IIE VLOER DES VADERS, Oplage 10000 Ex. Maandag 27 Augustus 1883. No. 41. FEUILLETON. De vloek des Vaders. Onze ftbonné's en zij, die liet in den loop van dit jaar worden, ontvan gen als premie den bernemden roman van Fr. Levanti: Uit het Ilooffduitsch vertaald. Geldverspilling door het Rijk, de Provinciën en de Gemeenten. In een %orig opstel vozen wij op de weelderige huishouding onzer I gemeente, in zaken, die niet. recht streeks bchooren tot het algemeen "belang en waai door de belasting schuldigen buitengewoon worden getroffen. Haarlem, met zijn 40 dui zend inwoners, bevat nagenoeg het honderdste deel der bevolking van Nederland. Wordt er in elk district van 40 duizend zielen zoo verkwis tend met het geld der burgers ge handeld, dan zal men ons toestem men, dat er millioenen worden ver spild. Natuurlijk, dat wij niet in de fijnste puntjes zijn ingelicht. Was dat het geval, we zouden van het bureau van openbare werken, van de straatmakerij hier ter stede enz. enz., meer kunnen mededeelen dan thans het geval is. Misschien hier over later. Dat het Rijk voor de Gemeente in zake geldverspilling niet onder doet, bewijst de in aanbouw zijnde rijks paardenstal, even buiten deze gemeente op den Schooterweg. Duizenden menschen moeten hun ellendig bestaan in armzalige krot ten voortsleepen, onbeschut tegen koude, regen en wind en, voor de paarden van onze rustende militai ren, richt men paleizen op, die ton nen schats verslinden. Wanneer wij bedenken dat alleen de paardenstal voor de Cavalerie te Haarlem vijf maal honderd dui zend gulden kost, dat men overal in ons land soldaatje speeltte voet, te paard, met kanonnen enz., dan behoeft men geen Bartjes te zijn, om uit te rekenen, dat bij de milli oenen zoo even genoemd, andere millioenen gevoegd moeten worden, die op een onnutte wijze aan het belang worden onttrokken. É- L; riet het volk nog niet web en naar poppens; i dat men parade noeirU zonder t den Keu aan deze onverantwoorde lijke geldverspilling. Hier poetst men knoopen, eet men ziji keteltje soep, rijdt men een beetje te paard, houdt men spie gelgevechten in do open lucht met losse patronen en stompe sabels brrrr! en in onze koloniën, waar heuschelijk te vechten is, laat men het werk over aan een handjevol soldaten, waarvan velen, zonder zich te kunnen verdedigen, als kanon- nenspijs dienen, waardoor men ons bestaan als koloniale mogendheid op het spel zet. Waarlijk, indien onze soldaten iets wezenlijks te doen hadden, ze zouden geen tijd hebben, om als woestelingen tegen rustige burgers hunne wapens te keeren. De Ro- meinscke veldheeren van voor 19 eeuwen wisten het wel. In tijd van vrede lieten zij hunne soldaten grachten graven, wallen opwerpen en dijken aanleggen; in onzen tijd laat men ze komediespe len, of men pakt ze als brave Hen drikken in een «Militair Tehuis» met een kommetje saliemelk en een dominospel. En voor hen wordt jaarlijks millioenen door den Staat opgebracht. Waarlijk, het schreit ten hemel! Tot slot wijzen wij voor ditmaal op de telkens terugkeerende ver- koopingen door het rijk van zooge naamde onbruikbare materialen. Die van de beide verbrande schepen op de Marinewerf liggen nog versch in 't geheugen. Onze regeering ver kocht daar het overschot dier beide vaartuigen voor enkele honderden en voor een klein gedeelte maakten de koopers dadelijk tienduizenden Ook dergelijke handelingen gelie ven wij te rangschikken onder de rubriek geldverspilling door het rijk, niettegenstaande bn college, de' j £"C...ceLe ekenka> een nemenc voor de ambtenaren van een der ministeries durfde schrappen als te bezwarend voor 't Rijks schat kist Dit leert ons al weer duidelijk, dat er eigenlijk niets nieuws onder de zon is. 't Is nog altijd het oude doen: Muggen uitspuwen en kemels doorzwelgen Of ze op den duur niet zwaar op de maag- zullen liggen? Haarlem 25/8 '83. G. A. S. ALGEMEEN OVERZICHT. IS25 Augustus. Als wij de verschillende landen van Europa met het oog op de po litieke gebeurtenissen een voor een gaan beschouwen, dan valt het ons op, dat er slechts twee te noemen zijn, waar iets belangrijks is voor gevallen, namelijk Engeland en Spanje. In het eerste rijk zijn het de werkzaamheden van de volks vertegenwoordiging' die voornamelijk onze aandacht vragen, terwijl het verloop van de onlusten, waarvan in Spanje de laatste tijden de ge moederen vervuld waren, insgeliiks onze belangstelling verdient. De beide deelen, waaruit in het groote Britsche rijk de volksverte genwoordiging bestaat, het Lager- en het Hoogerhuis, varen volstrekt niet in één schuitje. De liberale meerderheid in het eerste wil het raderwerk van den staat zuiveren van de onderscheidene gebreken, die een geregelden gang van zaken be lemmeren, en die deels voortkomen uit oude toestanden, deels veroor zaakt worden door de elkander dik wijls vijandige bestanddeelen waar uit de geheele monarchie bestaat. Engeland is ten allen tijde de be- ka heres - eest van de beide andere staten ^Schotland er Ierland, die insgelijks koningin Victoria als hunne gebiedster erkennen. Er zijn zelfs tijden geweest waarin de meeste Engelschen, die beide rij ken als wingewesten van het trot- sche Albion beschouwden en behan delden, en vandaar dan ook, dat het grondbezit in Ierland en Schotland voor een groot gedeelte in handen van Engelschen is. De groote heeren nu, bekommerden zich in den regel zeer weinig om de belangen hunner pachters, ja gaven zich slechts hoogst zelden de moeite, om zich voldoende op de hoogte te stellen omtrent hun toestand. Zij hadden hunne plaatsvervangers, die er slechts voor zorgen moesten, dat jaarlijks de aanzienlijke pachtsommen op de bepaalde tijden geïnd werden, onver schillig of de oogst goed of slecht geweest was. Dikwijls gingen die zaakwaarnemers verder dan in de bedoeling hunner lastgevers lag, maakten zich soms aan ongehoorde afpersingen schuldig, en haalden zich, zooals wel te begrijpen is, den haat der bevolking op den hals. Dat die haat ten laatste ook op de lastgevers overging spreekt van zelf en vandaar in Ierland vooral die strijd op leven en dood zoo vaak tusschen Engelschen en Ieren ge streden. In den loop dezer eeuw. vooral in het laatste gedeelte, is hierbij eene merkbare vooruitgang waar te ne men. Het billijkheidsgevoel van een groot gedeelte van het Engel- sche volk is ontwaakt, en geleide lijk is men begonnen, de zaken daar op een anderen voette brengen. Gemakkelijk ging dit evenwel niet. Aan den eenen kant stonden de le ren met hunne overdreven eisen en, aan den anderen kant de grondbe zitters, die gaarne wilden behouden wat zij eenmaal bezaten, en zeer moeielijk tot toegeven te bewegen waren. Toch lieten de goedgezinde E.y-oIsc. i' staatslieden zich niet af schrikken en het was vooral de te genwoordig 1 rste minister, de heer Gladstone, die^met kracht de taak der hervorming in huiden nam. Dat hij niet alles naai zijn v "-eregeld kreeg, was eendeels het werk u onverstandige Iersche drijvers, die niets van hunne vaak overdreven eischen lieten vallen, andersdeels dat van het Hoogerhuis, welks leden vooral tot de groote grondeigenaars behoorden. Het heeft den grijzen staatsman wet moeite gekost om de Iersclie pachtwet te doen aannemen, hoewel hij het echter niet kon verhinderen, dat hier en daar belangrijke wijzi gingen in het oorspronkelijke ont werp gemaakt werden. In Schot land, wij vermeldden liet de vorige week reeds, is het evenzoo gegaan, terwijl nu weder deze week door het huis der Lords, twee wetsont werpen, de wet tot vaststelling der Iersche Kiezerslijsten, en die tot het instellen van een afzonderlijk Mi nisterie voor Schotland, die door het Lagerhuis met groote meerderheid VERTREKUREN der SPOORTREINEN. ZOMERDIENST. De met een geteekende treinen alleen le en 2e klasse. Van Haarlem naar Amsterdam. 7.—. S.09, 8.17, 9.—, 9.33, 11.15, 11.44*. 11.56, 1.8, 2.40* 3.53, 4.13, 4.31. 4.44, 5.42, 7.13, 7.39*. 8.41, 9,36, 9.46,9.57,10.25,10.33,10.54* Van Haarlem naar Rotterdam. 6.31, 7.53*. 8.37,9.11,10.16, 12.17* 12.46, 1.56, 3.17, 4.16, 5.30*, 5,37, 8.1, 10.24. Van Amsterdam naar Haarlem. 6._. 7.—, 7.30* 8.10. 8.40, 9.35,9.49,11.5,11.55* 12.15, 1.5, 1.30. 2.50. 3.45. 4.30. 4.40, 5.10, 6.15, 7:30, 8.30, 10.—, 11.—, Van Rotterdam naar Haarlem. 6.—, S.10, 9.10,10.20* 11.5, 1.25* 2.30, 3.35, 5.10, 6.20*, 7.—. 7.55, 8.50, 9.45*. De vertrekuren zijn Fjerekend van de Dclftsche Poort. Van Haarlem naar den Helder. 6.34, 7.27 tot Uitgeest, 10.7, 1.34. tot Alkmaar. 4.57, 8.57. Van den Helder naar Haarlem. 5.55, 9.30, 1.30, 7.20 Van Haarlem naar Zandvoort. Station H. IJ. S. M. 6.34. 7.28. 8.39.10.18,11.32, 12.19. 1.32, 3.19, 4.15, 5.5, 5.40, 6.42, S.3, 10.13. Van Zandvoort naar Haarlem. 7.45, S.34, 9.6, 10.48. 12.41. 2.15, 3.46. 4.7, 4.37, 6.7 7.13, 9.12, 10.1. 11.—. ABONNEMENTSPRIJS: Voor Haarlem per maand40 Cents. Franco door geheel het Rijk p. maand 55 Afzonderlijke Nommers5 Verschijnt Dagelijks uitgenomen Znn- en algemeene Feestdagen. Bureau: KLEINE HOUTSTRAAT No. 9. Drukkers-Uitgevers: BOMAHS Co., te Haarlem. ADVERTENTIE N: van 14 regels 40 Cent; iedere regel meer 10 cent. Groote letters naar Plaatsruimte. Advertentiën worden aangenomen tot 's middags 12 uur. Naar het Hoogduitsch VAN Fr. LEVAHTI. Terwijl Gottfried Sturm zijne rede voering hield, zag hij onder de vele gezichten der saamgestroomde me nigte een bleek, schoon meisjesge laat met groote, nadenkende oogen, waarin door zijne woorden de uit drukking van ernst en vreugde was te voorschijn geroepen. Zijne oogen waren als geboeid en ook de hare waren onafgebroken op hem gericht, terwijl zij verbleekte of vuurrood werd, al naar dat hij van thema veranderde Nu sidderden hare bleeke lippen, dan weer lachte haar lieve mond. Eindelijk bestudeerde hij haar gelaat zoo nauwkeurig, om te zien welken indruk zijne woorden op haar maakten, dat hij zijne voor dracht inderdaad van haar gelaat las. Het scheen, dat hij niet meer zelf tot zijn publiek sprak, maar door het meisje; door haar sprak hij zijne gedachten uit en haar geest schonk leven aan zijne woorden. Gotffried Sturm overtrof zich zelf dezen avond. Zelfs personen, die hem vijandig gezind waren en zijne leer verderfelijk noemden, waren door zijn redenaarstalent vol ver wondering over hem en spraken hun leedwezen er over uit, dat zulk een groot talent zich aan geene be tere zaak wijdde. Zijne aanhangers jubelden hem tegemoet, brachten hem ovaties, vereerden hem een groot feestmaal en werden niet moede hem te bewierooken. De oogen van dat meisje zweefden Gottried Sturm in den droom voor den geest en toen hij des morgens ontwaakte, was het hem duidelijk, dat zij niet alleen zijnen geest, maar ook zijn hart had geboeid. Spoedig wist hij wie zij was. Het was Adèle von Wieburg', de eenige dochter van den conser vatieven raadsheer, die zijn grootste vijand was. Hij beproefde, zich toe gang tot het huis van den raadsheer te verschaffen, maar dat mislukte totaal. De raadsheer wilde hem niet ontvangen. Rusteloos'doolde hij rond, tot hij eindelijk een middel ontdekte, om haar te ontmoeten en haar te vertellen, hoe/eer hij haar beminde. Adèle von Wieburg was zeer ro mantisch van nat uur en zag in Gott fried Sturm e< n* groeten held. Als hij onder zijne red .-voering daar voor haar stond en zijne donkere oogen als van innerli jk vuur gloeiden, wan neer de groote, slanke man met zijne blank< <•- den diet ten baard streek, zijne heldere stem door de geheele zaal weer klonk, dan was hij inderdaad wel geschikt om een meisjeshart te ver overen. Al de ideeën en theoriën van haar leven waren omverge worpen. Zij was er van overtuigd, dat deze man met zijne donkere, vurige oogen en gloeiende theoriën de zoo vurig verlangde profeet des volks was. Zij beminde Gottfried Sturm met al het vuur eener eerste liefde. Een zwaren strijd had zij te strijden tusschen de gehoorzaamheid aan haren vader en hare eerste, haar geheele hart vervullende liefde. Tij dens de maand Mei, als alles groent, bloeit en geurt, wist hij gelegenheid te vinden haar eiken avond te zien en te spreken. Zoo deed hij in 't geheim aanzoek om Adèle, die zich er over verbaasde, hoe een man van talent, die zich zoozeer van andere menschen onderscheidde, haar kon beminnen! Adèle droomde zich eene tekomst, waarin alle menschen ge lijk zijn, waarin armoede en ellende voorbij zijn en harmonie en tevre denheid de wereld zouden regeeren. Helaas zij moest de hardste les nog leerenliet onderscheid tusschen ideaal en werkelijkheid. H. Toen de raadsheer von Wieburg den brief ontving, waarin Gottfried Sturm om de hand zijner dochter aanzoek deed, was hij buiten zich zeiven van woede. Zijn toorn had den hoogsten graad bereikt. Gij hebt goed bloed in de aderen, riep bij zijn sidderend kind toe. Uwe voorvaderen heb ben hun leven op 't oorlogsveld op geofferd voor den koning en de Kerk en gij, gij vraagt mij, of gij dezen man huwen moogt, die als valsche profeet alles gelijk wil maken en met zijnen dienst der gelukzaligheid, allen godsdienst wil verwoesten. En gij, mijn kind. de dochter van eenen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1883 | | pagina 1