ftlOVAMA
DOOR
SOPHUS MICHAËLIS.
14)
Maar Niccolö, ik volgde slechts
mijn drang naar het manlijke, naar
kracht, naar geen vrees kennende
openhartigheid. Ik wilde mijn eigen
zwakheid overwinnen. En ieder woord,
dat ge tot mg spraakt had ik lief,
de reinheid van uw wil, den wijzen,
helderen, zekeren stroom uwer ge
dachten, al dat had ik lief. Gij spraakt
over trots en kracht, zooals ik 't
mijzelf droomde, zooals mijn eigen
vader. Daarom koos ik u en niet
Gentile Cavalcanti.
Waarom noemt ge mij zijn
naam vroeg Mercatale, terwijl al de
rimpels van zijn aangezicht trilden.
Hebt ge hem nog lief?
Neen, zeide zij zeker en weende
lang.
Neen. Al deed hij de steenen
ook spreken, nooit zal hij mij doen
gelooven, dat hij mij werkelijk lief
had.
En toch weet heel Florence,
dat hij u lief heeft, zeide Mercatale.
Maar gij, Niccolö, gjj weet,
dat ik hem geen blik, geen gedachte
geschonken heb, sedert ik zijn roode
bloemen van mijn drempel weg liet
vagen.
Wat weet ik van uw gedachten,
Giovanna? zeide Mercatale bitter. En
wat weet ge er zelf van Zie naar
uw kind. Wat geeft 't, of gij hem
geen enkele gedachte geschonken
hebt, nu uw schoot hem een zoon
baarde.
Mijn schoot heeft mijn schande
verborgen, klaagde zij. En ik zelf
heb mijn vergeten zonde aan 't licht
gebracht. Was ik maar dood. O,
als gij mij mg maar dooden wildet,
Mercatale.
De dood is een slechte troost,
Giovanna. Zie, ik ga door te leven,
hoewel ik geen erfgenaam heb. En
ik ga door lief te hebben, hoewel ik
lief heb zonder hsop. Giovanna, Gio
vanna, als een oud man lief heeft,
oogst hij ledige aren en hij heeft 't
verdient.
Giovanna probeerde zich te ver
harden. Zij wilde het kind niet meer
aan haar borst leggen, het niet meer
zien. Een min moest er voor gezocht
worden. Dagen en nachten lang lag
zij vol wanhoop met verlangen in
het hart naar haar kind. De melk
deed haar borsten spannen, als'riepen
die zwijgend om het kindermondje.
Maar zij wilde niet. Ik sta niet
meer uit mijn bed op, Niccolö, vóór
gij gedaan hebt wat ik wensch,
zeide zij.
Na lang dralen gaf Mercatale ge
volg aan haar wensch en liet 't kind
naar Cavalcanti's paleis brengen. Hjj
liet de min er mee in de schaduw
van de deurtrap staan, terwijl hij
zelf den heer des huizes tegemoet
ging, dien hij om de fontein op de
door zuilen omgeven binnenplaats,
wandelen zag. Toen Mercatale naderbij
kwam, stond Gentile onbewegelijk op
de natte sneeuw, die den steenen
vloer bedekte. Hij beantwoordde zijn
groet niet, maar bleef naar de sneeuw
vlokjes kijken, die in het donkere
water in het bassijn der fontein weg
smolten.
Mercatale trad dicht op hem af en
zeide halflnid:
Gentile Cavalcanti, ik breng
u iets van mijn vrouw» dat bet uwe is.
Wat dan vroeg Gentile op
spijtigen, bitteren toon. Misschien
mijn eigen hart op een schaal?
In ieder geval uw eigen vleesch
en bloed op een paar armen, ant
woordde Mercatale zacht, met een
wonderlijken glimlach.
Gentile bloosde en kneep de dunne
waterstraal der fontein tusschen zijn
twee vingers.
Mijn eigen vleesch en bloed,
Messer Mercatale?
Uw zoon, antwoordde Mercatale
en wees achter zich naar de poort.
Gentile verroerde zich niet. Toen
greep Mercatale hem bij den mantel
en fluisterde hard en beslist:
Mijn vrouw heeft een zoon ter
wereld gebracht, een zoon, dien zij
beweert, dat do uwe is. Zij zendt u
het kind en laat u door mij zeggen,
dat zooals zij nu afstand doet van
het kind, evenzoo heeft zij in haar
binnenste iedere herinnering aan u
uitgewischt.
Messer Mercatale, bracht Gen
tile met moeite uit, alsof ieder woord
hem een droppel bloed kostte
antwoord uw vrouw, dat zoo zij mij
oen zoon geven wil, zij eerst zelf tot
mij moet komen. Ik neem hem uit
geen andere handen aan, dan uit de
hare.
Gij vergeet, wie mijn echtge-
noote is. Kuischer vrouw is noch in
Florence, noch in de heele wereld
te vinden.
Wat is kuischeid, Messer Mer
catale
Euischheid, Gentile Cavalcanti?
Euischheid is trots.
Zeg Monna Giovanna uit mijn
'naam, dat haar kuischheid, lafheid is.
En gij noemt het lafheid, dat
een moeder haar pas geboren zoon
van zich afzendt? Dat zij vrijwillig,
uit eigen beweging, tot haar echt,
genoot zegt: Dat ,is uw zoon niet.
En wat weet gij wat liefde is, gij
die niet op uw knieën nedervalt voor
een kind, van uw eigen vleesch en
bloed
Liefde, Messer Mercatale, zeide
Gentile zacht en hoofdschuddend, is
voor u voortplanting en vadervreugde
en een deugdzame echtgenoote. Ter
wijl ik, ach, ik heb slechts lief om
de liefde alleen.
In waarheid, zeide Mercatale
en haastte zich naar de poort,
dan is dit kind ook niet het uwe.
Het zal het mijne zijn. Mijn naam
zal het dragen, mijn erfgenaam zal
het zijn.
Zeker, te recht riep Gen
tile hem na.
Wat zegt ge? vroeg Merca
tale en hij kwam terug en greep
Gentile bij zijn beide handen.
Waarom glimlacht gij op die manier?
Tot nu toe heeft nog nooit een
kus een kind geboren doen worden,
Messer Mercatale. Maar een vrouw,
die in het kraambed ligt, zegt soms
ook dingen, die waarheid bevatten.
En nu heeft uw echtgenoote mij ge
zegd, dat zij mij lief heeft. Heb ik
dus geen reden om vroolijk te zijn P
Wat is uw vreugde vergeleken
bij de mijne? lachte Mercatale en
ging stralend weg met zijn zoon.
XIII
De Valk.
Gentile Cavalcanti verliet Florence
even arm als de valk, die dan op
den zadelknop, dan op zijn linker
hand zat. Als de valk sprong, belden
de klokjes aan zijn gele pooten. Maar
de klokjes luidden voor niets. Als
hij het kapje van zijn kop af deed,
keken zijn hongerige oogen vergeefs
uit naar prooi. De valk was al wat
hem van zijn vroegeren rijkdom over
was gebleven. Die zou hem verzorgen
moeten.
Tien jaar van zijn leven had hg
verbruikt om de dame zijns harten
te toonen dat hij haar lief had. En
met geen blik had zij hem voor zijn
dienst bedankt. Tien jaar lang had
hij al zijn bezittingen verdaan om
door groote feesten haar naam te
eeren. Doch de feesten hadden niet
den minsten indruk op haar gemaakt.
Zijn geheele leven was als een golf
het paleis voorbij gevloden, waar zij
woonde. Geen bloem was in het water
neergevallen. In ringspel en tournooi
had hij haar naam, hare kleuren ge
dragen. Door hout en ijzer waren
zijn lansen gedrongen. Maar iedere
pijl was teruggesprongen op haar
ijskouden blik. Zijn ducaten werden ji
tot gedichten te harer eere. Zijn goud
was als stof in fanfaren weggeblazen
te harer verheerlijking. De geheele
jeunesse dorée van Florence had op
zijn beurs, op haar schoonheid ge
dronken.De heele stad had de canzoni,
te harer eere gezongen, gehoord. Zij
alleen had er haar eer in gesteld er
niet naar te luisteren. Een ieder had
Gentile Cavalcanti's stoet gezien, die
het Trinitó plein over trok, de Arno
langs naar de bloemendalen of naar
de frissche berghoogten. Dan was het
een stoet van romeinsche keizers,
dan een Constantinopolitaansche kei-
zerhorde met goudgebloemde kleeren,
met speren en klinkende klokjes, met
fonkelende steenen op de buikriemen
der paarden, met honden, adelaars
en valken terwijl Gentile zelf te paard
zat met een gevlekt pantervel tot
zadel. Begroet door de heele stad,
trokken zij uit naar jacht of tournooi.
Maar zij, wier naam op iedere banier
geborduurd was, zat kalm aan haar
venster en lichtte haar oogleden niet
op, als de stoet voorbij kwam, en
bloemen tegen de muren geworpen
werden, en juichkreten weerklonken.
Een ieder herkende haar beeltenis
op de fresco's van Domenico Bigordi.
Zij alleen sloeg er geen acht op in
de kerk,
Als Yenus zelf in Florence gewoond
had, zou zij geen feestelijker tem-
pelwacht gehad kunnen hebben. Als
zij naar de mis ging, stelden zij zich
in twee lange rijen op, met dikke,
brandende waskaarsen in de hand.
Maar achzij zond de bedienden
vooruit om ieder licht uit te blazen.
Zoo had zij alle vlammen, die hij op
haar weg branden liet, uitgeblazen
en hem nooit met blik of glimlach
aangehoord. Als rookwolken voor het
beeld eener godin waren zijn rijk
dommen verdwenen. En hij hield niet
op met zijn vereering, voordat de
allerlaatste wolk verdampt was. Tot
de zangen verstomd, de eerewacht
voor Yenus uit elkaar gespat, de
vrienden verdwenen waren en toen
stond Gentile arm en eenzaam voor
een paleis, waarvan de muren niet
ongevoeliger geweest waren, dan het
aangezicht van haar, naar wie hjj
tien jaar lang uitgezien had.
Gentile vertrok uit Florence zoo
arm als zijn valk. Die was hem trou
wer dan al zijn vrienden. Een van
hen had hem, om hem van dienst
te zijn, duizend scudi voor zijn valk
geboden. Maar Gentile zou eerder
zijn eigen ziel verkocht hebben.
Hij reed naar zijn kleine bezitting
te Poggibonsi. De jaren hadden daar
geen vooruitgang gebracht. De grond
was verwaarloosd. De wijn verwilderd.
Weg en pad niet te herkennen door
het onkruid. De muren overgroeid
met mos. De steenen trappen ver
vallen van ouderdom. Maar in ieder
geval had Gentile nu een dak boven
zijn hoofd en leefde daar in armoede
met een ouden boer en zijn vrouw,
die alles van de aarde wonnen waar
men het leven bij houden kon krui
den, groenten en den zuren wijn. Als
hij behoefte had aan vleesch, moest
de valk het hem verschaffen. En dan
maakte hij op zijn woeste gronden
jacht op hazen, hoenders en kraan
vogels.
De eenzaamheid schonk hem ver
lichting. Hij genoot er van, vergeten
en verlaten te zijn. Hij at slechts
als de honger er hem toe dreef. De
armste kost smaakte hem. Als be -
geerte en teleurstelling zich opdron
gen, wandelde hij tot hij doodmoe
werd en hij van alles genoeg kreeg.
Hij liep zoo lang, tot hg zelfs bijna
de kracht miste om te denken. Als
hg aan zijn half bouwvalligen haard
zat en het spit boven het vuur hield,
zochten zijn oogen den gloed van het
vuur. En dan kon hij niet nalaten
te glimlachen bij de gedachte, hoe
hij gedurende vele jaren zijn eigen
hart aan het spit gestoken had boven
koude vlammen. Als het regende,
keek hij buiten naar de droppels, die
als glazen parelen op de aarde in
splinters vielen. Zoo brak al het
aardsch geluk. Het kwam er maar
op aan van al het duister de licht
zijden op te zoeken. Onbewegelijk
zat hij in zijn kale kamer naar het
vocht te kijken, dat van de kalk-
vlakten afdroop en allerlei zonder
linge figuren vormde. Hg zag er
aangezichten in, heele rijen hoofden,
die op zijn vrienden geleken, die
aan zijn tafel gegeten hadden. Hij
herkende een glimlach om een mond,
een hand die een bocaal in de lucht
zwaaide, twee menschen, die elkaar
omhelsden. Ook wel bruisende stroo
men, steile bergen, boomen die op
den rand van een afgrond stonden,
groote, sombere meren. Ook Giovan-
na's profiel onderscheidde hij, haar
oogen konden hem uit den een of
anderen hoek aanstaren, oogen die
verdwenen, zoodra hij zijn blik er
naar richtte. Of wel zag hij haar
voetstappen als neergedrukt in een
vochtigen moeras bodem. Het vaagst
waren zijn droomen als hij in de
lente op de weiden zat en de beek
hoorde kabbelen. Die praatte over
het geluk, dat bij had nagejaagd,
praatte steeds weer over zijn liefde.
En een heel eind verder zat zij zelf
en schudde van het lachen over die
liefdebedelarij. Haar lachen ruischte
hem over het gras tegemoet even
duidelijk, als het gekabbel van het
beekje naast hem en hij hoorde haar
zeggen: Hier heb je mij, domme
ongelukkige jongen. Lach maar!
Eom lach!
De valk liet in het gras zijn klokjes
klinken. Hij had iets gevangen.
Gentile had de ingewanden uit een
vogel gesneden en hem die toege
worpen. En het hongerige dier genoot
vao zijn vrijheid en sprong met half
uitgeslagen vleugels, zonder kapje,
om den nog warmen buit en krijschte
van genoegen. Gentile was op ?ijn
rug gaan liggen en keek op naar
den hemel.
Hij had oog gekregen voor het
schoone wolkenwisselen en zag hoe
het fantastisch spel eeuwig voort
duurde. Dan vormden zij een hoogen
sneeuwberg, die plotseling ineen viel
en wegsmolt. Dan zag hij ze als
onweerswolken om een brullend go
denaangezicht heenrollen, dat zijn
tanden knarsten te midden van een
hevig bliksemen en brulde als leeu
wen in een hok. Tot reuzendraken
met opstaande kammen zetten zij uit
en zwollen zij op. En kort daarop
lagen zij weer als paarlwitte visch-
schubben op hemelsblauw water drij
vend, als rozenbladen van Zefyr's
vleugelen afgevallen. Als schepen
met gespannen zeilen gleden ze om
de aarde heen, zonken op den bodem
neer en waren aan het oog onttrok
ken zonder noodlottig schipbreuk
lijden.
Pas op uw valk, Heer! zeide
plotseling een luide stem.
(Wordt vervolgd)
Gedrukt bjj DE EBVEN LOOSJES, te Haarlem,