De Viering van het 50D-jarig bestaan
der Universiteit van Heidelberg.
Postkantoor te Haarlem.
opgespoord en hun het kind ont
nomen. De eenvoudige lieden waren
inderdaad in de meening, dat het
hun kleinkind was.
Woensdag in den vroegen mor
gen zijn te Hunsel, in Limburg,
ongeregeldheden voorgevallen tus-
schen eenige ingezetenen dier ge
meente. Door de maréchaussées zijn
drie personen aangehouden en naar
de celgevangenis te Roermond ge
bracht. Een dezer, een oude man,
die twee schoten bekomen had,
bloedde hevig aan de rechterhand
en in het gezicht. Het schijnt ech
ter dat hij de hoofdschuldige is.
Een nader onderzoek is bevolen.
Zooals bekend is wordt van
alle registers van den burgerlijken
stand een dubbel gehouden, dat ter
griffie van de arrondissements-recht
bank wordt overgebracht. Nu werd
bij een brand, die in het jaar 1860
in het gebouw der arrondissements
rechtbank te Maastricht gewoed
heeft, het dubbel van onderscheidene
registers een prooi der vlammen.
Tot heden is men echter in gebreke
gebleven een nieuw dubbel aan te
leggen, zoodat, mocht onverhoopt
het stadhuis te Maastricht een ge
lijke ramp treffen als het gebouw
der rechtbank, aldaar de wettige
bewijzen voor de gesloten huwe
lijken, welke in die registers voor
komen, niet te leveren zouden zijn.
Men mag zich dan ook wel ver
wonderen dat niet reeds voorlang
tot den aanleg van een nieuw dub
bel is besloten.
De luchtreiziger Tuhles, nietLhoste,
is, na te Leeuwarden Dinsdagavond
te ruim 9 uren te zijn opgestegen,
te 10 uren met zijn ballon neerge
daald tusschen Fernewoude enOude-
ga, waar hem door eenige landlie
den bereidvaardig hulp werd ver
leend.
Volgens den luchtreiziger heeft
hij ditmaal de aanzienlijke hoogte
van 2500 meter bereikt.
GEMENGD NIEUWS.
Er is sprake van het maken
van een spoorweg-tunnel onder de
Sont tusschen Kopenhagen en Malm-
öe, 12 kilometer lang. De kosten
zouden 15 millioen bedragen. Het
plan gaat uit van den ingenieur
De Rothe, die te Panama onder De
Lesseps werkzaam was. Zweden
schijnt niet ongenegen tot de uit
voering over te gaan. Denemarken
echter is minder goed gestemd.
Voor het verkeer tusschen Zweden
en het vasteland zou de tunnel veel
waarde hebben.
Een tragisch-comische geschie
denis vertelt de Deutsche Ztg. van
St. Petersburg:
«Zielsvergenoegd kuiert een boertje
langs den weg van Klin naar Dmit-
rov, met een mooien nieuwen bijl
in den gordel.
Daar ziet onze wandelaar plotse
ling, weinige schreden voor zich uit,
aan een der boomen langs den weg,
een man hangen.
Het boertje bedenkt zich niet
lang, grijpt naar zijn bijl en hakt
den lagen tak, aan welken de man
hangt, af. Deze valt op den grond,
zijn redder bevrijdt hem van den
strop en de man komt langzamer
hand weer tot bezinning.
Nauwelijks echter haalt hij weer
adem. ot woedend vaart hij tegen
zijn redder uit, daar deze hem in
het leven heeft teruggeroepen, dat
hem een last was. Als het boertje
ook wat in het midden wil brengen
wordt het nog slimmer; de andere
grijpt hem aan, geeft hem een
duchtig pak slaag en maakt daarna
dat hij weg komt. Het boertje echter
blijft peinzend staan en houdt diep
zinnige beschouwingen over de ver
dorvenheid der menschen.
Daar komt een «Urdjanih» aan
gereden, bemerkt den afgehouwen
tak, het boertje met zijn bijl boven
dien en zet dientengevolge zijn ge
zicht in den vereischten plooi.
De hals doet hem het verhaal
van den man aan den boom, de
dienaar der wet gelooft er evenwel
geen woord van en neemt den goed-
hartigen sukkel in arrest als een
op heeterdaad betrapten houtdief.
Zoo kan het een armen ongeluks
vogel vergaan.
Te Nantes is brand ontstaan
in een tuis. Het vuur had weldra
de trap naar de bovenverdiepingen
bereikt, zoodat er aan ontvluchten
van die zijde niet te denken viel.
Noodlottig waren de gevolgen van
dien brand. Eene moeder, ziende
dat er voor haar geen redding mo
gelijk was, wierp haar 3jarig doch
tertje uit het venster, in de hoop
dat het op die wijze behouden
mocht worden. Het kind heeft door
den val zich zoo erg bezeerd dat het
leven er wel mede gemoeid zal
zijn. De moeder is in de vlammen
omgekomen, en met haar nog 4
personen.
Het Neue Wiener Alendll.
van Odessa bericht het ontstaan
eener afschuwelijke godsdienstige
secte in Rusland.
Deze secte huldigt het beginsel,
«dat het een zonde is, den mensch
aan lichamelijke pijnen lijdende te
laten,» en gelukt het één harer
leden bij een zieke door te dringen,
zoo wordt de ongelukkige onver
biddelijk verworgd.
Het bestaan dezer secte werd
voor korten tijd door een jongen
boer uit het goevernement Sacatov
verraden.
De moeder zijner zieke vrouw
en eene tante van deze, beiden tot
de barbaarsche secte der worgers
behoorende, hadden, gedurende zijne
afwezigheid, de arme in de woning
der eerste overgebracht, alwaar zij
den rooden dooi zou worden gewijd.
Toen de man terugkeerde, ver
nam hij de ontvoering zijner vrouw
en zoo snel hij kon, haastte hij
zich naar het dorp, waar zijn schoon
moeder woonde, ongeveer drie uren
van zijn woonplaats verwijderd.
Hij kwam nog juist bijtijds.
Zijne vrouw lag gebeel schoonge-
was6chen en in sneeuwwit linnen
gehuld op een praalbed.
Toen de man de kamer binnen
trad, was er, behalve zijne vrouw
op het praalbed, geen levende ziel.
Hij trad op het praalbed toe, scboof
het linnen wat weg en zag nu het
doodsbleeke, vermagerde gezicht
zijner vrouw, die scheen te slui
meren. «Achsinschal» riep de jonge
man halfluid. De zieke i-loeg de
oogen verwonderd op en r-prak
«Droom ik? Hoe komt ge hier
Semen
«Waar zijn moeder en tante?»
vroeg de boer. «Die hebben mij
gewasschen, in 't wit gekleed en
hier neergelegd; toen zijn zij iu
de andere kamer gegaan, zeggende
dat zij voor mijn zielsheil gingen
bidden. Ik voel mij echter zoo naar,
dat ik dezen nacht zeker sterven zal.»
Den man kwam dat alles zeer
verdacht voor en hij besloot bij
zijne zieke vrouw te blijven en af
te wachten de dingen die komen
zouden. Hij troostte zijn vrouw,
verstopte zich dan achter de kachei
en hield zich daar zoo stil als een
muis.
Kort daarop hoorde hij iemand
binnenkomen en de deur achter
zich sluiten. Hij keek uit zijn schuil
hoek en zag bij het zwakke ver
schijnsel van een olielampje een in
*t bloedrood gekleeden man met een
kussen van dezelfde kleur in de
handen op het praalbed toegaan.
Op hetzelfde oogenblik hoorde hij
ook zijne vrouw angstig steunen.
Snel sprong hij achter de kachel
weg, wierp zich op de roode ge
stalte en smakte haar tegen den
grond. Dan kwam hij zijne vrouw
ter hulpe, terwijl de indringer
maakte dat bij weg kwam.
Op het leven kwamen de beide
vrouwen toeloopen en waren niet
weinig verbaasd, bij de zieke in
plaats van den rooien dooi ge
lijk men de worgers noemt de
echtgenoot te vinden. Wat er ver
der gebeurde, is licht te begrijpen.
De boer nam zijne vrouw mee naar
huis en deed van het voorval aan
gifte. De politie nam niet slechts
de bende Megere's gevangen, maar
ook meer dan 40 andere leden
dezer secte en leverde hen aan het
gerecht over. De jonge vrouw is
intusschen weer gezond en wel.
Gelijk de Temps uit Rio de
Janeiro verneemt, is de geestdrift
der Brazilianen voor Sarah Bern
hardt aanmerkelijk bekoeld sinds
haar twist met mile Noirmont. De
mishandeling dezer artiste bracht
haar in aanraking met den rechter,
dien zij wegens zijn omslachtige
wijze van handelen onmiddellijk
voor een «idioot» uitmaakte. We
gens deze beleedigiDg van den ma
gistraat heeft de politie Sarah
Bernhardt verboden de stad te ver
laten. In de hoofdstad zelve peelt
de Fransche actrice nu voor half
volle zalen, maar te St. Paul, een
stadje in de nabijheid van Rio, be
haalde zij een schitterend succes.
Eenige inwoners spanden de paar
den af van haar rijtuig en trokken
het zeiven door de straten, waar
eerebogen waren opgericht. Zelfs
voegt de berichtgever er bij, dat
eenige harer bewonderaars hun
jassen uittrokken en deze op den
grond spreidden, toen Sarah haar
hotel zou binnen gaan.
Woensdag ten 9 ure begon de
groote kerkgang naar de H. Geest
kerk, alwaar professor Cuno Fischer
de offlcieele rede hield op dezelfde
plek, alwaar 500 jaren geleden de
eerste Heidelberger rector, Marsilius,
de inwijdingsrede heeft gehouden.
Geheel Heidelberg was reeds vroeg
op de been, en dicht opeengedron
gen stond de volksmenigte langs
den weg, dien de stoet zou nemen.
Eindelijk kwam deze uit het uni
versiteitsgebouw. Voorop gingen
groepen studenten met de pedels.
Daarop volgden de prorectorde
commissie uit den academischen
senaat; de buitenlandsche deputa-
tiën, waaronder eenige in prachtig
antiek gewaad; de gezamenlijke
vertegenwoordigers der Duitsche
geleerde instellingen; de Heidel-
bergsche universiteit, in groepen ge
rangschikt naar de faculteiten, en
ten slotte weder studenten. De stoet
ging voorwaarts onder de muzikale
tonen van antieke marschen. Na
dit belangwekkende schouwspel
waarbij - men een aantal hoogbe
jaarde geleerden zag, volgde de
plechtigheid in de kerk. Na eene
prachtige uitvoering van Handei's
«Halleluja» trad prof. Fischer op.
De begaafde spreker gaf in breede
omtrekken eene schets van de ge
schiedenis der feestvierende univer
siteit. onder geniale toelichting van
de groote staatkundige en weten
schappelijke bewegingen, die zich
gedurende dat vijftal eeuwen in het
christelijke Westen hebben vertoond.
De rede duurde ongeveer drie uren.
Het hof en de Duitsche kroonprins
woonden de plechtigheid bij, die
met de koormuziek van Mendels
sohn's «Lobgesang» werd gesloten.
Aan de gehouden redevoeringen
worden nog belangrijke gedeelten
ontleend
De groothertog van Baden, bij
het feestmaal in het Museum een
feestdronk instellende op keizer
Wilhelm, zeide onder anderenWij
hopen, dat het nieuw gevestigde
Duitsche Rijk de macht zal bezitten
om den wereldvrede duurzaam te
verzekeren. Wij zien daarom dank
baar naar het opperhoofd van het
Duitsohe Rijk, niet enkel als drager
van de Keizer.-kroon en van de
macht des Rijks, maar ook, dewijl
wij in de eerbiedwaardige persoon
lijkheid des keizers alle hoedanig
heden vereenigd zien, welke buiten
de grenzen des Rijks vertrouwen
kunnen inboezemen. Ik houd mij
overtuigd, dat gij allen in de hoede
des Keizers den vrede, welke de
welvaart der volken en hunne gees
telijke en stoffelijke belangen be
vordert, veilig acht.
De Duitsche kroonprins zeide in
zijnen dronk op den groothertog,
bij het feestmaal in het Museum:
De plek, waar ik thans sta, maakt
mij het uitspreken mij" er gevoelens
gemakkelijk. Want aan deze hoo-
gescbool hebben de verschillende
Duitsche stammen door hunne zo
nen, welke hunne opleiding hier
ontvingen, eenen geestelijk'-n band
gelegd, die voor de toekomst van
hooge beteekenis moest zijn. De
geest, welke zioh van hier verspreid
de, was in den waren zin des woords
belichaamd in den persoon des
groothertogs. Mijn Huis is aan de
Duitsche vorsten onvergetelijken
dank verschuldigd, dewijl zij een
maal, door eenen mond die thans
helaas voor altijd gesloten is, mijn
Huis de keizerlijke waardigheid
hebben aangeboden. Maar met diepe
aandoening denk ik aan den door-
luchtigen vorst, die aan dat woord
de eerste levendige uitdrukking
schonk. De groothertog leve!
In weerwil van alle drukte
en gedraDg is alles zonder den min
sten wanklank en zonder eenig on
geval afgeloopen.
Een Saterdagavond-scène.
't Is Zaterdagavond half elf.
Rumoer doet zich uit ginds huis
hooren. 't Is een kroegop de groe
ne horreljes achter de ramen leest
men met groote witte letters, links
van de voordeur: Tapperij en slij
terij, rechts daarvan: Wijn bier en
likeuren.
Het schijnt er daar binnen woest
naar toe te gaan; enkele dronke
mansstemmen heffen een schor ge
zang aan, of liever een luid ge
schreeuw; waarbij het refrein«Wij
gaan nog niet naar huis,» het luidst
wordt uitgegild.
Twee schamel gekleede vrouwen
loopen ongeduldig vóór de deur op
en neer; van tijd tot tijd trachten
zij, door een reet van de deurjalou-
siën, waar te nemen, wat daar bin
nen voorvalt; dit schijnt echter niet
al te best te gelukken, want telkens
geven zij 't na een oogenblik turens
op en hun spijtig gelaat geeft dan
genoeg te kennen, dat zij teleurge
steld zijn. Beurtelings leggen zij
het oor tegen het sleutelgat, en dit,
zoo 't lijkt, met beteren uitslag,
want diegene wier beurt het is,
doet dan de andere fluisterend eenige
mededeeling over 't geen daar bin
nen voorvalt.
«Mie» zegt zachtjes, zij, die op
dit oogenblik de beschreven houding
heeft aangenomen.
«Wat is 't Ka?«
«Jan bestelt ai weer zeven halve
maatjes; 't is toch wat te zeggen,
dat ik daar nou maar niks aan doen
kan; daar gaan nou de centen, die
ik zoo noodig heb voor me huis
honden, nou verzuipt hij al zijn
geld met die klaploopers en moet
ik maar weer zien, hoe ik de week
doorspartel; ik wed dat er van z'n
heele weekhuur geen rijksdaalder
overschiet en dat voor z'n vijfen,
daar mot ik dan de huur van be
talen, en de bode zijn fondsgeld
geven, en van 't geen er overblijft
motten wij dan leven. Ze jij daar
kans toe? Als ik nog niet nou en
dan eens een schoonmaakhuis had,
en de goede menschen mij niet eens
wat toestopten, dan waren wij al
lang vvan den honger, wil je
dat wel gelooven, Mie?»
«Nou en bij mijn dan, ik kreeg
verleden week, toen me vent voor
't eerst weer werk had, hij had in
ruim een verreljaars geen cent ver
diend (hoe ik er door gekomen ben
weet ik nog niet) maar even vijf
en veertig stuivers, en ik weet toch
van z'n baas, dat hij drie rijksdaal
ders verdiend had, en toen ik er
wat van zei, moest ik nog gauw
maken, dat ik weg kwam anders
kon ik nog klappen toe krijgen,
want hij had een leelijk borreltje
op, en dan is bij valsch hoor:»
«Zeg Mie, ik gelovf waarachtig
dat ze nog ruzie krijgen ook, de
een zegt dat de ander uit zijn glas
gedronken heeft. Ojé, dat loopt
mis. wat ik je zeg.»
Een luid gerinkel van brekend
glaswerk deed zich op dat oogen
blik daar binnen hooren, er schenen
verscheidene glazen tegelijk gebro
ken te worden, het schorre gezang
had opgehouden, men vernam nu
luid getwist en op eens hoorde men
een woeste stem boven allen uit:
«Laat me lost zeg ik je of je zal
wat anders beleven, losl of ik sla
je met die kruik de hersens in.»
Beangst en verschrikt, waren de
vrouwen maar juist tijdig genoeg
op zijde gestoven, want op dit oogen
blik, werd de ruit van de voordeur
verbrijzeld en vloog een steenen
kruik strijkelings langs hen heen,
vlak tusschen hen beide in. Onmid
dellijk daarop werd de deur met
geweld geopend en verscheen er
een zestal dronken kerels, die een
ander in hun midden voerdendeze
had een bloedend aangezicht. Zijne
kleeding was vreeselijk gehavend
en gescheurd, hij scheen in een
staat van buitengewone dronken-
manswoede en was woest als een
wild dier. De anderen hielden hem
met geweld vast en hij kreeg me
nige duw en stomp. «Jullie zijn»
en dan volgde er eene reeks scheld
woorden die ik u sparen zal «is dat
mijn dank voor al die slokkies,»
brult hij.
Nu dringt de vrouw, die wij daar
straks als Ka hebben leeren ken
nen naar voren, door de menigte
nieuwsgierigen, die in een oogwenk
zich hadden verzamald, om van het
woeste tooneel te «genieten,» heen,
en op 't gevaar af, van onder den
voet te geraken, midden tusschen
de heen en weer zeilende dronke
mansbende in, grijpt den woedende
bij den arm en zich tot de anderen
wendend, roept zij uit: laat me vent
loopen, laat hem gaan, zeg ik.»
Op zachteren toon spreekt zij nu
tot haar man: «kom Jan, ga nu
mee naar huis,» en opnieuw tegen
de anderen uitvarend «jullie mos
ten je schamen, om me man zoo te
mishandelen, eerst zuip je zijn cen
ten op en dan sla je hem op zijn
sm
Bij het zien der vrouw laten de
mannen Jan al spoedig los, zód
dronken zijn zij nog niet of zij
schamen zich voor die vrouw. «Laat
hem maar met zijn wijf naar huis
gaan, zegt er een. «Ja, ja! schreeu
wen een paar anderen, laat hem
nou maar gaan.»
Maar Jan, eenmaal van zijne
aanvallers ontslagen is te dronken
en te razend om nu niet op zijn
beurt aanvaller te worden. Hij vliegt
met gebalde vuisten op den hoop
in en deelt in 't wild enkele sla
gen uit, die ik geen mijner lezers
toewensch.
Nu keeren zich natuurlijk allen
op nieuw tegen hem en hij zou
waarschijnlijk van eene ongelukkige
reis zijn tehuisgekomen, toen eens
klaps de kreet weerklonk «Politie.»
Inderdaad daar kwamen een drie
tal agenten aan; terstond zagen
dezen dat er een meer dan onge-
lijken strijd werd gestreden, in een
wip was Jan ontzet, maar tevens
«ingerekend.» Ook een paar der
anderen ondergingen hetzelfde lot,
dezen echter giDgen rustig mede,
maar Jan liet zich sleepen en dat
moest zijne arme vrouw lijdelijk
aanzien.
Wel een treurige Zaterdagavond
voor haar. R.
ONDERWIJS.
Bedankt voor de benoeming tot onderwij
zer aan eene bijz. school voor u. 1. o. te
Haarlem door den heer T. N. van Santen,
te Rotterdam.
De Staatscourant* bevat een lijst van
gemeenten aan welke een rijkssubsidie zal
worden verleend voor de behoorlijke inrich
ting van haar lager onderwijs en de grootte
dier subsid en.
LETTEREN EN KUNST.
De heer Charles Smulders, muziekleeraar
te Maastricht, heeft bij den wedstrijd van
het koninklijk conservatoire te Luik, de gou
den medaille voor pianospel behaald.
In het //Militair Blad* wordt een be
roep gedaan op de musici, ten einde de mu
ziek voor zang te leveren van het lied //Nog
niet ontaard*, van den heer D. M. Maal-
drink, te Twelloo.
Gelijk bekend is, werd in dat blad eenigen
tijd geleden eene uitnood.ging gedaan, om
aan onze soldaten een geschikt lied te be
zorgen, dat zij op hunne marschen zouden
kunnen zingen
Door genoemden schrijver werden twee
liederen ingezondenzijnde het bovenver
melde, en //Steeds vroolijk*, hetwelk op ver
dienstelijke wijze op muziek is gezet door
den heer J. H. Houck, te Deventer.
Onze stadgenoot, de heer Adolf Yan
Dijk, kunstschilder, is naar Valkenburg ver
trokken om daar en in eenige andere stre
ken van het Geuldal, schetsen te maken
voor #De Katholieke Illustratie Na het
Geuldal zullen eenige andere schoone pun
ten van ons land door den heer Van Dijk
met hetzelfde doel bezocht worden.
(Rott. Nbl.)
Brieven, verzonden over de le helft der
maand Juni 1886 en geadresseerd aan on
bekende personen:
1. Vang, Amsterdam. 2. Engers id. S.
Abram van Senes id. 4 Wanning, Arnhem,
5. Mr. Weijer Anting, Deventer. 6. S Wie-
gersma, Damwoude. 7. Dames Vc&te, Drie
bergen. 8. J. Hoonik 's Hage. 9. K. van
Thuil Haarlem. 10. Mej. Marianne H. v.
Bommel id. 11. Mej. J. C. Castricum id. 12.
A. du Table id 13. Koopman, Halfweg. 14.
J. v»n de Vlugt, Oosterbeek. 15. G Nijk
Gzn., Erederiksoord. 16. Mej. T. Rotgans
Utrecht. 17. J. Overeem id. Van het Hulp
kantoor Zandpoort, 18. J. E. Bleker Am
sterdam.
Briefkaart: 1. Mej. E. Verschuil, Hilversum
Brieven, verzonden geweest naarAmerika
1. J. Berger, Chicago, België, 1. I. de Beu
kelaar Antwerpen. Engeland, 1. Mrs. M.
Wellenstein, Londen. Erankrijk, 1. Mad A.
Senault, Cannes. 2. P. E. H. M. baron de
Trevy de Charmail Parijs. Oost-lndië, 1. 8,
J. Anderson, Banjoebiroe. 2. S. J. Anderson
id. Italië, 1. Preg. Sign. Girardi Giovannina
Rome.
Het stoomschip /Prins Hendrik*, is 4 Aug.
van Southampton vertrokken naar Batavia.
Het stoomschip //Koningin Emma* van
Batavia is 6 Aug. te Amsterdam aangekomen.
Het stoomschip //Prinses Wilhelmina*,
vertrok 5 Aug. van Marseille naarAmaterd