ceau, adjudant; ridder Huijssenvan
Kattendijke, nieuw benoemd kamer
heer, jhr. Van de Poll, ordonnance-
officier. en jhr. Gevers Deynoot,
referendaris bij 's Konings kabinet.
In strijd met hetgeen elders
omtrent de geprojecteerde tabaksbe
lasting wordt medegedeeld, kunnen
wij thans als zeker melden, dat de
Minister wenscht voor te stellen een
accijns van f 12 de 100 kilogram,
zoowel op inlandsche als op bui-
tenlandsche tabak.
Het ontwerp is echter nog bij de
ambtenaren van het ministerie in
studie en nog niet bij den Raad van
State ingeleverd.
Door den burgemeester van Am
sterdam zijn tot inspecteur van po
litie der 3de klasse aldaar benoemd
de heeren Wijnmalen en B. H. van
Prooijen, beiden thans onder-inspec
teurs van politie te Rotterdam.
Ouder gewoonte werd ook Woens
dag jl. de herinneringsdag van Alk-
maar's ontzet met opgewektheid door
klein en groot gevierd. Reeds vroeg
staken de vaderlandslievende burgers
de driekleur uit hunne woningen en
verkondigde de ongewone drukte
langs de straten dat er iets bijzon
ders op til was. Zij lieten dan ook
niat op zich wachten, de jeugdige
helden, die in den Hout bij zakloopen,
steenwerpen, koekhappen en derge-
lijken, elkanders krachten zouden
meten. Te 1 uur trokken zij in eene
lange rij, voorafgegaan door de mu
ziek der schutterij, ter kampplaats,
waar zij tot 5 uur toe onder de
blikken van het talrijk publiek hun
vaardigheid toonden. Des avonds
was er ditmaal geen tooneelvoor-
etelling of concert althans geene
die van de Ontvetvereeniging uitgin
gen doch bal, afgewisseld door
een paar tableaux vivants: 1. Alk-
maar's bangste dag, 2. Alkmaar's
zegepraal. Een vuurwerk besloot het
feest.
Een sergeant-majoor der vesting
artillerie te Helder, die eeaige dagen
geleden een schildwacht op post
des avonds beleedigde, zal daarvoor
voor een krijgsraad terechtstaan.
Men meldt uit Noordwijk, dat door
het subsidie van f 40,000 uit de ge
meentekas het tot standkomen van
den tramweg LeidenNoordwijk
a/Zee via Rhijnsburg verzekerd is.
Eergisterenavond is in eene te
Leiden liggende schuit ingebroken
en een bedrag van ruim 60 gulden
ontvreemd. De vermoedelijke dader,
de knecht des schippers, werd aan
gehouden. doch ontkende halsstarrig
het feit te hebben bedreven. Er
werd dan ook geen geld op hem
bevonden. Bij een deswege door de
politie ingesteld onderzoek werden
de aanwijzingen tegen den knecht
hoe langer hoe sterker, zoodat hij
ten slotte bekende den diefstal ge
pleegd, het geld gedeeltelijk ver
teerd en het resteerende verstopt te
hebben.
Woensdag legde de Delftsche po
litie de hand op de negen en vijf
tigjarige schoonmaakster J. T., wed.
J. de V.. wegens diefstal van on
derscheidene zaken uit het huis van
den heer T. aan het Oude Delft,
alwaar zij sedert eenigen tijd werk
zaam was. Achtereenvolgens waren
toeh door ha$r medegenomen twee
zijn voorkomen afgaande, hebben
veroordeeld.
Ongelukkigerwijs bedroog dit voor
komen niet. Evenwel niet omdat de
koddebeier inwendig slecht en ver
dorven was, maar hij had een ge
melijk, ijverzuchtig en opvliegend
karakter en buitengewoon hevige
hartstochten, die, eenmaal opgewekt,
hem tot alle buitensporigheden, ja,
tot alle misdaden kon aandrijven.
Sedert twintig jaar was Caillouët in
dienst van de Vezay en in weerwil
van dezen dagelijkschen omgang
welwillend van den kant des graven,
gevoelde de dienaar voor zijn heer
slechts een koele toegenegenheid,
een eng begrensde verknochtheid.
De graaf, die weinig studie van het
menschelijk hart had gemaakt, had
aan Caillouët zijn onverdeeld ver
trouwen geschonken en meende, dat
een warm hart en een grenzelooze
gehechtheid zich onder dit ruwe
uiterlijk verborgen.
neteldoeksche gordijnen, een linnen
voarschoot, vier handdoeken, luiers
en een steenen potje. Bij het onder
zoek dezer zaak kwam tevens aan
het licht, hoe bedoelde vrouw zich
reeds in verschillende huizen, waar
zij kwam werken, aan diefstal had
schuldig gemaakt. De omstandig
heid, dat men telkens de politie van
deze feiten onkundig liet, is dan
ook oorzaak, dat vrouw De V. zoo
lang haar winstgevend haadwerk
kon voortzetten. {D. C.)
Weder heeft een visscher te Per
nis zijn gezin en de gemeente ver
laten, zonder dat men weet waar
hij gebleven is.
De politie te Rotterdam heeft
Woensdagochtend aangehouden een
juffrouw, die er den laatsten tijd
haar werk van maakte menschen op
te zoeken, die een bordje hadden
uithangen met het opschrift «kamers
te huur.Bij die menschen deed zij
dan allerlei verhalen, om geld u.t
hunne handen te krijgen.
Het kostte heel wat moeite de
vrouw in handen te krijgen, daar
zij de politie telkens wist te ontwij
ken. Zij is naar Ylaardingeu over
gebracht, waar zij zich wegens han
delingen van gelijken aard te ver
antwoorden heeft.
Willem K., societeits- en hotelbe
diende, aan wien Maandag door den
heer F. in het Hötcl de Hollande aan
de Hoogstraat te Rotterdam een
bankbiljet van duizend gulden ter
wisseling was gegeven, en die dit
geld ^oor een groot gedeelte in ge
zelschap van een man en eene vrouw,
met wien hij een uitstapje naar den
Haag had gedaan, had zoek ge
maakt, werd, toen hij des avonds
te ruim 11 uren in een gesloten
laudauer, waarvoor één paard was
gespannen, met zijn gezelschap te
rugkwam, op de Schie aldaar aan
gehouden door den Rotterd. agent
van politie Th. Manders. Van het
geld was nog eene kleine f 500 over,
welk geld zich met eenige aange
kochte kostbaarheden en kleeding-
stukken gedeeltelijk in zijn bezit,
gedeeltelijk in dat van zijne reisge
zellen bevond.
K. was eerst sedert ruim zes weken
in genoemd hotel in dienst.
Een paar heeren hebben de wee
zen te Apeldoorn onthaald. Zij be
dachten het weeshuis met zes hazen,
1 mud aardappelen, mu(^ appe
len en 8 pond boter.
De gemeenteraad van Brielle heeft
besloten de bestaande stadsbank van
leening tegen 1 Nov. aanstaande op
te heffen.
Men meldt uit Breda:
In den laatsten tijd is door de
suikerfabrieken, kunstwolfabriek en
andere het water zóó bedorven, dat
duizenden visschen sterven en rond
drijven, en de brouwerijen andere
waterbronnen hebben moeten zoe
ken. De doode visschen worden met
manden vol opgeschept, uitgezocht
en verkocht. Wat zullen hiervan de
gevolgen worden?
Eergisternacht brandden te Tege-
len de twee huizen van Tneod. Jan
sen en J. Joosten door een onbekende
oorzaak af. Van den inboedel kou
om zoo te zeggen niets worden gered,
daar de bewoners zich moesten haas
ten om uit de brandende gebouwen
Aan deze overtuiging was het toe
te schrijven, dat de koddebeier zich
het voorwerp zag van talrijke on
derscheidingen van wege zijn heer.
Dit had zeer den naijver der andere
bedienden van het kasteel, opge
wekt.
Het gezamenlijke dienstpersoneel
verfoeide den koddebeier, ten eerste
en bovenal, omdat hij was, of men
meende dat hij was, de gunsteling
van den heer en vervolgens wegens
zijn ongezelligheid en zijn ruwheid
van manieren. Een pikeur onder
anderen had hem een grenzeloozen
afkeer toegezworen, dien hij zooveel
mogelijk verborgen hield, want de
koddebeier boezemde hem evenveel
schrik als haat in.
Sedert den dag, waarop hij na
een korte woordenwisseling eenige
zweepslagen van hem had ontvan
gen, was zulks in den hoogsten
graad toegenomen. Deze pikeur
heette La Ramée.
te geraken. Alles was verzekerd,
behalve van één inwoner, die veel
aan geldswaarde en geld bij de ramp
verloor.
Men meldt uit Leeuwarden
Door den heer Herm. van Gelder,
mil. apotheker 1ste klasse, en G. B.
Schmidt, civiel apotheker, zijn sedert
1 Januari 1880 onderzocht 223 moa-
sters regenwater; hiervan werden
slechts 58 of 26 pCt. onvoorwaarde
lijk goedgekeurd, terwijl de overige
165 meer of minder verontreinigd
waren. Bij dit onderzoek is gebleken
dat aanwezig islood in 43, lood en
zink in 54, zink in 28, veel gips in
12, grond- of rioolwater in 15 water
monsters, terwijl alcalisch reageer
den 13 monsters.
In 't dorp Langedijke (Fr.) ia
door de toepassing der drankwet
geen tapperij meer.
Maandag vonden twee jagers in
de nabijheid van Stiens een haas in
zijn leger, die trots al hunne pogin
gen, zijn ligplaats niet verkoos te
verlaten. Toen eindelijk een der hee
ren den voet op het dier zette, sprong
de haas op («een meter hoog» heette
het in jagers-latijn!) en trachtte zich
door de vlucht te redden, waarin
hij echter door het wisse schot van
een der zonen Nimrods werd ver
hinderd.
GEMENGD NIEUWS.
Zekere Louis R., die zijne te
Parijs wonende ouders, omdat zij
niets beters met hem wisten aan te
vangen, naar het oorlogsschip had
den gezonden en van wien zij ge-
ruimen tijd niets meer hadden ver
nomen, kwam op zekeren dag on
verwachts terug in de ouderlijke
woning. Met niet weinig trots droeg
hij het lint der militaire medaille
in het knoopsgat en liet hij zijn
vader het boekje zien, waarin de
door hem in Tonkin bedreven da
den stonden vermeld. Daaruit bleek,
dat hij eerst tot onderofficier en
daarna tot onderluitenant titulair was
bevorderd. Zijn vader was natuurlijk
niet weinig in zijn schik, dat zijn
zoon eindelijk op den goeden weg
was geraakt, en hij ried hem dan
ook aan, de met zoo goed gevolg
begonnen militaire loopbaan te blij
ven volgen, waarop de brave jongen
antwoordde, dat het hem verdroot
zoover van zijne ouders te leven en
dat hij daarom liever een betrekking
op een kantoor zocht, die hij met
zulk een paspoort en dan de medaille
wel vinden zou.
Inderdaad vond hij spoedig een
plaats bij een groote administratie,
maar even spoedig had hij in de
buurt verscheidene oplichtingen ge
pleegd. Terzelfder tijd ontving de
politie van 't Ministerie van Marine
het signalement van Louis R., ge
woon marinier, die voor eenige
maanden was gedeserteerd en zieh
waarsohijnlijk te Parijs ophield. De
ouders kregen nu bezoek van een
commissaris, die hun mededeelde,
dat hun zoon noch gedecoreerd, noch
onderofficier, noch onderluitenant-
titulair was, en nooit in Tonkin
was geweest. Louis R. was eenvou
dig naar Parijs gegaan, waar hij
van diefstal had geleefd en onder
een valschen naam zelfs tot drie
maanden gevangenisstraf was ver
oordeeld.
Na zijn ontslag uit de gevange-
HBT HUWELIJK.
Langen tijd vóór de gebeurtenis
sen plaats vonden, die in de vorige
hoofdstukken zijn verhadld liet de
Vezav eens vroeg in den ochtend
Caillouët weten, dat hij van plan
was zijne bosschen in oogenschouw
te nemen en hij zich derhalve
moest gereed houden hem te ver
gezellen.
De koddebeier nam zijn karabijn
mee, en wachtte de bevelen van
den graaf af.
De Yerzay verliet met Caillouët
het park, en legde het er op aan,
dat zij naast elkander gingen, door
dien hij zijn meening wenschte in
te winnen omtrent een nieuwe me
thode.
Zoo bezocht de graaf met den
koddebeier eenige uren lang de
nieuw aangelegde werken, en de
Vezay keerde weder naar het kas
tel terug, doch langs een anderen
nis had hij het mooie paspoort ver
vaardigd.
De deserteur-falsaris-dief is in
hechtenis.
Welk een ontgoocheling voor de
ouders
De jachttijd, welke is aange
broken, geeft vooral drukte aan de
Fransche spoorwegstations.
De drukte brengt echter nog al
eens verwarring.
Bij voorbeeld:
De trein is aangekomen. Honder
den spoeden zich naar het bagage-
bureau.
Welk nommer, mijnheer?
46.
No. 46!! Hé daar! No. 46
wordt gevraagd!
Het wil niet uit den wagon,
roept men uit de verte.
Hoe zoo: het wil niet uit den
wagon vraagt de eigenaar aan den
employé, die 't dichtst bij hem staat,
't Is een mand met tuingereedschap.
Ze zal misschien vastgeklemd
zitten, antwoordt deze Hei
Jules. Hij 'm?
Zoo'n koppig ding heb 'k nooit
gezien, roept Jules van ginds.
Een koppige mand?
Wat een mand?
Wel ja! No. 46.
Neen. No. 46 is een kalf!
Maar 't moet een mand zijn,
schreeuwt de eigenaar bijna hopeloos.
No. 46 is een kalf, roept Jules,
't Is mijn schuld niet dat 't een kalf
is. Ge hebt N». 46 Vooruit met
't kalf!
Een ander:
Een zenuwachtige oude dame tot
een employé:
Ik vraag je geen naaimachine!
Ik vraag je een hondje, hoor je,
mijn hond en zijn nestO'k had
beter gedaan, Fido maar bij mij in
den wagon te nemen.
De beambte gemoedelijk:
Mejuffrouw, gii vraagt No.
596. Hier heb je 596. Een
naaimachine! Kan ik het helpen.
Kom! 'k Nam ze maar aan. En wat
een goeie hoor! Ziehier: Medaille
op de groote expositie te Rouaan;
kijk, zelfs een gouden. SapristiWil
u een commissionair om ze te dragen
FidoFidoroept de dame uit
al haar macht, fluit en doet: Pst!
Pst! Pst!
Op dat roepen komt destation
chef aanloopen.
Vreeselijk misbaar van de dame.
Fido, mevrouw?
Ja, Fido! waar is hij?
Er zijn geen nommers meer
over, zegt de chef.
Maar FidoFidowaar is Fido
Hebt u hem aangegeven?
Ja! hij en zijn nest.
En met zijn nest?
Ja, Ja
De station-chef met 'n uitdruk
king van gezag op 't gelaatEr
zijn geen nommers meer. Dus, laat
eens zien hoe laat is 't? 11.15. Dan
is Fido nu nu zoowat te
Marseille
De oude dame valt in onmaGht.
VARIA.
Overredingskunst. AgentMijn
heer, ik moet u zeer op het hart
drukken, neem een Levensverzeke
ring; denk aan uw gezin.
Koopman: Neen, dank je, ik heb
dat van anderen gezien. Die betalen
20, soms 30 jaar en langer de pre
mie en geven bij slot van rekening
meer dan later ontvangen wordt.
weg, terwijl hij er voor zorgde dat
zij onder het praten op zeer gerin
gen afstand van het huisje van Su-
zanna, eene pachtersweeze, genaderd
waren.
Wij zullen later zien welke ge
heime bedoelingen de graaf daar
mede had.
Zoodra Caillouët deze kluis in
het gezicht kreeg, viel zijn bezorgd
heid meer en meer in het oog, zoo
althans kwam dit den graaf voor,
die dien indruk reeds te voren be
rekend had.
Suzanna kwam niet te voorschijn.
De deur werd niet geopend.
Toen zij het huisje voorbij waren
wendde Caillouët eenige malen het
hoofd om, waarschijnlijk in de ver
onderstelling dat het geluid van
voetstappen op het krakende hout
de aandacht van het jonge meisje
zou gaande gemaakt hebben, en zij
zich op den drempei zou vertoonen.
Doch dit gebeurde volstrekt niet.
AgentJawel, maar me lieve me
neer, u vergeet heelemaal dat u ook
't geluk kunt hebben, 't éérste jaar
al te overlijden!
Klein behuisd. Pa is het waar,
wonen er ook menschen op de
maan
Ja, ventje, dat vermoedt men!
Wat zal het er dan eene vree-
selijke herrie en gedrang wezen als
het halve maan is!
Bij een kapper.
Klant (die mooi door zijn haar
begint te groeien): Je mocht me
wel half geld rekenen, er valt haast
niets meer te knippen.
Chef. Integendeel, mijnheer! Wan
neer we moeten beginnen naar de
haren te zoeken, rekenen we
dubbel!
Monoloog van een lid van de natte
gemeente. Merkwaardig hoe lan
ger men in de sociëteit zit hoe
moeilijker men kan loop en.
Medisch advies. Eene oude juf
frouw, die om 'u haverklap den dok
ter liet roepen, werd nog al eens
door droomen gekweld en was daarbij
niet vrij van bijgeloovigheid. Op
zekeren dag ontbood zij haar arts
en zeide dat zij verleden nacht in
haar droom heur grootmoeder ge
zien had, die sedert eenige jaren
doed was en vroeg wat hiervan de
reden kon wezen.
Dokter {ernstig.) Wat hadt u
's avonds gegeten?
Jufrouw. Een zacht broodje
met een stukkie koek.
Dokter. Zoo! Welnu als u van
avond twee zachte broodjes eet met
twee stukkies koek, dan zult u je
grootvader er bij zien.
Mensch en dier. De mensch
staat, wat begrip betreft, ver boven
het dier, pleegt men zich gaarne
wijs te maken. Maar er is soms üet
een en ander, wat hieraan zou doen
twijfelen. Het paard voor den tram
bij voorbeeld pleegt vrij wat beter
naar de schel te luisteren, dan bij
menig dienstmeisje het geval is.
Veilige oprechtheid. «'t Is een
infame leugenaar. En ik heb het
hem gezegd ook!»
«En heeft hij zich dat zoo kalm
laten aanleunen? Je hadt best een
pak slaag kunnen oploopen!»
«O neen! Ik heb het hem gezegd
door den telefoon!»
Een onmogelijheid. Een reken
meester kan onmogelijk verliefd zijn.
Reeds bij de eerste grondstelling
der liefde: «Ik en gij zijn één,»
moet hij bedenkelijk het hoofd
schudden.
Uit een proces-verbaal. De be
schuldigde is schoenmaker, hij is
gehuwd, en heeft geen vermogen;
aan andere misdaden heeft hij zich
niet schuldig gemaakt.
KOLONIËN.
BATAVIA, 6 Sept.
Volgens het B. H. is bij goever-
nements besluit bepaald, dat de zoo
genaamde Atjeh-toelagen ook weder
zullen worden toegekend aan on
derofficieren en mindere schepe
lingen van Zr. Ms. zeemacht, ver
toevende in de wateren van Atjeh.
De graaf zeide zoo terloops tot
zijn medgezel: Waarom kijkt ge
toch zoo in het rond. Caillouët?
Ik, mijnheer de graaf? vroeg
de koddebeier verrast.
Ja gij.
Volstrekt niet, mijnheer de
graaf.
Waarom keert ge u dan ook
telkenmale om? Zoudt gij een ree
bok in het struikgewas hebben op
gemerkt
Wel neen, mijnheer de graaf;
ik heb noch hert noch ree bespeurd.
De Vezay wilde niet verder aan
dringen, doch hij vroeg:
Caillouët, aan wien behoort
toch die hut daar links?
Zij behoorde aan een uwer
houtvesters, mijnheer de graaf,
antwoordde de koddebeier.
Zijn naam?
Vader Guillot.
{Wordt vervolgd.)