BINNENLAND. de dat liet aantal dergenen, die zich bereid verklaren daar ginds de wa- pens te voeren, schaarsch is. Ware het te doen om den vader- landschen grond tegen vreemde over weldigers te verdedigen, wij zijn er van overtuigd, dat menigeen goed en bloed ten offer zou brengen aan de verdediging van haardstee en al- taar, doch het enthousiasme voor Indië zit er bij de natie niet zoo diep in. De groote meerderheid van het kleine getal, dat zich te Harder wijk aanmeldt, wordt eer door het kooge handgeld aangelokt, dan wel door de begeerte naar eer en roem gedreven. De raad: geeft liever geheel Su matra over aan Engeland, dan dat ge aan zulk eene overeenkomst uw zegel hecht, kan naar ons oordeel niet ernstig gemeend zijn. Zij die hem geven, zullen de eersten zijn om te erkennen, dat zulk een laf hartig terugtreden juist onze grootste nationale schande zou uitmaken. Schatten zijn er reeds ten offer ge bracht, om Sumatra tot onderwer ping te brengen. Stroomen bloeds hebben den Atjineeschen bodem reeds gedrenkt, en nu zou men om den eersten onverwachten tegenspoed den bestealles ongedaan maken. Dat nooit, zegt onze regeering met fierheid, en de natie zal haar daar voor dankbaar blijven. Moest men de groote taak, de on derwerping van Noord-Sumatra nog eens beginnen, zeker zou men de klippen trachten te vermijden, waar op men thans verzeild isdoch nu de fouten eenmaal niet ongedaan te maken zijn, doet men verstandig zich zoo goed mogelijk in zijn lotte schik ken. Het is daarom dan ook, dat wij het onzen minister van Buiten- landsche Zaken geenszins kwalijk nemen, dat hij na de fiere woorden, door hem eenmaal in 's lands ver gaderzaal gesproken, zijne eischen een weinig lager gesteld heeft, toen hij tot de overtuiging kwam, dat het wenschelijke voor heden nog on bereikbaar is. Een goed zeeman braveert de stormen niet, maar reeft, wanneer de wind opsteekt, de zeilen; wel wetende, dat hij alleen daardoor in behouden haven kan aanlanden. Het ware te wenschen, dat ieder, die zich geroepen acht, de bewindvoer - ders voor de rechtbank zijner critiek te dagen, deze wijze les betrachtte Menig hard woord, dat thans de pen is ontvloeid, zou alsdan teruggehou den zijn, en wellicht waren de hef tigste tegenstanders dan tot de ont dekking gekomen, dat het beter is, het overdreven gevoel van nationa- len trots een weinig te temperen, dan het gevaar te loopen, met eenen woekerigen nabuur op gespannen voet te komen, zonder het vooruit zicht te hebben, dat dit de zaken zal verbeteren. Ofzoudenernogmen- schen zijn, die bij ernst meenen, dat wij, evenals vroeger het machtige Spanje, ook thans nog Engeland het hoofd zouden kunnen bieden? j. S. M. ALGEMEEN OVERZICHT. Wij leven tegenwoordig in een tijdperk van vlag-incidenten, zou men haast zeggen. Bijna geen dag gaat er om, of de dagbladen vermel den ons de eene of andere opmer kelijke geschiedenis, waarbij in het eene of andere werelddeel de vlag eener natie door haren tegenstand ster op koloniaal gebied wordt ge- Hoewel de jonge erfgenaam ook gewenscht had. zich bij eene gun stige gelegenheid van dit brommend mensch te ontdoen, dat hij maar als eene spion in dienst van Schalm aanzag, zoo verdroot het hem toch zeer, dat de oude, die hem eens op hare knieën had gewiegeld, die zijn pleegster en moeder geweest was, zelve hare dienst opzei, en zonder eenig teeken van vroegere toegene genheid van hem wegging. Met koele woorden liet hij haar gaan, en Bet je vertrok uit «Ivoude-Steen» waarin zij bijna een menschenleef- tijd gewoond had, met eenige ge heime, bittere traantjes, om alleen des Zondags een keer, voor dat zij naar de kerk ging. bij juffrouw Schalm, uit oude kennismaking, aan te komen en haar gevoel lucht te geven. Eduard nam tot zijne bediening een lakei, Jakob Storm, die reeds verscheidene aanzienlijke huizen be- hoond, of ten minste niet met de j noodige onderscheiding behandeld. Was het eerst Angra Pequena, waar het heffen der Duitsche vlag ten j teeken van het protectoraat over deze landstraat, hetwelk te Londen kwaad bloed zette; giug daarna het ge rucht, dat de Duitsche oorlogsbodem Mörne te Brageida, de Britsche vlag had neergehaald om er de hare voor in de plaats te hijschen, thans heeft te Pittsburg( V. S.) zich een geval voor gedaan, dat insgelijks in hooge mate de aandacht trekt. Bij gelegenheid van den verjaardag des Oosteurijk- schen keizers, stak de consul van dit rijk de nationale vlag uit. Nau welijks had de ijverige politie dit gezien, of aanstonds volgde er een bevel het dundoek in te nemen, aan welk bevel de consul evenwel wei gerde te gehoorzamen. Thans werd de burgemeester ia de zaak gemoeid, die. krachtens zijn ambt, den con sul gebood voor hem te verschijnen. Evenmin als het eerste vond dit tweede gebod een gunstig onthaal, en nu zal men te Washington uit moeten maken, wie van beide par tijen het reent aan hare zijde had. De geheele kwestie is echter te nietig, dan dat men groote onaangenaam heden daaruit behoeft te vreezeu. Toch is men in Amerika nog al verlangend te vernemen, of de hooge regeering de wet op het uitsteken van vlaggen, wimpels enz. waarop de plaatselijke overheid haar besluit grondde, ook voor de vreemde con suls van kracht zal verklaren. Wat de vlaggen-kwestie te Brgeida betreft, daaromtrent weet men, ge- looven wij zelf, nog niet recht, hoe men het ermee heeft. Volgens som mige berichtgevers, is de zaak van A tot Z een verzinsel; doch zij, die het eerst met dit sensatiebericht voor den dag kwamen, blijven er de waarheid van volhouden en weten nog al vrij omstandig te verhalen, hoe zich de zaak toegedragen heeft. Opmerkelijk echter is het wel, dat noch aan het Berlijnsche ministerie noch aan dat te Londen iets officieels hieromtrent bekendis. Wel verzeke ren de Berlijnsche dagbladen, dat Engeland het plan van von Bismarck, om zich vooral in Zuid-Afrika eenig koloniaal gebied te verwerven, met leede oogen aanziet, en zoowel auto riteiten als particulieren alles doen wat in hun vermogen is om de Duitschers, die zich aldaar neder zetten, te bemoeilijken. De Berlijn sche dagbladen bevatten allerlei beschouwingen, omtrent deze vijan dige stemming. Het gaat niet aan, om in alle werelddeelen uitsluitend het gezag van Engeland te erkennen. Trouwens, op deze wijze zou het koloniaal gebied van dezen staat, dat toch reeds zoo uitgestrekt is, weldra zoo groot worden, dat de besturing daarvan boven de krachten van dit rijk zoude gaan. In stede van een goed vriend aldaar tegen te werken, moest Albion zich veel eer verheugen over het feit, dat ook andere mogendheden zich op de edele taak van volksbeschaving gaan toeleggen, en alzoo Engeland indirect helpen, om zich in hare koloniën te handhaven. Waar zich een ander gevestigd heeft, zullen wij ons niet nestelen, zegt de officieuse pers; doch wij eischen dan ook, dat de gronden, waarop aanspraken op de souverei- niteit berusten, wat hechter zijn dan willekeur en ongemotiveerde heerschzueht. diend had. en tot zijn bedrijf als geschapen was; een paar nieuwe dienstmeisjes kwamen ook; een rij tuig, benevens de daarbij behoorende langbaardige koetsier daagden op, en op het plein achter «Koude-Steen» hinnikten voortaan een paar sier lijke paarden, onderwijl de heer Ar nold maar op zijne schoenzolen, of bij bijzondere gelegenheden met een huurkoets of vigelant, zijne plei- ziertochtjes deed. De betaling zijner schulden in Shet leven dat hij nu weer vol gens zijnen stand wilde voeren, zoo veel te meer, daar de barones nu hare verhuizing naar de residentie ten uitvoer bracht, veroorzaakten eene duchtige vermindering in zijne disponibele gelden. Daarom begon hij, na inzage van den inventaris, alle uitstaande vorderingen op te eischen en den handel op te geven. De noodzakelijkheid om zich prach tiger in te richten noodzaakte hem, Lord Northbrook, door de Brit-j sche regeering naar Egypte ge zonden om zich aldaar persoonlijk' van den stand der zaken te over-| tuigen en het kabinet van raad te dienen, hoe er gehandeld moet wor den, is reeds naar zijne bestemming vertrokken, waar hij binnen zeer korten tijd denkt aan te komen. Algemeen houdt men het er voor. dat deze zending voornamelijk ten doel heeft het laatste bewijs van zelfstandigheid, dat men den Khe dive nog gelaten had. weg te nemen. Engeland is verantwoordelijk voor den gang van zaken; welnu, dau zal Engeland ook regeeren. zoo denkt men vrij algemeen te Londen, en hiermede stemt zeker wel overeen het gerucht, dat er sprake zou zijn van het ontslag van Tewfik-pacha waarvan wij gisteren reeds spraken. Van de expeditie in Soedan zal het nu voornamelijk afhangen, hoe de zaken daarginds zullen loopen. Valt deze goed uit, dan is veel gewon nen, doch in het tegenovergestelde geval, is het voor goed uit met het prestige der Britsche regeering in de Nijl-Delta. De oorlog tusschen Frankrijk en China is, zoo verzekert de Lon- densche Times, thans een voldongen feit. De Pekingsche regeering heeft geweigerd elke schadevergoeding, hoe gering ook, te betalen voor den verraderlijken aanval bij Lang-Son, en het gevolg daarvan is, dat de Chineesche gezant, Li-fong-Pao, zijne brieven heeft gevraagd en zijn pas poort genomen, 't Zal er thans der halve voor de zooveelste maal in deze eeuw op losgaan, en het zal nu moeten blijken of China, door de nederlagen van vroeger geleerd, beter beslagen terugkomt. Uit alles wat echter zooal over den toestand der armee in den laatsten tijd is openbaar gemaakt, mag men dit echter niet aannemen. Evenals bijna alles, is men ook in de krijgskunde blijven staan; zoodat het voor eene goed geordende Europeesche armee niet moeilijk zal zijn, den drie- of viermaal sterkeren vijand te over winnen. Bovendien heeft Frankrijk het voordeel, dat hare vloot de voor naamste havens kan bezetten, zon der dat China zulks kan verhinde ren. Wij zouden ons zeer bedriegen, wanneer dit niet het eerste zal zijn en ook het voornaamste, wat er in dezen oorlog gedaan zal worden. Heeft China niet de vrije beschik king over hare uitvoerwegen, dan zal ze ten lang-e leste gedwongen wor den vrede te sluiten, ook zonder dat een enkele veldslag is geleverd. Of in dit geval de andere mogendhe den, die natuurlijk door zulk eene blokkade eveneens schade zullen lijden, daar niet tegen zullen gaan protesteeren, is eene andere vraag, welker beantwoording vooral zal af hangen van de Fransche diplomatie. De Parijsche organen bevatten nog herhaalde beschouwingen over het gebeurde met den journalist Olivier Pain, die, zooals onze lezers zich zullen herinneren, door de Brit sche autoriteiten verhinderd is in de uitvoering van zijn voornemen, om in het kamp van den Madhi zelf een kijkje te gaan nemen, ten behoeve van de lezers van zijn blad. Die beschouwingen zijn, zooals men begrijpen kan, niet van de vriende lijkste, en niet onduidelijk laten zij uitkomen, dat het er veel van heeft of de Britsche regeering het oordeel van een onpartijdig onderzoeker,over eene menigte oude voorwerpen, aan welke noch zijne lauwe herinnering, noch zijn smaak hem boeide, af te schaffen. Zoo kwam dan al het huisraad, den Moor en de mummie, onder de hamer. Schalm en Bleekman koch ten de meeste en beste voorwerpen, die aanstonds naar den winkel van den uitdrager gingen. De opruiming der zaken joeg intusschen Schuur man geweldig in 't harnas, die voor al zijne moeite in den dienst van den jongen heer gemeend had, van hem zeker wel den winkel met eenige jaren krediet over te nemen, om alzoo het winstgevende bedrijf te kunnen voortzetten. Eduard betoonde zich echter zoo weinig gevoelig voor het langere voortbestaan der firma, zoo ondenkbaar overschillig tegen over Schuurman, dat deze al zijne plannen zag den bodem ingeslagen. De winkelvoorraad en alle andere artikelen werden uitverkocht. In hare handelingen in Soedan schroomt. Wat hiervan waar is, weten wij niet; doch de regeering blijft onverbid delijk hij haar eens genomen besluit en verschuilt zich achter de bewe ring, dat de militaire en strategische belangen op dit oogenblik in strijd zijn met het verlangen der Parijsche pers om openbaarheid te geven aan alles wat er in Soedan voorvalt. De Duitsche politie, die. zooals men weet, een paar Fransche offi cieren gevangen genomen had. als verdacht dat zij in de nabijheid van C'obleuz de vestingwerken dezer stad in teekening brachten voor denFran- schen generalen staf, blijk zich thans eens deerlijk vergist te hebben. De beide gearresteerden waren voorzien van eene machtiging van het mi nisterie van oorlog om de oefenin gen van het Duitsche leger bij te wonen, terwijl de bewering, dat zij telegrammen in cijferschrift naar Parijs gezonden hadden, doodeenvou dig tot het gebied der fabelen be hoorde. Op last van hoogerhand zijn zij ook onder vele excuses onmiddel lijk weder op vrije voeten gesteld. Eéne proclamatiete Pretoria uitgevaardigd, kondigt de vestiging eener republiek van Boeren in het Zoeloeland aan. De geheele land streek wordt daarbij verklaard te staan onder de bescherming van den Transvaalschen Staat, terwijl Usi- bepo, de bekende bestrijder van Cetewayo wordt aangemaand zich te onderwerpen of het land te ver laten. Het is wel waarschijnlijk, dat dit Kafferhoofd niet onmiddellijk aan dit bevel zal gehoorzamen,zoodat men verwachten kan, dat een en ander weder tot vele schermutselingen aan leiding zal geven. Ongelukkig azen de Britsche zaakgelastigden op der- gelijken strijd, en zullen zij niet na laten een hernieuwd uitbreken van den oorlog te exploiteeren, ten einde de Engelsche regeering te overtui gen, dat zij niet beter kan doen, dan op nieuw hare opperheerschappij over dit gebied te doen gelden. Of men na de ondervinding der laatste jaren gemakkelijk tot dezen maat regel zal overgaan, valt te betwij felen. De Amerikanen weten, in af wachting van den eigelijken ver kiezingsstrijd, niets beters te doen, dan door onderling hunne kandida ten voor het presidentschap zoo zwart mogelijk te maken. Zij wroeten daartoe in het particuliere leven dier heeren, en halen oude koeien van voor jaren heen, te voorschijn om daardoor zonneklaar aan te toonen, dat de kandidaat der tegenpartij de achting van geen enkel fatsoenlijk man waard is, en het derhalve eene schande zou zijn, hem te brengen op den zetel in het Witte Huis. Voor den onpartijdigen toeschouweris deze taktiek walgelijk, doch zij leert ons, dat ook de politiek van het zoo zeer geprezen Westen niet altijd zui ver is. Had de jongste overmatige hitte in Zuidelijk Frankrijk weder eene vermeerdering ten gevolge van het aantal cholera-sterfgevallen; die ver meerdering is gelukkig gebleken niet blijvend te zijn. Langzamerhand machtelooze woede daarover liep Schuurman naar Schalm. Kon men dat ooit denken? hoe is dat mogelijk? heer Jonas! Die oude goede zaak vernietigd.... de waren voor een spotprijs weggege ven! Nu zie ik het eerst in, dat hij een verkwister, een schobbejak is, die nog als bedelaar uit «Koude- Steen» zal gaan! O, had de zalige dat vermoed, dan had hij andere snaren gespannenDan zou hij zijn ouden trouwen Schuurman den spijt bespaard hebben, dat nu alles naar den duivel moet. Ik bid u, om Gods wil, mijnheer Schalm! wat zegt u daarvan Wat ik daarvan zeg? Jonas neigde zijnen mond naar het oor van den kleinen boekhouder: Ik zeg, dat de oude trouwe Schuurman zulk een gemeene kerel is, dat, als die oude trouwe Schuur man niet maakt dat hij uit mijnen winkel komt, zoo sla ik dien ouden trouwen.... De boekhouder verdween spoor loos.... Wordt vervolgd.) daalt het sterftecijfer weer. Woens dag zijn er te Marseille 9 en te Toulon 3 zieken overleden in 24 uur. Die cijfers zijn zeker niet ver ontrustend. Het gerucht, dat in Mexico op last des presidents vier personen, Ramirez, Alejia en twee anderen van mindere bekendheid ter dood ge bracht zouden zijn, als beschuldigd van deelneming aan eene samen zwering tegen de regeering, wordt op de meest stellige wijze tegenge sproken. De zaak van de aange klaagden is nog bij hel mil. gerechts hof in onderzoek; toch is zeer goed mogelijk, dat dit onderzoek eindigt met eene schuldigverklaring aan hoogverraad. In ieder geval wordt er toch niet willekeurig gehandeld, zooals het eerste bericht zou doen vermoeden. Haarlem, 22 Augustus 1884. Donderdag is door den heer H. van Breemen, alhier, naar de ten toonstelling vervoerd eene verza meling, betrekking hebbende op de veenderij. Deze verzameling bestaat uit een laag veen, van den boven grond tot den kleibodem aan één stuk:gewone mengturf, machineturf, steekturf en turf-briquets, merk H. v, B. De geheele verzameling komt van veen uit den Midd. Akerpolder, onder Sleten. In de Revue Internationalehet nieuwe tijdschrift van Prof. Angelo de Gubernatis, wordt door den heer Charles Lucien, den medewerker voor Nederland, met geestdrift de arbeid en de persoon van onzen stad genoot W. Gosler besproken. Niet het minst geldt die lof het door dezen bestuurde blad De Leeswijzer, eene courant, waaraan men volgens den heer Lucien, in Holland drin gend behoefte had en die zich op de waardigste wijze hij Gosler's andere werken en uitgaven aansluit. Naar wij vernemen, schrijft het Vadbedroeg naar de aanvankelijk vastgestelde begrootingen voor 1885, het tekort voor dat dienstjaar 10 millioen gulden, doch is dit vervol gens na een aandraDg tot bezuini ging, van den Minister van Finan ciën uitgaande, tot drie millioen te ruggebracht. Reuter seint uit Singapore, van den 22en Augustus: Aan den Radjah aan Tenom is als ultimatum gesteld de bemanning der Nisero vrij te laten binnen den tijd van 14 dagen. Alle leden der bemanning zijn gezond. Ook de firma Catz Zoon, bitterfabrikanten en likeurstokers te Pekela, is door de jury der intern, tentoonstelling te Londen bekroond met de gouden medaille. Gistermiddag omstreeks vijf uur was iemand alleen aan het zeilen op het Y in een jacht. Door een kleine onvoorzichtige beweging ging het vaartuig zoover over, dat de man er uit viel en het jacht al heel spoe dig een eind ver wegdreef. Een schip persvrouw die het ongeval bemerkte, stelde dadelijk alles in het werk om menschen bijeen te krijgen die hulp zouden kunnen verleenen. De boot werd aan de Ruij terkade aan wal gebracht, doch het is nog niet ge lukt den man terug te vinden. Een schipper, liggende met zijn vaartuig in den Kloveniersburgwal bij de Staalstraat te Amsterdam, kwam Donderdagmiddag tot de ont dekking, dat men hem twee balen meel ontstolen had, terwijl hij in eene nabij gelegen tapperij een kop koffie was gaan drinken. Yan de da ders heeft men tot hiertoe nog niets vernomen. Aan den heer Der Kinderen, is opgedragen het schilderen van een groot schilderij, bestemd voor de kerk op het Begijnhof te Amster dam. Op een doek van niet minder dan elf meter lengte en twee meter hoogte, zal de Amsterdamsche Mira kel-processie worden geschilderd zooals zij, vóór de hervorming in de tweede helft der 16e eeuw, door de opepbare straten der stad trok. Gisteren morgen te zeven uur werd in het Vondelpark te Am-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1884 | | pagina 2