aai de rechtbank, invoering van voor waardel ij ke veroordeeling op strafrecht- gebied acht spr. zoo dringend mogelijk. De Minister van Justitie beantwoordt de verschillende Sprekers. Woeusdag werden de discussies voort gezet. De Heer Limburg wjjst op den schromelijken achterstand bij de recht banken, speciaal te Amsterdam, Den Haag en Utrecht. Die toestand is on houdbaar. In Den Haag b.v„ waarover spr. uit den aard der zaak het best kan oordeelen, duurt een gewoon burgeljjk proces een paar jaar. Dit staat bijna geljjk met rechtsweigerinn. Spr. wjjst op het adres der Haagsche balie. Men schaamt zich, als men voor een buiten- landsch koopman een proces moet voeren, dat twee jaar kan duren. Er is maar één middel van verbetering: dat is uit breiding van personeel, ook in verband met toeneming der bevolking. De Minister vraagt waarom de Haag sche rechtbank geen gebruik maakt van de tegenwoordig bestaande bevoegdheid om het getuigenverhoor voor den rech tercommissaris te houden? Daarvan heeft men te Rotterdam gebruik gemaakt en het is gebleken dat de maatregel daar wel bevorderlijk is geweest aan bespoe diging van de afdoening van zaken. De Heer Limburg antwoordt, de Mi nister zal de zaak nog eens ernstig na gaan. Bij de zevende afdeeling (Kosten van gevangenissen en rijkswerkinrichtingen) spreekt de Heer Hugenholtz over de instructie, gegeven aan 't gevangenis personeel om geen mededeelingen om trent hetgeen in de gevangenissen om gaat te doen aan hen die daarbuiten staan. Dat beteekent het verbod tot mededeeling van grieven aan de Kamer leden. Het verwonderdt spr., dat de mi nister met dezen maatregel van zjjn voor ganger instemt, en dit te meer, omdat zulk een verbod niet voor andere in richtingen bestaat, o.a. niet voor de rijkswerk plaatsen, waar voor het verbod nochtans meer reden van bestaan zou hebben. Wat beoogt men? Voorts brengt hij ter sprake de ver anderde inrichting van de bezoekcellen in de gevangenissen speciaal te Haar lem. Het aanstootelijk karakter van die bezoekcel is daardoor niet veranderd. De minister 'stelt zich voor den toe- stand van de bezoekcel te Haarlem per soonlek te onderzoeken. De Minister zegt nog toe verzachting van hardheden in de Drankwet en er kent de noodzakelijkheid van maatrege len bij de Armenwet. Men moet niet meer wachten tot de menschen van honger dreigen om te komen, maar tijdig hulp verleenen en de taak van armenzorg in het algemeen breeder opvatten. Bij de afdeeling Schutterijen wijst de Heer de Klerk opt de onzekerheid die er bestaat wegens het verschil^ van op vatting bij de gemeenten ten opzichte van toekenning van wachtgeld aan hen die bezoldigde betrekkingen bij opgehe ven schutterijen hebben vervuld. De regeering behoort hier tuschenbeide te komen. De Heer van Deventer vraagt opnieuw toepassing van art. 113 der Militiewet ten voordeele van jongelieden die in hun ne studie voor Indisch ambtenaar wor den gestoord door de hun opgelegde ver vulling van hun militieplicht. Het geldt hier zeker een ïbijzonder geval" waarin vrijstelling moet worden verleend in 't belang van 's lands dienst, dat betrok ken is bij voorziening in het gebrek aan Indische ambtenaren. De Heer Ter Laan wil alleen din met dit middel meegaan wanneer de dienst- ontheffing definitief is, ri.l. dat niet een ander, een onvermogende dikwijls, in de plaats zou moeten dienen. De Minister laat rusten het oordeel over de schutterijen, en is 't eens met hen die geen ongunstig oordeel willen toelaten over een instelling, die werkte zoo goed als de wet 't toeliet. Maar af gescheiden daarvande schutterijen zjjn gemeentezaak en nu kan het rijk niet be talen wat voortaan niet meer uit de ge meentekas kan worden betaald. Zoo dach ten er ook de vorige ministers van bin- nenl. zaken en van oorlog over, en zoo heeft ook de minister zich in de Memo rie van Antwoord uitgelaten. Het debat heeft den minister niet tot een andere meening gebracht. De gemeenten be hoeven niet te wachten op een andere be lissing van regeeringswege. De ge meenten moeten zelfstandig handelen, en verschillende gemeenten hebben dat ook zoo begrepen. Van regeeringswege kan hier niet worden ingegrepen. De mogelijkheid bestaat echter wel, dat sommige belanghebbenden in de Land weer worden opgenomen. Wat de vraag van den Heer van De venter betreft, 's ministers opinie om trent art. 113, 2e lid, der Militiewet moet wijken voor die van den minister van oorlog. De minister meent dat 't niet in strijd met de letter der wet zou zjjn wanneer de bedoelde vrijstelling aan de Indische studeerenden werd verleeend; maar volgens de opinie van anderen zou een wetswijziging noodig zijn. De mi nister wil echter met zijn ambtgenoot j de zaak nog eens overwegen. Aan het verzoek van den Heer Ter Laan zal zoo mogelijk worden voldaan. De Heer Bos is teleurgesteld over de houding van den minister in zake het vakonderwijs; ook hij betreurt de in trekking van het ontwerp tot wijziging van de middelbaar onderwijswet. De daarin voorkomende subsidieering van de bjjzondere hoogere burgerscholen had principieel weinig bezwaar in de Kamer ontmoet, mits de hoogere burgerscholen slechts goed ingericht waren. Is 't nu de bedoeling van den minister om de subsidieering bij een nader ontwerp voor te dragen? Wat het vakonderwijs betreft, was vooral een goed deginsel in het inge trokken ontwerp de opneming van de vakonderwijzers in het pensioen. Het is waar, de verschillende gemeenten en schoolbesturen kunnen voor een afzon dei ljjke pensioenregeling zorgen. Maar dit zou in de eerste plaats omslachtig zjjn en in de tweede plaats zeer duur. De minister overwege nog eens ernstig dit punt, dat nu nauw verband houdt met de ontwikkeling van het vakonder wijs. Ook vestigt hjj de aandacht op het belang der opleiding. De beraadslagingen zjjn nog over Marinemateriaal. Omtrent een rede van den Heer Hugenholtz zegt het overzicht, voorko mende in de N. Rott. cour. het volgende: Met opzet lieten wij de rede van den Heer Hugenholtz buiten bespreking. Wij hebben dezen afgevaardigde wel eens beter gehoord dan in de oppositie quand même, die hjj gisteren voerde. Als er schepen worden aangevraagd, toornt hjj, en van zjjn standpunt met reden. Nu wordt echter niets nieuws gevraagd; hjj kon tevreden zjjn, maar raast toch voort. Zijn aanval werd daardoor uiterst zwak. Hjj richt zich tegen schepen, die er niet zjjn; pbantaseert zeeslagen en machtsvertoon; critiseert plannen, van welke niemand iets weet en vervalt daarmee al heel spoedig in een kinder achtig gezwets, dat bespreking niet verdient. De minister liet hem wgseljjk onbeantwoord. Levendig werd gediszusseerd over het al of niet toestaan van f 40000 voor een klein droogdok voor torpedobooten. Maar de minister vond dit beter dan voor een betrekkelijk klein vaartuig een gioot dok leeg te pompen. Het slot was dat de gevraagde som werd toe gestaan. Thans is Hoofdstuk Binnenlandsche Zaken aan de beurt. Bjj de afdeeling Krankzinnigenwezen spreekt de heer Van Heemstra over de opzending van patiënten naar Gheel zon der vergunning van de familie. Spr. verzoekt ook den Minister de burgemeesters te verzoeken het vervoer van arme patiënten niet door veldwach ters in uniform te doen geschieden. Ook klaagt hij er over, dat, alvorens een patiënt tot gezinsverpleging wordt toe gelaten, hq eerst 30 dagen in een ge sticht moet doorbrengen. Dat is niet bevorderlijk aan den toestand van deze patiënten. Hij brengt dit in verband met de ge zinsverpleging zelve, waarover spr. in eenige bijzonderheden treedt. Misbruiken bij het vervoer van arme krankzinnigen keurt de minister zeer af. maar het is hem niet bekend, dat er dwang wordt uitgeoefend op de familiën voor de overbrenging naar Gheel. Een amend- ment Ter Laan c. s. tot verhooging van het subsidie tot drank bestrijding werd verworpen met 41 te gen 22 stemmen. Bij art. 55 betoogt de heer van Wiehen de wenschelijkheid om de gemeenten tegemoet te komen in de kosten van verpleging van onderwijzers die aan tuber culose ljjden. De heer Dolk vraagt zijnerzijds subsi dieering van het sanatorium, waar de onderwijzers verpleegd zijn en dat sedert 1897 bestaat. De heer Blooker betuigd zijn ingeno menheid met de wijze waarop de Minister de som van f 10,000 voor de subsidiën verdeelt over de verschillende inrichtin gen en geeft den Minister nog eenige wenken omtrent de inrichting der sa natoria. De Minister zal gaarne die wenken in overweging nemen en dankt voor de instemming die zjjn verdeetingsplan bjj den heer Blooker heeft gevonden. Het spijt hem dat hij niet meer kan uittrek ken, maar hij wijst op de uiting van den deskundigen prof. Nolen, dat de be strijding van de tuberculose nog pas in haar eerste stadium is, dat de oorlog pas is begonnen en dat wjj dus slechts geleideljjk kunnen voortgaan. De heer Tak leidt uit het door den Mini.-ter medegedeelde af dat de post werkelijk verhooging vereischt. Hij stelt thans voor, den subsidiepost voor 1906 met ƒ5000 te verhoogen en verzoekt den Minister inmiddels een gespecificeerde opgave te doen van de verschillende aanvragen, doch trok een am. in dien geest later in. Het meest belangrijke in de verga dering van Maandag was de bespreking en verdiging van de circulaire door den minister uitgevaardigd in zake de be rekening van de onderwjjsuilkeering aan de gemeenten volgens de schoolwet- novelle van dr. Kuyper. Gelijk men zich zal herinneren, wordt voortaan op de algemeene uitkeering aan de gemeenten volgens de wet van 1897 zooveel gekoit als de nieuwe on derwjjsuilkeering meer bedraagt dan de oude. Nu bevat die nieuwe uitkeering o.m. de vergoeding van de minimum- jaarwedden der verplichte onderwijzers, Bij de circulaire heeft nu de minister aan de gemeenten duidelijk gemaakt, dat het in hun belang is den aftrek zoo klein mogelijk te doen vaststellen. Wel heeft hij ze daarbjj onder het oog gebracht, dat dan ook volgende jaren dezelfde methode bij de berekening der onderwijsuitkeering zou moeten worden gevolgd, maar nu beweerden de heeren De Waal Malefijt en Van Veen, dat de gemeenten genoeg middeltjes hebben om, hoewel de methode van berekening j dezelfde bleef, het resultaat voor de ge meenten heel wat gunstiger te maken. Overplaatsing van onderwijzers van de eene naar de andere school zou daar een van zjjn. De Wet was in deze de schuld.dat men in het duister tastte, de circulaire bracht de gewenschte verbetering. Men herinnert zich kolonel Henry, den falsaris uit de Dreyfus-geschiedenis, de man die in de gevangenis zich met een scheermes om hals bracht, toen zjjn bedrog was uitgekomen. Een blad te MühlhauBen beweert, dat Henry spring levend is en te Buenos Aires woont! De regeering heeft hem indertijd daar heen laten ontsnappen, en voor den schjjn hem een plechtige begrafenis ge geven. Dat een dergelijk verhaal kan ontstaan, is wel een aunwjjzing hoe de geesten zich nog met Dreyfus bezig houden. Zooals men weet, geldt in Duitsche regeeringskringen de angst voor besmet ting van het eigen vee als beweegreden voor het gesloten bljjven der grenzen. Hoe het echter in weerwil van die voor zorgen met den Duitschen veestapel ge steld is, blijkt uit een ambtelijke op gave, volgens welke sedeit het einde van November de varkensziekte in West- Pruisen op 141 boerderijen heerscht, in Oost-Pruisen op 85, in Pommeren op 112 en in Posen op 119 plaatsen. Op hun reis door Indiê zjjn de prins en prinses van Wales ook te Amritsar, de heilige stad der Sikhs in Bengalen, geweest. Daar staat in het Meer der Onsterfelijkheid, op een wit marmeren grondi-lag de gouden tempel der Sikhs; een wit marmeren dam voert er van den oever heen. Sikhs, oorspronkelijk alleen een godsdienstige sekte, een viei honderd jaar geleden ontstaan, maar sedert ook een krijgshaftige broeder schap geworden, zjjn het Engelsche gezag ten zeerste toegedaan. Zjj zien in de heerschappij van den Keizer van Indië een heilige voorspelling vervuld. Geen trouwer onderdanen heeft koning Eduard dan de Sikhs, en met buiten gewone eer hebben zjj den Engelschen troonopvolger en diens gemalin in hun heilige stad ontvangen. Maar hjj is geen Sikh. Een Sikh is meer. En daarom mocht de prins hun gouden tempel wel binnen, maar niet door de hoofdpoort; die is alleen voor Sikhs. Door een zij deur moest hjj zjjn weg nemen. Dat was echter beneden de waardigheid van den torkomstigen keizer van Indië, en zoo heeft de prins den gouden tempel alleen van buiten gezien. Prins Bülow heeft in den Duitschen Rijksdag gezegd: Kianten als de Times in Engeland en de temps inFrankijjk, die in hun eigen land bittere tegen standers van het socialisme zijn, kunnen de Duitsche sociaal democratie niet hoog genoeg prijzen. Dat is, vervolgde de rijkskanselier, als een koopman, die, ofschoon hij in zijn eigen kantoor de tucht streng handhaaft, er niets tegen zou hebben, wanneer bij een zijner mededingers een bediende de zaak in de lucht liet vliegen. De Westmimter Gazette neemt dien steek aan de Times met graagte over en herhaalt, rr.et uit breiding van den zin, dat zjj zich her haaldelijk verbaasd heeft over het uit muntende liberalisme, dat conservatieve bladen toonen wanneer zij het over de aangelegenheden in andere landen heb ben, b. v. in Rusland. Te Abenes (Haarlemmermeer) is bin nen eene week weder een felle brand uitgebroken, thans bij D. v. d. Wal, winkelier aldaar. In weinig tjjds lag vast en roerend goed in den asch. Alweder is de oorzaak onbekend. Het roerend goed van D. v. d. Wal is voor f 2000 verzekerd op beurspolis, terwijl de eigenaar van het vaste goed, de heer Hulsbos, verzekerd is bij de Utrecht- sche Br.-V.-Mjj. HAARLEM 19 December 1905. Het Volk schrijft omtrent het stop pen te Haarlem van den trein van 4.14 uit den Haag het volgende: Dit is een oude kwestie voor de Haar lemmers, en het voorbij luopen van den mooien sneltrein kost menigeen van hen die buiten de stad voor zaken zijn ge weest, een uurtje later thuis komen. Daar heeft Hugenholtz den nieuwen minister op gewezen, toen hjj hem over andere dingen spreken moest. De heer Krau heeft de zaak onder zocht en na overleg met den Raad van Toezicht de Maatschappij aangeschreven dat de trein stoppen moet om passagiers uit te laten. Daarvan wordt al druk gebruik gemaakt, en de beschikking van den minister wekt te Haarlem algemeene tevredenheid. Wjj nemen dit bericht over, omdat er het hatelijke karakter, dat er aan gegeven is, door vervalt; het is alloen een verzoek van een Kamerlid door den minister ingewilligd, doch waarvan alle Haarlemmers kunnen profiteeren. Op den Kruisweg alhier is een Bodega, waarin ook vergunning. Het lokaal heeft twee vertrekken, waarvan één eene serre, die door deuren toegang geeft tot een tuin. De beide lokalen voldoen nu, wat oppervlakte betreft, op één meter na, niet aan de nieuwe wet, en nu heeft de eigenaar de aanzegging gekregen dat in de serre alleen wjjn en bier mag verstrekt worden. Thans is er dit op gevonden, dat op de scheiding tusschen zaal en serre een rand is getimmerd, waarop, zoo dit besteld wordt in de serre, cognac, bitter enz. wordt neergezet, wat de bezoekers daar dan zelf afnemen et» toch in de serre nuttigen, want dat is bij de nieuwe wet niet verboden, een maatregel die ook nog elders is toegepast. In de afgeloopen week zjjn in het Douchebadhuis aan den Koudenborn genomen 607 baden. In het 2e Douchebadhuis aan het Leidsche Plein zijn in de afgeloopen week 645 baden genomen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1905 | | pagina 2