo in 't geheel geen humor Die Schotsche predikant spookt nog rond, die hard nekkige kerel, die liever zijn rug er aan opofferde dan toe te geven hij, die ten slotte in de ijswereld te recht kwam en zoo dramatisch stierf onder een sneeuwval„Brand" meen ik. Geen greintje ironie, niets dan Gaustadheroïsme 1 bijzonder grootsch, maar ach zoo dwaas Men moet de wereld, waarin men leeft, toch begrepen. Wie zelf vijf tien stokpaardjes bereden heeft, weet er alles van. Een paar jaar geleden b.v. mocht ik niet trouwenik had een oom, die niet wel bij 't hoofd was. Het nieuwste tegenwoordig, dat weet ieder, is het geloof aan de erf- lijkheidals iemand een bril draagt, dan wordt zijn zoon geboren met een lorgnet; dus zouden een paar jonge menschen, die veel van elkander houden, als je blieft maar moeten sterven in het ijsland, omdat er mis schien een erfgenaam kon komen. die wel gek kon zijnDe hemel bewaar me, die stelling heb ik even hardnekkig verdedigd, als u het nu doetik was een echte Erasmus Montanus. 2) Maar in den loop der jaren ben ik daar doorheen gekomen en nu zeg ik: 't kan best zjjn, dat de aarde rond is; maar als er een Lisbeth was, die mij een kus be loofde, als ik zweren wou, dat ze plat was, dan zou ik zwerende duivel haal me, ze is zoo plat als een pan- nekoek. Ah hahahaAllen lachten. Fanny voelde den last op hare schouders lichter worden en 't was of er een steen van haar hart werd genomen zij had „geen humor" ge had en zelf te veel bezwaren ge- gemaakt. Een schoone droom werd verstoord; dat gaf een gevoel van pijn, doch later was het lichter. Hij prikkelde haar door zijn spot; maar die leidde tot een weemoedig begrij pen, dat haar aantrok. Voor het eerst vond zij „in het woord van een ander hare gedachten weder Gaustad, krankzinnigengesticht bg Kristiania. Ken pedante boerenstudent, tooneelGgaur uit een stuk van Holberg. half stootte hij haar af door zijn scherp verstand, half wist hij door zacht heid haar tot zich te trekkenzooals de zee wordt aangetrokken door een zonnig strand en tegen de rotsen hare golven ziet breken." Dagmar kon zich wel vereenigen met de naturalistische literatuur, als die maar mooi waszij vroeg, of men Kapitein Alving als een ideaal zou willen zien voorgesteld. Neen, na tuurlijk dat was iets anders. Over het algemeen hield zij veel van de iS oorsche poëzie. Die was realistisch, maar toch mooideed ons niet moedeloos wordenstelde ons voorbeelden voor oogen, die wij lust hadden na te volgen. „Vooral vrou wen, nietwaar?" zei Gram „Ja, die hebben de mooie rolmaar me dunkt, er wordt wel wat veel gevraagd. Arme meisjes, in den eenvoud naars harten meenen ze een Agnes, een Aagot, of Svanhild of Svava te moeten zijn, maar dat kunnen ze niet de zaak is, dat in de boeken de vrouwen vrij zijn vrij zijn van vele zwakheden, waarvan de vrouwen in den regel niet vrij zijndan worden ze moedeloos, vrees ik en denken bij zich zelf: ik kan geen Svanhild zijn, laat mij dan maar een van de gewone hennen in den hoen derhof worden Een jong meisje, dat wat geest en verstand heeft, moest wel veeleer moed vatten, als zij boeken krijgt, die haar zeggen, hoe de vrouw werkelijk is en wat zij in die of die omstandigheden werkelijk bereiken kanmaar, God beware, 't is duidelijk, dat de dames liever een galanten dichter lezen dan een on- galanten. Als een zoo gewoon kip- penhoofdje onze mooie literatuur leest en vrouwen voor zich ziet, die enkel bloemengeur en vogelgezang en edele gewaarwording zijn, dan spreekt het vanzelf, dat zij een en al bewondering is„lieve deugd," zucht kippen- hoofdje, „zijn wij zoo lief, als wij realistisch geschilderd worden Fanny lachte. Dagmar wierp haar van ter zijde een verachtelijken blik toe en zeide: „Als het er op aan komt, zijn er misschien meer Svan- hilds en Nora's in het werkelijke leven, dan mijnheer Gram denkt-r- „De Heere behoed' ons," antwoordde hij onverschillig. De heele vrouwenbeweging was ver velend, beweerde hij, en onnatuurlijk, want zij kwam voort uit die mooie boekenwereld met hare vele ideale figuren. Geen levend mensch zou belang stellen in een verzameling Nora's en zoo. Dagmar geloofde, dat nog wel an dere dingen mijnheer Gram tegen de vrouwenbeweging innamen. „Mijn heer Gram wil zeker niet gaarne toegeven, dat wij de gelijke zijn van den man „Neen, alle duivels, dat doe ik zeker niet!" Allen lachten, alleen Fanny zat stil, dat deed haar pijn. Hij verdedigde zijne meening. Men mocht zeggen, wat men wilde, maar de schepper had het zoo ingericht, dat de vrouw nu en dan niet mee kon, de mannen moesten dus, wanneer zij gelijk op gingen, altjjd iets vóór komen. „Waar om is men dan zoo bang, om ons toe te staan, te probeeren, of we het kun nen?" vroeg Dagmar driftig. „Bang?" zei Gabriel; „zet alle deuren wijd open, weg met iederen hinderpaal; het is niet gevaarlijkvrouwelijke studenten zijn lang getrouwd, Toor zij het laatste examen doen!" Dag mar kreeg een kleur; Fanny herin nerde zich gehoord te hebben, maar zij had het nooit willen ge looven, dat Dagmar in stilte ge ëngageerd was. „Overigens," ging Gram voort, „als eene vrouw meer aanleg heeft, om professor te wor den dan om getrouwd te zijn, laat ze dan in Gods naam professor wor den Maar de vrouwenbeweging gaat van de vooronderstelling uit, dat de vrouwen in het algemeen professoren moeten worden, en dat is boeken- onzin. Het is nog niet genoeg, dat wij mannen grootgebracht worden tot ongetrouwde egoïsten, die allen voor den duivel zijn, nu moeten de vrouwen ook dien weg uit. Levens onderhoud voor zoovelen mogelijk Hadden de dichters u de waarheid gezegd, dat de vrouw zoowel als de man niet alleen behoefte heeft aan levensonderhoud maar aan liefde, en niet alleen aan die mooie liefde, waar over mag geschreven worden Maar dat is een van de menschelijke zwakheden, waarover de dichters zwij gen Zoo gelooven dus natuurlijk de jonge meisjes, dat het iets leelijks en onvrouwelijks is, dat gezonde, harts tochtelijke verlangen te hebben naar de omarming van een man." Dagmar was bij Helga gaan zit ten en sprak met haar halfluid over het laatste van Björnson. Fanny sloot hare oogen geheel. Zoo was het dus Zoo kon ze het verklaren. Dat slechte, dat haar zoo gekweld had als een verborgen schandedie booze geest, dien zij onder angst en tranen had trachten uit te drijven, dat was geen booze geest en dat was geen schande; het was iets natuur lijks, menschelijksde pijnlijkste le vensvraag was opgelost; en dat begreep ze nu eerst, nu zij vier en twintig jaar oud was! Dagmar ging vroeg naar huis Fanny had zich voorgenomen, zoo lang mogelijk te blijven. „Dat idiote vrouwmensch maakte mij, ouden heer, boos," zei Gram, „vondt u mjj on gepast, juffrouw Holmsen?" „U was niet aardig," zei Fanny, „en u moest ook niet boos zijn op Dag mar." „Zoo'n aanstellerij maakt mij boos," zei hij. „Ik geloof niet, dat het dat is," zei Fanny. „Wat u van avond zei, wordt door geen meisje zoo gevoeld't klink u misschien vreemd, maar het is zoo." Gram schudde zijn hoofd. „Als dat waar is," zei hij, „dan heb ik menig meisje onrecht gedaan." Toen het tegen twaalf uur liep, zei Gabriel„Ik geloof bij God, dat juffrouw Fanny de kunst van boe melen verstaat!" Zij werd wel wat verlegen. „En als 't nu zoo was?" vroeg ze. „Wel, dan wil ik mij aanstonds met u verloven," zei hij; „maar op voorwaarde, datu niet op mij verlieft„Ahha, ha „Ik zelf moet er niets meer van hebben, weet u," ging hij voort, „en eenzijdige liefde is niets amusant... Dus: enkel maar uitstapjes maken samen? Mijne oude kameraden ver velen mij zoo, eD die Markussen is zoo huiselijk geworden, sinds hij ge trouwd is. Ik meen het in ernst, wilt u?" Zij stak hem hare hand toe. „Ja" „Top! kan u heusch tegen bier drinken?" „O, best." „En veracht u mij niet, als ik twee flesschen drink in twintig minu ten?" „Als u er bij praat, niet, al waren het drie flesschen." „Skal!" hoe jammer, dat ik u niet vroeger heb ontmoet! met een ver standig meisje zou ik mij niet zoo verknoeid hebben. Maar nu moet u niet terugtrekken; Mevrouw Mar kussen kan u zeggen, hoe geschikt ik bende wilde haren zijn er bij mij al lang uit." Fanny maakte met Gram uit stapjes, en het leven was niet ver velend meer. {Wordt vervolgd) Gedrukt bjj DE EBVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1904 | | pagina 6