SOPHUS MICHAÉLIS. DOOR 6 y De Condottière schudde zijn hoofd over haar behoefte om goed te doen. Zijn meening was dat besmettelijkke ziekte en ellende, stank en rauwe wonden onafscheidelijk waren van het huis van den arme en hij begreep niet hoe iémand uit vrijen wil dat vuilnis op kon zoeken. Yoor de deu ren der huizen lag er genoeg. Het was goed dat men te paard zat tot voor zijn eigen deur. De jongelieden der stad zonden haar sterke, scherpe blikken toe, zoo dat zij langen tijd dacht dat er iets aan haar kleeding niet in orde was on haar baar begon glad te strijken of naar het koordje aan haar hals voelde. Yele groeten haar, maar nooit beantwoordde zij een enkelen groet meer dan met een nauw merkbaren hoofdknik. Rinaldo scheen niet anders te doen te hebben dan 's morgens vroeg en 's avonds laat haar weg te kruisen. Yooral als zij op de helling met de havelooze kinderen speelde, draaide hij om haar heen. Als een hommel een zonnebloem naderde hij haar. Waarom loopt gij mij altijd na, Heer P vroeg zij hem een zeke ren dag te midden der kinderen, moedig. Eindelijk, zeide hij, eindelijk een blik, waar ik zoolang naar ge dorst heb. Eindelijk een woord voor iemand, die hongerde. Giovanna lachte even, vroolgk en onbevangen. Gij lacht, Madonna? Ja, ik lach. Dit is de eerste maal, dat ik deze onsterfelijke woorden over honger en dorst hoor, waarvan mijn voedster mij vertelde, dat jonge minnaars zich bedienen. Zijn die dan zoo belachelijk? Ja, wat dunkt gij zelf? Een jonge man met gouden ringen aan al zijn vingers en zilveren sieraden op de borst, durft over honger en dorst spreken? En waarom juist tot mij, Heerl Ik kan hem toch geen spgs verschaffen Maar ik zal u een goeden raad van mijn voedster geven Voordat gij meer over liefdehonger spreekt, schoone Heer, probeer dan eerst een dag of twee eens wat wer kelijke honger en dorst zeggen wil len, eer gij weer Amor's bedelstaf ter hand neemt. Uw voedster heeft uw tong reeds met haar peperwijsheid ge kruid. Ach, gij weet nog niet wat liefde is. Maar gij weet dat, ervaren Heer. Men ziet dat aan uw mouwen en uw beenen. Gij kent de macht, die licht in sterke kleuren, in groen geborduurde klaverbloemen op een witten kiel, in naar vanilleriekende haarzalven, in lange nagelspitsen. Maar ach, kies een meer waardig voorwerp, Heer. Gij zijt voor mij de zon, Ma- dona, zeide hij met zijn meest door dringenden blik. En nu gaat ongelukkig de zon onder en ik ga naar huis zon der gevolg zooals de zon, zeide zij en stond op. Maar iederen nacht, Madonna, iederen nacht fladdert mijn liefde om uw balkon als gij mijn tonen hoort. Ach Heer, wees niet boos, dat ik mijn nacht gebruik om te slapen en dat mijn balkon te klein is om uw liefde te dragen. Slechts voor een bloempot is daar plaats. V Noli me tangere. Voor het Madonnabeeld in Gio- vnnna's slaapkamer brandde een klein rood lichtje. Het deed slechts den gouden ach tergrond van het hoofd van de moeder Gods gloeien en het wijwater in het metalen bakje glinsteren. Giovanna zelf ging in haar kamer rond, van het eene voorwerp naar het andere, als ware het klaar lich ten dag. Op het tafeltje, dat er uitzag alsof het voor een kind versierd was met zijn wit met franje voorziene kleedje, lag een opengeslagen gebe denboek met glinsterende gouden ini tialen. De kleine zandlooper toonde met zijn fijnen draad van neervallend zand, hoe de tijd verliep. Zij hield hem aan haar oor en hoorde het zand suizen. Toen nam zij de water- flesch van haar plaats uit de muur kast boven op drie, vier met slo ten voorziene boeken en ging er mee naar het venster om haar bloe men te drinken te geven. Yoor het hekje stond in Son gebogen vaas een kostbare anjer, een geschenk van haar vader, fijn als een naar kruiden rie kende veder naar het venster toege bogen en een myrthe met dicht, stijf loover. Zij wreef haar vingers over de bloembladen en dacht aan haar moeder, op wier marmergraf deze bloem als een tengere scheut was opgewassen. Toen zette zij haar voet op het kleine, nauwe balkon. Ffin en on hoorbaar viel de regen neer, als door een zeef. Zij bracht haar bloemen naar buiten. Toen kon de deur niet toe. Maar de groote majolikapotten stelden haar gerust. Als vader en moeder hielden de twee groote planten wacht voor de deur. In de duisternis glimlachte zij en richtte haar blikken naar het sombere huis aan den over kant. De afstand was te groot om een sprong te wagen. Niemand kon haar balkon bereiken dan de lichte zwaluwen, die hun nest in het steenen venster beuwden. Lang stond zij in den regen bij haar bloemen. Heur haar had zij losgemaakt. Ook dat ontplooide zich in den regen en scheen kracht op te doen evenals de planten. Zij voel de hoe in de duisternis alles groeide. Eeuwig was de nacht. Die verbond verleden en toekomst. En in den re gen kuste zij de moeder, die zij nog nooit gezien had. Zij trok zich uit de onzichtbare, eindelooze nachtelijke ruimte terug naar haar kleine, door waskaarsen verlichte kamer, kleedde zich uit en legde zich op haar lage leger neer, te midden der slanke lansen, die als leliestengels omhoog rezen en de lichte, tongvormige friezen van het baldakijn vasthielden. Zij bleef eenige oogenblikken naar het gloeiend goud achter het zwarte madonnahoofd staren. Toen stond zij op, nam de wijwaterkwast en bespren kelde haar bed en vloer. Toen deed zij 't licht uit en sliep rustig in, in de diepe duisternis. Alleen de katten waakten. En twee oogen, die geen kattenoogen waren. Toen Rinaldo het kleine licht aaD de overzij zag uitgaan, werd zijn fanta sie heeter gekleurd. Lang bleef hij naar het zwijgend neervallen van den regen luisteren, met de mandoline zwijgend in zgn schoot. Onbeschroomd kwam de maan te voorschijn on schoot haar sterk, wit licht over de muren heen, zoodat de vensteropeningen dubbel donker zichtbaar werden. Het was of de maan hiermee tot Rinaldo zeide: „Zoo bestorm ik een huis. Waarom hebt gij geen moed als ik En hij wijfelde niet langer. Hij verliet zijn huis. En stond o straat tusschen twee gesloten deuren. De maan stond triomfantelijk boven zijn hoofd. Die was over hetgeen haar van haar doel scheidde heengespron- gen, als gold het slechts een sprong op een enterplank. Die raakte de straat in het geheel niet aan. Als een witte brug lag het licht over het balkon. De maan sloop als een dief haar kamer binnen en drukte haar leliebleeke kussen op haar gesloten oogleden. De maan maakte hem tot schande. Vind er iets op Vind er iets op! Klauter langs de goot of klim naar boven en houd u aan de kroonlijst vast! Voor een stoutmoe dig minnaar is alles mogelijk I En voor Rinaldo was alles moge lijk. Hij keek eens naar boven. Als hij eenmaal op den muur was, die de twee vooruitspringende vleugels ver bond, was de weg naar het balkon gemakkelijk genoeg. En om op dien muur te komen, zou hij de lijn moeten volgen, die van den put daarheen moest voeren. Rinaldo bevoelde de tasch, die aan zijn gordel hing. Ja wel, als gewoon lijk was zijn touwenladder daarin te vinden. Al was de bestorming nog zoo halsbrekend, zijn touwenladder verzekerde hem in ieder geval een zekeren terugtocht. Nu was het alleen maar de vraag of de katrol van den put na verloop van een eeuw nog te vertrouwen wezen zou. Rinaldo waagde zich aan den rand van den verwenschten put en trok eens aan de ketting. En een geknars van verroest metaal van boven bewees weldra, dat de katrol nog werkte. Buigen of barstenToen begon Ri naldo langzaam langs de ketting naar boven te klimmen. Het ruwe ijzer sneed hem in zijn vingers. De kettingen bogen rinkelend onder zijn gewicht. Hij hield zijn adem in, als om zich daardoor lichter te maken en kroop zoo voorzichtig naar boven als was hij bang de .oude katrol tot de ontdekking van haar eigen ge brekkigheid te doen komen. Het ging, het gingRinaldo was boven, hield zich aan de borstwering vast en klau terde naar den muur. En weldra zat hij daar op dien muur hoog in de lucht als een uil op een torenkant. Hij besprenkelde zijn handen met reukwater, dat hij in zijn tasch altijd bij zich droeg, nam zijn mandoline van zijn rug en wilde beginnen te tokkelen, toen hij aan de touwenladder dacht en die vastmaakte. Een paar maal opende hij zijn mond om te zingen, maar zijn stem klonk heesch en droog in de nachtelijke duisternis, als een ingehouden kreet, terwijl de snaren van de mandoline daarentegen verheugd en blij als de lichte dag zelf, trilden onder de aanraking van het schilpadden pennetje. Rinaldo zat in de schaduw en zag de maan voorbij schieten en een paar ellen van hem af het balkon opglij- den. Door gesloten deuren, door kie ren en ruiten, overal waar zij maar wilde, schoot zij haar stralen heen, meende Rinaldo. En hij zette het zwij gend maanlicht op muziek en deed de fijne tonen in de lucht trillen, als het zingen van een insect, dat fijn-scherp en zeker zich door de stilte heen- boort, tot het 't oor van den slapende bereikt. De gouden klank der snaren gonsde in de lucht als de vleugels eener bij, die plotseling onbewegelijk stilhoudt als op een onzichtbare naald vastgeprikt. De maneschijn deed zijn muziek zonderling, begoochelend siddereD, maakte die zoo tremuleerend indringend, dat de stilte er als door vanéén gespleten werd. Als Rinaldo verliefd was, was zijn overheerschend gevoel dat van be geerte en lust. Zij blik richtte zich slechts naar één punt, zijn gedachten volgden slechts één weg, zijn leven had slechtB één doel, zijn bloed slechts één begeerte. Als een onbelichaamde lichtstraal zou hij door alle ruimten, door muur en hout zijn binnengedron gen, had zgn vaste, zware menschen- lichaam hem hierin niet verhinderd. Zijn heele bewustzijn vlood met het maanlicht in een niet tegen te houden stroom het balkon binnen. Hg speelde alsof de snaren er van aan het gloeien moesten geraken. Hij speelde zich de geliefde al dichter en dichter nabij. Hg speelde tot de zienkracht van zijn oogen sterker werd. Hij zag de veerachtige anjerbladen onder zijn blik trillen. Hg zag plot seling een bloem rood oplichten door het maanlicht, dat achter een zuil te voorschijn trad. Hij stond op en boog voorover. Plotseling had hij hallucinaties of neen, werkelijk de deur achter de bloe men stond open de deur was ontsloten. Victorie! Hij had over wonnen de vestingdeuren waren wijd geopend. Toen weifelde hij niet langer. Na eenige vergeefsche pogin gen waren de haken van zgn touw ladder aan het balkon vastgehecht en steeg hij al schommelend naar den overkant. Eén oogenblik nog zwaaide hg in de lucht en stond toen op het balkon van zijn aangebedene, waar slechts eenige bloemvazen hem den weg naar haar kamer versperden een waardige verschansing voor Ve nus zelve. Hij durfde nauwelijks ademhalen. De mandoline hing op zijn rug, ter wijl de klank der snaren nog in de lucht zweefde. Die trilden in het maanlicht hij legde die het stil zwijgen op en boog vol spanning over de veerachtige bladen der anjer heen, die hem zacht het aangezicht beroerden. Giovanna was in haar droom te midden van vollen zonneschijn. Niet door het spel van zijn mandoline, maar geheel onbewust uit haar eigen bin nenste kwam die stralend te voorschijn als een kiem in diep-donkeren nacht. Zij zat in een regen van zonneschijn aan de beek in Poggibonsi met haar schoot vol bloemen en liet haar vin gers door het stroomend water gaan. En het water gleed als stijve paar- lendraden door haar hand. Plotseling hield het op te stroomen. Giovanna trok haar hand terug. Maar als tee- dere kussen vloeide het water mee. Een warme gloed over haar aange zicht. Toen ontwaakte zij in den maneschijn en zag een zwart hoofd over haar borst gebogen en voelde brandende kussen op haar hand die zich beschermend over haar hart gelegd had. Giovanna viel niet in zwijm. Zij gilde niet. In één oogenblik was zij volkomen bij haar zinnen. Zij her innerde zich den regen en de open balkondeur en herkende Rinaldo's hoofdhaar. Met een ruk trok zij haar hand naar zich toe en zeide zonder haar hoofd van 't kussen op te richten Hebt gij uw verstand verloren Rinaldo richtte zich half overeind en legde zijn aangezich dicht bij bet hare: Giovanna, mijn beminde! Ik dank u dat gij de deur liet open staan Word toch wakker en zie wien gij voor u hebt. Dat zie ik heel goed, antwoord de zij heel luid. Gij zijt zonder twij fel degeen, die wakker worden moet. Eén woord slechts en gij zijt een kind des doods. Levend of dood, in uw armen wil ik zijn, Giovanna. Loslaten doe ik u niet. Iforit vervolgd) Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1904 | | pagina 6