iEBELO SOPHUS MICHAËLIS. VAN HET EILAND MET DE SGHOONE VRUCHTEN- DOOK 22) Nu kwam haar liefde plotseling te voorschjjn als een wonderbare bloem, die op éénmaal in duizend welriekende knoppen openbarst. Nu was het onmogelijk, langer te beheer- schen en te veinzenals witte lelies met hooge kroonpunten en gouden stoflansen uit de nieuwe levensbron, die in haar moederschoot was opge weld, steeg haar liefde steeds meer de hoogte in. Zij had beproefd ieder spruitje door haar vaders koude te vernietigen en overdag hoogmoedig iederen drang naar liefde te onder drukken, en ieder lichtje, dat haar heur eigen wezen openbaren wilde, te dooven Doch nu vond zij haar eigen trots sinds lang ondermijnd en haar geheele wezen in- en uitwendig doordrongen van liefde. En toen de zon op haar handen en aangezicht viel, voelde zij zich als doorlicht en doorzien door rood levend bloed, waarvan het kleinste celletje haar het overwinnend lied der liefde toezong. Want Solver had zij liefgehad, sinds hij haar dien eersten voorjaars- kus gegeven had op haar wangen, toen zij tusschen de groene lelies wandeldenliefgehad ook, toen zij hem met het oude zwaard den hoofdhouw toediende, toenj[hij haar kuische naaktheid krenktehem liefgehad al die nachten, welke hij zonder klagen in zijn kelder door brachthem liefgehad in die oogenblikken van bitterste veroot moediging, toen hij trots allen hoon en alle boosaardigheid zijn trots be waarde; hem liefgehad dien nacht, toen hij bij haar vaders lijk geknield lag en de hand van zijn doodsvijand gekust hadhem liefgehad iederen dag gedurende den tijd, dat zij sa men waren; liefgehad dien avond, toen zij zijn banier onder de hon- derde andere had weg zien rijden liefgehad dien dag op iEbelö, toen zij het nieuwe leven in haar binnen ste voor het eerst had hooren zingen! En nu juichte zij, want nu droeg zij hem altijd bij zich. Hij had haar ingewijd in de hoogste van alle daden. Gedurende het wonderbare mysterie had zij opgenomen in zich een onzicht baar korreltje van zijn eigen ziel, van zijn eigen lichaam. Met zijn bloed had zij een verbond gesloten voor alle eeuwigheid, en iederen dag zou zij die kiem voelen groeien in zich zelf en zou de natuur van den geliefde zich ontplooien, die onherroepelijk geënt was in haar lichaam. Nimmer weer zou Gro haar Solver laten gaan, want zij droeg hem om in zich zelf. Zp droeg de levende vrucht van zijn liefde, en iederen nacht, als zp te- rugdook in zich zelf als een bloem, die haar kroon sluit over haar vrucht beginsel, vernam zp het lichten en zingen in al haar aderen en hoorde zp de levenssappen vloeien, om het ongeboren leven te voeden, waarvan het haastige harte opsprong, zóó dat zp vergat het slaan, van haar eigen hart. HOOFDSTUK XXV. Het is iets wonderbaars, zich moe der te voelen worden Wat is de macht van een keizer, wat een gouden kroon en een leger van krpgslieden, wat zyn rijken en landen tegenover dit eene, dat alles en alles te boven gaatrond te dra gen een wereld in zich zelf, zwanger te zpn van dat wat komen zal, in den moederschoot dat te bezitten, dat langer leven zal dan al wat nu al leeft, in te enten in het ongeborene alle eeuwige mogelpkheden, mogelpk- heden, waarvan geen enkele nog ver loren is geraakt. Is dit niet de hoog ste heerschersmacht geboren te zullen worden en nog niets verbeurd te hebben, alles nog te goed te heb ben, alles nog zich te kunnen toeëige- 'nen, te veroveren, te worden 1 Voor de vrouw, die moeder worden zal, is alles ter wereld gering behalve dat ééne. De sterren missen haar geheimzinnigheid, vergeleken bp het geheimzinnige, dat het daglicht nog niet aanschouwd heeft. In geen kerk huist een vroomheid, geen bybel bevat een belofte zoo groot als het onge boren kind. Alle sterrekundigon der wereld hebben van de oudste tpden af naar nieuwe en steeds weer nieuwe oorzaken gezocht voor de draaing der aarde die dwazen 1 Niet de aar de, de zon en Hercules zpn van eenig belangwat alleen van belang is, waarom het geheele heelal zich draait, wat het eenige symbool is der onster- felpkheid, dat is de kleine, groeiende vrucht in het lichaam van de moeder. Dien geheelen Winter ondernam Gro pelgrimtochten naar het eiland. Ddar wilde zp haar kind baren. Jonk- vrouwelyk verlangde HSbelö naar zpn meester, ongerept en onbesmet ver wachtte de natuur haar aangenomen zoon. Hier zou het kind geboren wor den, waar begrippen over erfelijke zonden, ondeugd en moraal nooit haar groote plakkaten hadden opgeplakt. Hier zou kwaadsprekendheid het nooit bereiken en naar een door de wet erkenden vader vragen. Hier zouden de menschenkinderen niet heen trekken, om als booze feeën booze doopgeschenken bp de wieg van het onschuldig wicht neer te leggen. Maar naarmate het onzichtbaar le ven groeide, steeg de stem van Gro's verlangen hemelwaarts en vloog weg naar hem, dien zp liefhad. De kraaien op HSbelö werden door haar veel vuldige bezoeken op de vlucht gedre ven zp vlogen op van de kale boomen, waar hun nesten groote knoopen van saamgevlochten takken vormden, waagden zich hemelwaarts en trokken naar het Zuidenen Gro gaf allen een boodschap mee, en één voor één vlogen ze er mee weg doch weken en maanden verliepen en Solver kwam niet terug. Het vroege Voorjaar deed takken en knoppen ontspruiten. Boomen en struiken op ZEbelö schitterden allen in hun ontluikende kleuren van vleeschrood, zachtgeel en kersblauw. De gouden sterrebloemen op het tuin- latwerk straalden de sterren in Gro's oogen tegenootmoedig boog zp zich neer en kuste het kleine, schit terende bloempje, dat haar het eerste schuchtere voorgevoel der moeder vreugde veropenbaarde. Bp duizenden schoten de grassprietjes op, waarin de nederige viooltjes zich verscholen. Gro knielde, doch waagde het niet, ze te plukkenzp voelde haar boezem zwellen onder een gevoel van heilige vereering, dat zp zelf niet begreep want zp wist niet, dat juist hier; waar de viooltjes als schuchtere ge dachten ontsproten, het stof van haar eigen moeder rustte. Doch in iedere bloem huisde een onzichtbare ziel, die tot haar sprak in de welsprekende taal van den reuk. Iedere kleine ziel ademde haar tege moet haar voorjaarsverlangen, en Gro's hart zwol op van trots door al deze bekentenissen, en zp ook fluisterde haar eigen verlangen de bloemen toe, en toen smeekte zp haar, het uit te roepen, en alle bloe men verkondigden het door haar reuk, die opsteeg naar de zon en naar den blauwen hemel, en de wind kwam en voerde dien mee, blies dien naar 't Zuiden, en daar bereikte de wel riekende, van verlangen zwangere lucht hém, voor wien dit alles bestemd was Doch hp bemerkte het niet, want dóór, waar hp was, verspreidden nog veel grooter bloemen een nog veel sterkeren geur. Maar Gro bleef roepen, opdat hp het toch zou hooren en opdat hy zou huiswaarts keeren voor het groote geboortefeest en het eiland zpner liefde in bezit nemen. Het werd nu langzamerhand geheel Lente. De katjes vielen van de boo men en de bladeren ontsproten. Het hooge riet, dat met lansen gewapend de wacht hield om het eiland, scheen verdubbeld, en de loof-muur der boo men sloot zich al dichter en dichter om het eiland heen, opdat geen oog het heiligdom zou binnendringen. En naarmate het loof groeide en heviger groende, werd het suizen en ritselen op het eiland hoorbaarder, totdat het, zooals iederen Zomer, tot een zacht klagend zingen werd. Met Edele ging Gro iederen dag naar het eilandniemand anders vergezelde haar ooit daarheen. Zelfs haar oom, een oud, stuursch man, die naar Egenses gekomen was, om de belangen van zpn pupil te verzor gen, liet haar in vrede haar klein koninkrpk behouden. Toen liet Gro een paar knechts naar het eiland roeien, om haar daar een hut te bouwen, die door het geboomte van het water en alle mo gelijk uitzicht geheel zou zpn afgeslo ten. Het was of die hut, van slanke getaande dennenstammen gemaakt, uit den grond zelf opgewassen was. Aan alle kanten was zp door hoog gras en allerlei planten omgeven, terwpl de schoonste voorjaarsbloemen er om schenen te strpden, wie het schoonste tapijt vóór Gro's woon plaats uit zou spreiden. Daar vestigde zich nu Gro en daar telde zij de dagen, die nog vóór haar verlossing verloopen zouden. In haar wyden, zwartfluweelen mantel zat zp in het bootje, dat Edele naar den oever roeide. Het riet omsloot haar, de boomen bogen zich over haar, de langstelige lelies lieten van vreugde haar klokjes ben gelen en het gras verhief zich onder haar wiegelende, fijne voetstappen, om den zoom van haar mantel te kussen. Den geheelen dag bracht zp in haar houten huisje door. Edele verzorgde haar en melkte de jonge geiten, die naar het eiland overge bracht waren, daar vrij rondgraasden en nooit te voren gemolken waren. Ten laatste bracht Gro ook haar l! nachten op Aübelö door. Edele spreid de haar bed en dekte haar met vele wollen dekens. En zóó lagen zp daar dan in de duisternis van den nacht, terwpl het jonge loof ritselde en de lichte ranken wiegelden en een sui zen en fluisteren het lichte hutje midden in 't bosch van alle kauten omgaf. En onder het suizen van het bla- derloof dommelden Gro's hersenB in, en viel zp in een sluimer, die haar als over wiegelende golven door den nacht droeg. De echo van het eentonige liedje van den wachter op Egenses bleef tot haar doordringen. En dikwpls voelde zp een onweer- staanbaren drang, op te staan en te reizen over zee en land, te reizen tot zij hem vond, om haar armen om Solver's hals te slaan en haar barensweeën aan zpn harte uit te weenen en hem te laten voelen wat zp leed en wat zp nog meer zou te lpden hebben. Waarom had hp haar verlaten en waarom kwam hp haar niet ter hulp, nu het uur van haar verlossing naderde? Doch Solver kwam niet. En Gro bibberde van voorjaarskoude op het eenzame eiland. En het loof bleef ruischen 'en zingen zpn eentonig lied van vergetelheid en verlatenheid. En in verlatenheid baarde zp haar kind. Edele was de geiten gaan mel ken. Toen zp terugkeerde was Gro verlost en smeekte haar met bleeke wangen, haar het kind te toonen. En toen Edele het wichtje vóór haar ophief, juichte zp te midden van al haar zwakte, want het was haar als zag zp een glimpje van Solver eigen groote blauwe oogen. Ja, eindelyk waren deze oogen dan tot haar gekomen 1 Uit de duis ternis van haar moederschoot had zp ze te voorschpn gebracht als het heiligste, lang verborgen aandenken. Nu was haar liefde belichaamd door het licht gedoopt van haar zelf afgescheiden. Nu had zp alles, wat zp begeerde van haar geliefde, iets dat schooner en reiner was dan hy zelf, iets dat zich van de ver dorvenheid en de roes der zinnen had losgemaakt en een zelfstandig wezen geworden was, een kleine, goddelpke jongen, dien niemand haar zou kunnen ontnemen. En nu kwam haar verlangen tot rust. Als zy haar jongen zoogendaan haar borst hield, dacht zp niet langer aan Solver, vroeg zp niet langer, hoe hij het maken zou, miste zp hem niet meer, en begeerde zp niet meer, dat hp terug zou keeren. Nu toch had zp al haar liefde gegeven aan dat kleine jonge wezentje dat daar aan haar borst lag. En de knaap groeide op en kreeg bloed en kleur, terwpl de herinne ring aan Solver al meer en meer verbleekte en zich in de diepste duis ternis der ziel terugtrok HOOFDSTUK XXVI. Toen Solver over den Rijn trok, was zyn bedoeling, nooit meer huis waarts. te keeren. Hij wilde niet langer zpn leven slijten in het land der nevelen, niet langer zijn grove moedertaal spreken, niet langer de bruine aarde als een lastdier bewer ken of in ledigheid tusschen vochtige muren verkwpnen... Want het pzer had zpn armen gehard en het staal zpn borst uit gezet Het glinsteren der wapens had zpn oog verscherpt, wonden zpn huid verhard en de vrpe lucht van het veld zpn ziel vervuld met een oorlogzuchtigen drang naar voort durende afwisseling. Zpn hart juichte, als hp zich in den zadel oprichtte en leêr en pzer tegen elkaar hoorde knarsen. Da luipaarden op de wapperende vaan dels sprongen in zpn oogen levend vóór hem uit en het woud der lan sen golfde en schitterde als duizenden gouden bijlen, een wandelend woud, dat de aarde onder zpn schreden dreunen deed. Het was een lust, om het groene water van den Rijn tusschen schil derachtige rotsen te zien wegschui- rnen. De burchten op de rotsen geleken gepantserde reuzen, die el kaar met onweerstaanbare kalmte' toelachten. En domkerken en kathe dralen verhieven haar spitseu en bloemen van graniet, slanke bloem ruikers gelpk, naar de onzichtbare koningin van den schoonen blauwen hemel. Eu zoo trok Solver ver rond in het vreemde land, waar het vroeg Voorjaar was, waar de kersen boomen langs alle wegen in bloei stonden en op alle hoogten de groene, gulden wpnstok prijkte. (Wordt vervolgd) Gedrukt bp DE EEVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1905 | | pagina 6