Caitoplan
abcA
ÜJED.H.B.POST
S
X
os
a
De rede
van den Rijkscommissaris
ff
van het
leert U thuis
'"ABC.
ScAiicUh^ehk^'f1-
Q
U
es
(6
fi
N
s
V
*0
0>
X
ft)
V
ff*
ff* j
08
■O
CA
(0 *r
ft} la
U ?c
s i
carbonpapier
geeft 10
Vervolg van pao. 1
Wij zijn in den oorlog gegaan in het bewust
zijn. dat wij nationale rechten moesten ved-
dedigen en handhaven, waarop niets kon wor
den afgedongen. Dat de Duitsche stad Danzig
tot Duitschland terugkeert en Danzig en O.
Pruisen een veilige verbinding met de kern
van het rijk hebben, zijn onbetwistbare volk
sche rechten. Als wij ons thans voor oogen
houden welke machten intusschen naar voren
zijn gekomen, over welke historische zaken
beslist wordt, dan lijkt het ons nauwelijks te
gelooven, dat deze eischen het onderwerp zijn
geworden van een oorlog, die een geheel con
tinent op het spel heeft gezet.
Terugblikkend kunnen wij thans zeggen, dat
reeds toen uit den Führer het Europeesche
geweten heeft gesproken, doordat hij zoo ge
matigd, zonder het minste imperialisme, de
rechten van het Duitsche volk wilde verwezen
lijken. Voor ons Duitschers was er toen geen
aarzelen, geen weifelen, maar slechts een hel
der besef voor de verdediging van onze volk
sche rechten. Misschien zijn wij toen ook in
den oorlog gegaan met bepaalde wenschge-
dachten, dat het ons mogelijk zou zijn, in den
loop van of na dit conflict iets als een Euro-
peesch lot te vormen. Onze Europeesche ge
zindheid berustte op het besef, dat wij een
eenheid tegen het bolsjewisme moesten vor
men, maar deze Europeesche gezindheid was
nog niet volkomen. Pas de oorlog heeft ons
daartoe gebracht, op het oogenblik namelijk,
dat het Westen in zijn machtigste concentratie,
in het Amerikanisme van Roosevelt tegen ons
optrad.
Thans weten wij, wat Europa is. Thans we-
- ten wij wat wij te verwachten hebben, als het
Oosten of het Westen zich over ons uitstort en
de overhand krijgt, namelijk dat wij dan op
houden Europeanen te zijn.
Duitschland strijdt voor Europa
Men heeft de juistheid van onze in 1941 op
gestelde these „Duitschland strijdt voor Euro
pa" betwist. Men heeft ons gezegd, dat Duitsch
land slechts strijdt voor een door Duitschland
beheerscht Europa. Ik kan mij in denken, dat
toen de voorstelling van dit Europa hier en
daar ook in Duitsche hoofden nog geheel niet
duidelijk was. Thans weten wij, dat het wezen
van dit Europa bestaat in de vrije ontplooiing
van de cultuur der Europeesche volken, in de
volksche vrijheid der Europeesche naties, die
er zich van bewust zijn dat zij Europeanen
zijn en een Europeesche taak hebben. Wij kee-
ren ons tegen elk imperialisme, omdat wij
weten dat een imperialisme het einde in Euro
pa beteekent. Wjj verlangen vrijheid voor de
Europeesche volken, maar een vrijheid in het
besef van hun verantwoordelijkheid voor
Europa zelf. Zij moeten en zullen alle aan
treden. Daarmede zullen zij hun vrijheid ver
werven.
Dat is het ook, wat ons zoo dicht bij u
brengt. Nederlandsche kameraden, dat gij uw
volk voorgegaan zijt, om met ons den weg
van offers voor dit Europa, dat tenslotte de
vrijheid van uw eigen volk beteekent, te gaan.
Een woord tot dc Nederlanders.
Ik geloof, dat het wijzer worden, ook voor
de Nederlanders zelf geldt,weliswaar niet voor
degenen, die er van door gegaan zijn en aan
den overkant ergens in Londensche schuilkel
ders zitten en daardoor het kloppende leven
van het Nederlandsche volk in het geheel niet
meer kennen. Maar ik spreek met degenen, die
hier staan, die hier strijden, ook al zouden zij
thans nog tegen ons zijn. Ik geloof, dat er
onder hen niemand is, die niet eens bij zich
zelf zegt, dat de oude orde, hoe nuttig die ook
voor hem was, hoezeer hij haar ook aanhing,
eenigszins dubieus was. Vooral omdat zij af
hankelijk was van toestanden, waarop hij geen
invloed meer kan oefenen op het oogenblik,
dat de grondslagen van deze wereld ineen
storten. Op het moment, dat de worstelende
machten dezer wereld tegen elkander botsen
en alles ondersteboven keeren, kan men niet
een orde handhaven, die voortvloeit uit de bij
zondere situatie, dat de sterkste krachtbron
nen van materieelen aard duizenden en nog
eens duizenden kilometers van het moederland
verwijderd liggen, daarvan gescheiden door
zooveel verschillende ras- en cultuurzones. De
twijfelachtigheid van een dergelijke orde komt
in elk Nederlandsch brein op de een of an
dere wijze op. Maar iets anders lijkt mij be
langrijker.
De Nederlander heeft een zeer bijzondere
waarde aan zijn onafhankelijkheid gehecht.
Want een numeriek klein volk hecht juist
tengevolge van deze quantiteitsverhouding
veel meer waarde aan zijn souvereiniteit dan
een groot volk van honderd millioen zielen.
Hoofdredacteur: F. c. Derks, Haarlem, Chef van
Dienst en Binnenland. S. R. Kuiper. Haarlem,
Sport en Stad: A. Overmeer. H'stede. Buiten
land: J. C. van der Laag, H'stede, Nieuws en
reportage voor Velsen en omgeving: J. j E van
Baarsel, Santpoort Advertenties: W. van Om
men, Heemstede.
door de schriftelijke lessen
HZ. VwWjw. 114W, A'd»m-C T«l. 31749
omdat voor dat groote volk de kwestie der
onafhankelijkheid zich in het geheel niet
kan voordoen, wanneer het vastbesloten is
zijn vrijheid tot het uiterste te verdedigen.
Ik geloof, dat ook deze vraag thans reeds in
het Nederlandsche brein zeer bedachtzaam
wordt beantwoord. Bij U bewust, nationaal-
socialisten, want gij weet, dat de gemeen
schap, waarheen het nationaal-socialisme ons
leidt, niets anders kan zijn, dan uw volksche
vrijheid.
De Nederlanders echter, die dat nog niet
begrijpen, hooren thans de woorden, die
ergens in het buitenland worden gesproken
over de onafhankelijkheid der z.g. kleine
volken. Welnu, de grooten, die uitgetrokken
zijn om de onfhankelijkheid der kleine vol
ken te handhaven, hebben haar reeds totaal
afgeschreven. Of men het een Engelschman
vraagt wien men over het algemeen tegen
woordig niet veel meer vraagt of een
Amerikaan, voor allen is het duidelijk, dat
deze bepaalde souvereiniteit der kleine vol
ken voorbij is. Dat hebben overigens de
heeren Van Kleffens en Gerbrandy wij
hebben dat het Nederlandsche volk niet ont
houden ook tot uitdrukking gebracht met
hun bruggenhoofdtheorie voor Amerika.
Want een bruggenhoofd beteekent natuurlijk
afhankelijkheid van het land, waarvoor men
een bruggenhoofd moet vormen. De onaf
hankelijkheid der kleinen is dus thans in
Jiet geheel geen probleem meer, omdat zij
door de anderen niet eens wordt toegelaten.
Er was waarschijnlijk in 1940 een zeer
groot aantal Nederlanders, die meenden, dat
Duitschland de onafhankelijkheid der kleine
staten wilde vernietigen. Alleen op grond van
de bestaande militaire noodzaken moesten
wij toen immers hier situaties scheppen, die
thans, in 1944, zoo krachtig zijn, dat zij
Europa kunnen beschermen. Thans ziet men
in, dat het niet Duitschland is, maar het
imperialisme van de grooten aan den over
kant, die de onafhankelijkheid der kleine
staten niet willen.
En nu moet gjj, Nederlanders, er over gaan
nadenken, welke situatie in laatste instantie
gunstiger is de afhankelijkheid van een
Amerikanisme, waarvoor de Nederlanden een
smal bruggenhoofd, nauwelijks honderd kilo
meter diep, moeten vormen, met voor zich
een gebolsjewiseerde massa op een gebied
van zes tot zevenduizend kilometer diep, of
een afhankelijkheid, die slechts beteekent een
subordineering onder de gemeenschap der
Europeesche naties, waarin natuurlijk Duitsch
land als de sterkste in aanmerking komende
leidende mogendheid geldt.
Dat Duitschland in militair opzicht de lei
dende mogendheid moet zijn, zullen de Euro
peesche naties zelf verlangen, aangezien dat
land de grootste prestaties levert voor de
verdediging van Europa. Overigens echter
vormt de massa der Europeesche naties, de
Nederlanders, de Vlamingen, de Noren, de
Denen, de Franschen, de Italianen, de Slo-
waken, de Hongaren, de Roemenen en de
neutralen, wanneer zij zich aansluiten, een
groote gemeenschap, die alleen reeds door
haar menigvuldigheid de mogelijkheid van
gemeenzaamheid en van gelijken rang biedt.
Het nadenken over de z.g. onafhankelijkheid
en over het feit, dat hetgeen geweest is nooit
terugkomt, moet de Nederlanders leeren,
waar hun toekomst ligt. Het gaat niet meer
om de onafhankelijkheid, maar om de rechts
gelijkheid van het Nederlandsche volk in de
gemeenschap der Europeesche volken.
Gij zult zeggen, dat er nog menig gebrek
is, nog menige hindernis en moeilijkheid.
Dat is juist. Want wij treden elkander thans
immers niet wij nationaal-socialisten, mhar
wij Duitschers en Nederlanders niet tege
moet in de verhouding, die wij Duitschers
wenschen. Het zou ons veel liever zijn, als
het geheele Nederlandsche volk onze militaire
bondgenoot was; als hier dozijnen voortref
felijk uitgeruste Nederlandsche divisies ston
den Dan hadden wij een zorg minder en wij
allen, zooals wij hier zijn, zouden in het
Oosten onze taak kunnen vervullen. Zoo
ver zijn wij nog niet. Daardoor verkeeren
wij hier niet alleen in de situatie van den
politiek gelijk denkende en kameraad, maar
ook nog in de roi van bezettende mogendheid.
Maar u moogt dien toestand niet zien als
den toestand, dien wjj ons voor de toekomst
voorstellen. De toekomstige verhouding moet
een verhouding van vertrouwen zijn. Wie
vertrouwen wil ontmoeten, moet zelf ver
trouwen geven, en wie vertrouwen wil geven,
moet het zelf ontmoeten. Dit alles wordt
echter slechts verkregen door de prestatie.
Naar mate het Nederlandsche volk prestaties
levert, niet voor de Duitschers, maar voor
zijn eigen toekomst, groeit het vertrouwen
en daarmede de rechtsgelijkheid en de vrij
heid der Nederlanders.
De groote mogendheden hebben zeer
vaak over de rechten van Europa gespro
ken, de Engelschen, de Franschen, Napo
leon enz. Bij de Engelschen weten wij van
huis uit, dat het politiek was. Zij hebben
steeds de verdeeldheid van Europa gewild,
opdat het niet te sterk wordt tegenover het
eiland.
Wij hebben uit dezen oorlog het inzicht
verwprven, dat het nooit gaat om een strijd
waarin Europa op de een of andere wijze
overheerscht moet worden, maar om een
strijd, waarin de krachten van Europa in
volledige ontplooiing moeten worden ver-
eenigd. Het Duitsche volk en de Duitsche
leiders mogen zeggen, dat zij voor Europa
hebben gestreden, om niet te spreken van
de geschiedenis, waarin Duitsch bloed
steeds weer in het Oosten het lot van Euro
pa heeft gered. Ik herinner slechts aan een
gebeurtenis, die zich enkele jaren geleden
afspeelde op oen militair zeer belangrijk
oogenblik, n.l. toen Molotof naar Berlijn
kwam, Molotof heeft name ris de bolsjewis
tische regeering den Führer voorgesteld,
dat Duitschland er zich niet om zou be
kommeren, als de bolsjewisten Finland bij
de Sovjet-Unie zouden inlijven, als zij door
Roemenië zouden opmarcheeren, als zij
Bulgarije zouden inlijven en de Dardanel-
len bezetten. Wat zou er gebeurd zijn als
de Führer op dit alles ja gezegd had? Op
het oogenblik der militaire beslissing van
den strijd met Engeland zou de bolsjewis
tische macht in het Oosten afgeleid zijn
langs wegen, die hen minstens een jaar
zouden hebben bezig gehouden, waarbij
bovendien Engeland nog voor de noodzaak
gesteld zou zijn, op te komen voor de door
Londen gegarandeerde staten Turkije en
Roemenië. Als bovendien de bolsjewistische
regimenten en luchtvloten aan de kust van
de Botnische Golf zouden zijn geweest, zou
ook menig Zweedsch blad heel anders
schrijven dan nu. De Führer had toen Mo
lotof zijn toestemming kunnen geven. Hij
had zich zeker voor een jaar vrijheid in
den rug verschaft, hetgeen voldoende zou
zijn geweest om met Engeland volledig af
te rekenen. Als de Führer toen neen heeft
gezegd, dan had hij in zich het verant
woordelijkheidsgevoel van den Duitschen
man, die in herinnering aan de groote da
den van Karei den Groote, van Hendrik I,
van Prins Eugenius voor Europa is opge
komen. Hij heeft tot zichzelf gezegd, dat
het bolsjewisme niet in Europa mocht wor
den binnengelaten, al zou dat nog zoo'n tac
tisch succes geweest zijn. Daarom is het
Adolf Hitler, die „Europa" mag zeggen
want hij heeft zelf het geheele Duitsche
volk met zijn lot in de waagschaal der ge
schiedenis geworpen.
Had hij van Europa afgezien en Europa
bij dit spel ingezet, dan was de situatie tac
tisch wellicht gemakkelijker geworden.
Thans geloof ik te kunnen zeggen, dat
het reeds in de hoofden begint te dagen. In
het afgeloopen jaar trachtten onze vijan
den met alle mogelijke politieke en propa
gandistische middelen de neutralen tegen
ons in het harnas te jagen, en ook eenige
onzer bondgenooten uit ons front los te ma
ken. Sedert een half jaar echter beleven
wij politieke nederlagen van onze vijanden.
Of het Zweden, Ierland, Spanje, Turkije,
Finland of Roemenië betreft, wij zien de
eene nederlaag na de andere. Waarom?
Omdat onze legers in Stalingrad en El Ala-
mein zegevierden? Geenszins. Omdat deze
menschen inzien, dat Duitschland moet be
staan, willen zij zelf nog bestaan.
Eenigen tijd geleden heeft een Ameri
kaan, die een belangrijke functie bekleedt,
de vraag gesteld, of er nog wel een mo
gelijkheid is. dat de oorlog eindigt. Op
grond van zijn oriënteering kwam hij tot
het antwoord; neen, want het is een oorlog
van den haat, die op de vernietiging uit
loopt. Toen ik dat las, heb ik er over na
gedacht, of dat ook voor ons geldt. Is het
voor ons Duitschers een oorlog van den
haat, die op vernietiging uitloopt? Tegen
over het Westen behoef ik geen woord te
verspillen, maar ook zelfs tegenover het
Oosten is het, als ik denk aan de volksche
kern van de Russen, de Oekrainers, de
Tartaren en hoe zij verder mogen heeten,
geen oorlog der vernietiging. Het is onze
historische taak het bolsjewisme zoo zeer
te breken, dat het nooit meer een gevaar
voor Europa is. Er kan in de Duitsche har
ten een gevoel van haat opkomen op het
oogenblik, dat Duitsche vrouwen en kin
deren door Anglo-Amerikaansche terreur-
vliegers vermoord worden. Ik weet niet
hoe het Duitsche volk over dezen toestand
en over deze schanddaden zal denken.
Maar niet wij hebben dezen toestand ge
schapen. Dat moeten degenen verantwoor
den, die bevel geven tot de terreuraanval-
len op Duitsche steden. Dat het zuivere
terreuraanvallen zijn, hebben wij immers
in deze stad (Nijmegen) zelf beleefd. Eli' is
hier niets van militairen aard te vernielen.
Ik wil niet tegenspreken, als iemand zegt,
dat de Amerikaansche eskaders niet abso
luut bewust een Nederlandsche stad willen
vernietigen. Wellicht hebben zii heelemaal
niet geweten, dat het hier een Nederland
sche stad betrof, niet, omdat de Amerika
nen over het algemeen weinig weten, maar
omdat zij ook niet de minste behoefte heb
ben zich vertrouwd te maken met onze
Europeesche toestanden. Evenzoo hebben
zij Schaffhausen weggevaagd. Dat is hun
onverschillig, het is een stad op het conti
nent. Zij hebben zooveel honderd kilome
ter gevlogen en toen wilden zii hun bom-
menlast kwijt. Dit is dus een diep gebrek
aan kennis van onze toestanden.
En nu herinner ik er wederom den Ne
derlander, die tot zichzelf zegt als wij niet
meer onafhankelijk kunnen zijn, dan ten
minste afhankelijk van Amerika, eraan, of
het wel zoo nuttig en doelmatig is, als men
zich afhankelijk maakt van menschen, die
niet in het minst belang hebben om ons te
leeren kennen. Het is zelfs voor degenen,
die enkele honderden kilometers van hier
verwijderd zijn, een lastige taak, zich met
alles vertrouwd te maken. Degenen echter,
die duizenden kilometers ver wonen en in
het geheel niet willen, zullen zich zeker
nooit met den Europeeschen toestand ver
trouwd maken en met brutaal geweld over
alles heenloopen.
Geen linat, <lic de ïnenschelijklieid doodt.
Ik stel mij de zaak zoo voor, dat de Ame
rikaansche eskaders hier binnengevlogen
zijn, tot een zekere diepte in het continent
zijn doorgedrogen, een stad gezien hebben
en geen moment hebben overlegd, of het
een Duitsche, Nederlandsche of een andere
stad was, maar hun bommenregen eenvou
dig hebben laten vallen. Deze mentaliteit
wekt in ons Duitschers een doodelijken
haat, maar het is geen haat, die ons van het
verstand berooft. Het is een haat, die ons
voor generalies zeer voorzichtig zal maken,
geen haat, die de menschelijkheid in ons
doodt. Wij moeten soms zeer hard zijn, maar
wij kwellen de menschen niet. Nooit zal de
menschelijkheid zelve door ons verraden
worden. Wat wij willen is slechts het hard
zijn. dat het oogenblik gebiedt. Den Ameri-
kaanschen en Engelschen bombardements
vliegers echter is dat alles geheel onver
schillig. Die houwen op de stad in het be
sef, ja met de bedoeling, dat de Duitsche
vrouwen en kinderen vernietigd worden.
Deze oorlog is een oproep tot alle man
nen, of zij aan het front of aan het thuis
front staan, om zich vrij te maken van hen,
die uit haat den oorlog willen en dat zijn de
joden. Als de regeeringen onzer vijanden
niet bij de bolsjewisten volkomen in handen
der joden waren of indirect door de jood-
sche adviseurs geheel onder den invloed
dezer joden stonden, dan zou deze oorlog
reeds geëindigd zijn. Dan zou reeds het ge-
Onderhouel Ww huis.
Mogen wij eens prijsop
gave verstrekken voor het
schilderen geheel ol ge- j
deeltelijk?Jj
SINGEL 388-nmSTERDRm
TEL'30789
zonde verstand de menschen bewegen tot de
gedachte, of men het niet met elkaar eens
kan worden. Daarom is deze oorlog een op
roep aan alle strijders tegen degenen, die
geld en macht hooger schatten dan het
menschelijk lot en dat zijn de joden. Er wa
ren eens vier vrijheden in een atlantische
charta, die met het schip, waarop zij gebo
ren werd, is verzonken. En de Amerikanen
zeggen lichtelijk ironisch, maar in een
oogenblik van zelfkennis, dat de vier vrij
heden zijn veranderd in vier elementen:
goud, petroleum, lucht en water. Daarom
strijden zij. Zij willen het goud, zij willen
de petroleum, zij willen het kapitaal, om
daarmede de wereld te over:. .1 n.
Onze tegenstanders spreken steeds van
universalisme en beweren, dat wij als su
pernationalisten tegenstanders zijn van deze
menschbevrijdende en menschverlossende
ideeën. Er is echter niemand op de geheele
wereld, die voor het universalisme meer
toegankelijk is dan de Duitscher. want hij
is het eigenlijk steeds geweest, die de wor
stelingen om de wereldbeschouwing op zijn
rug en in zijn volk heeft gevoerd. Wat ech
ter de anderen, hetzij Engelschen, Amerika
nen of bolsjewieken, universalisme noemen,
dat is, via den weg van het internationalis
me, dat de volksche krachten moet ontbin
den, de weg naar het imperialisme, naar
de wereldheerschappij.
Kameradt-n, wederom gaat onze blik
naar den Führer. Hij heeft ons de richting
aangegeven, doordat hij ons het volksche
rasbewustzijn en de taak van onze gemeen
schapsordening heeft geschonken. Uit een
volksche gemeenschapsordening kan nooit
een imperialisme ontstaan, want zij wondt
gebouwd op de vrijheid der door het ras
bepaalde volken. Zij is nooit, op grond van
een of ander rationalisme van een of andere
internationale of universalistische idee, de
poging om alle anderen, onverschillig van
welk ras die zijn, onder een heerschappij
te dwingen. Door het richtsnoer, dat de
Führer ons gegeven heeft, ontkomen wij
ook aan het gevaar van afglijden. Afglijden
is het b.v. als menschen, die over den zin
van deze wereld fngespannen nadenken en
hun medemenschen een weg in den twijfel
willen wijzen, constateeren, dat het Joden
dom en de Joden hun nader verwant zijn
en dichter bij hen staan dan hun eigen
volksgenooten van nationaal-socialistische
gezindheid. Dat is het ziellooze rationalisme,
zelfs als het in confessioneelen vorm ge
kleed wordt, dat ontstaat als men de volk
sche wetten niet beschouwt, als door God
gegeven. In werkelijkheid spreekt uit deze
menschen een geestelijke hoogmoed, die den
Schepper een stumper noemt, want het in
ternationalisme wil immers de door den
Sdhepper gegeven verdeeling in rassen door
vermenging der verschillen ongedaan ma
ken en het werk van den Schepper verbe
teren. Er bestaat echter geen mensch op
zichzelf, een mensch bestaat slechts onder
het stempel van zijn ras. Dat is een funda-
menteele wet, waaraan niet getornd kan
worden. Daarom is ons rasbewustzijn en de
inzet in onze gemeenschap van volk en ras,
de eerste opdracht, die wij van onzen
Schepper hebben gekregen. Elk leven in
zijn en op zijn bodem, naar zijn verplich
ting en verantwoordelijkheid moeten altijd
in zijn volk berusten. Zoo heeft God het ge
wild, want hij heeft de rassen geschapen.
Deze weg van offers van het Duitsche volk
zou ondenkbaar zijn, indien hij gegaan werd
omdat men een groot gebied wilde schep
pen of omdat men uit vrees voor het be
staan dezen strijd aanvaard had. De bron
en het uitgangspunt van onze kracht is het
ons door den Führer gegeven geloof aan ons
eigen volk. Slechts zoo is het te verklaren,
dat wij na 1918 uit de diepste vernedering
zijn opgestegen tot deze machtsontwikkeling
in den wereldoorlog, die thans reeds vijf
jaar duurt. De politieke leiders der partij
zijn de soldaten uit den wereldoorlog van
1914 tot 1918. Dat verbindt ons, de weer
macht en de partij, thans tot een eenheid.
In deze eenheid van strijders aanvaarden
wij de vuurproef, van welke wij weten, dat
(Vervolg op pag. 3)
Q
z
z
tl
h
e<
v
n
h
v
a
z:
ti
t<
h
a
a
d
d
Zi
d
v
n
ei
n
z<
U
d«
B
A
id
dl
T:
le
D
zi
N
o\
Ol
w
dn
V£
SC
zc
Ei
dl
h<
Vc
d<
ui
bi
b€
w hi
fit
dc
se
k*
vt
dc
h<
*IQ E
se
12
F.
Pi
P:
er
•,I
dc
ga
(2
ge
dc
bi
Al
8
es
es
iJ