NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. 4e Jaargang. Woensdag 1 Juni 1887. No. 1196. ABONNEMENTSPRIJS: ADVERTENTIES: Eene weddenschap. HAARLEM'S DAGBLAD Voor Haarlem, per 3 maandenƒ1.20. Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden. - 1.65. Afzonderlijke nummers- 0.03. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. BureauKleine Houtstraat No. 9, Haarlem. van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij groote opgaven aanzienlijk rabat. Abonnementen en Advertentie» worden aangenomen door onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en courantiers. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Wtrangère G. I. DAUB JE Co., JOH. F. JONES, Sucr., Parijs, 31bis Faubourg JMontmartre. BERICHT. •Gedurende eenlge dagen wordt dit blad gratis toegezonden aan onze Stadge- nooten, die nog niet zijn ge abonneerd. Zijdie zich wenschen te abonneeren, gelieven hiervan kennis te geven aan onze cou rant rondbr enger s of aan ons bureau, Kleine Houtstraat 9. Hetzelfde kan ook geschie den door middel vandeintee- kenbiljetten, welke binnen en kele dagen zullen worden aan geboden. De Directie. STADSNIEUWS. Haarlem, 31 Mei. Alhier is Zaterdag overleden de heer Mr. W. J. B. Besier ,tot in het laatst des vorigen jaars rechter in de arrondissements - rechtbank, in welke betrekking hij zich als kun dig rechtsgeleerde, ijverig ambtenaar en rechtschapen mensch heeft doen kennen. De heer Besier was gebo ren te Soerabaija, 11 November 1825. De afdeeling Haarlem der Maat schappij van tuinbouw en plantkunde zal binnenkort in hare vergadering beslissen of hier ter stede van 24 tot 28 September, zooals het voor- loopige plan is, al dan niet de uit geschreven tentoonstelling zal plaats hebben van vrucbten.groenten, plan ten en bloemen. Belangstellenden kunnen inlichtingen bekomen van de beeren L. S. Gerdessen, voorzit ter, en P. H. Donck, secretaris der afdeeling. De Inwijding der fawe Remonslrantsche Keft. De eerste Pinksterdag was bestemd voor de inwijding van het nieuwe kerkgebouw in de Wilhelminastraat. Reeds geruimen tijd vóór liet begin der godsdienstoefening kwamen van alle zijden velen ter kerke, zoodat deze ten tien are geheel gevuld was. Onder de genoodigden, die afzonder lijke zitplaatsen vonden aangewezen voor het spreekgestoelte op eene verhooging, merkte men o. a. op: Jhr. Mr. Schorer, Commissaris des Konings in onze provin cie, de heeren Heshuijsen en Dr. von Reeken, wethouders, en Mr. Land, secre taris der gemeente, verschillende leden van j den gemeenteraad, verder afgevaardigden van verschillende kerkgenootschappen en van de broederschap der Remonstrantsche gemeente; de heeren van der Steur, archi tect, en Zuithof, aannemer van den bouw; en nog verschillende anderen. Met klokslag 10 uur besteeg de eer waarde voorganger, Dr. B. Tideman Jzn., het gestoelte en begon zijne rede meteen dankgebed bij de opening van dit gebouw, nadat de geheele vergadering met mede werking van het koor, had aangeheven: Den hoogen God alleen zij eer, en dank voor Zijn genade Zijn vaderoog slaat immermeer in vreugd en smart ons gado. Zijn liefde maakt, dat evenzeer ons weeld' en weê ten beste keer' en niets zijn kind'ren schade! Heft u tot Hem dan, vroom gemoed. bij nachten en bij dagen, bij morgenrood en avondgloed, bij juichen en bij klagen! Uit Hem alleen vloeit leed en lust: in Hem alleen is kracht en rust op Hem dan 't oog geslagen! De redenaar duidde daarna op het innig verband tusschen het feit der inge bruikstelling van deze kerk, een bewijs van den bloei en de levenskracht der ge meente, en de beteekenis van het Pinkster feest, het ontwaken tot een nieuw leven, In de tweede periode zijner boeiende rede betoogde de predikant welke ver plichtingen op de hedendaagsché Remon stranten rusten, door hetgeen hunne ge- loofsgenooten van vroeger tijd hadden te verduren, door de tegenwerking die zij ondervonden. Het martelaarschap der vaderen heeft het nageslacht verplichtingen opgelegd, waarvan het zich heeft te kwijten. De Remonstranten der 17e eeuw stonden pal tegenover het rechtzinnig Calvinisme; zij protesteerden tegen gewetensdwang, en predikten verdraagzaamheid waarvoor, he laas, in hunne dagen geen plaats was, noch in de staatkunde, noch in de gemoederen. Ook thans is de verhouding met andere kerkgenootschappen niet zooals men ze wenschen zou, hetgeen ook wordt bewe zen doordat de Ned. Hervormde Kerk zich niet deed vertegenwoordigen. Wel licht ging spr. voort is het echter een voorteeken van hetere tijden dat ik jinds het achtbare hoofd ontwaar vau den Nestor der rustende predikanten hier ter stede. Welk een verschil tusschen de tijden van vroeger en van heden! De redenaar bracht in herinnering hoe door verval van het oude kerkgebouw een nieuw noodzakelijk was geworden, en, was men ook gehecht aan het oude, omdat dit eeu klassieke beteekenis had, eene ver huizing stond hierbij gelijk met slooping. Zoo verrees dan een nieuwe Remon strantsche kerk op stadsgrond! Edel achtbare Heeren van den Raad dezer ge meente, zoo richtte de spr. zich tot dezen gij zult den tijd moeten missen dat de gemeente besehikte over de gods dienstige overtuiging der ingezetenen, wij stellen thans het gebouw onder de hoede der publieke overheid. Op stoffelijk gebied zal het der stad geen nadeel doen, en op zedelijk gebied, wij zullen zorgen dat het velen ten zegen zal zijn in deze gemeente. Ook voor U is het een feestdag al dus richtte de redenaar het woord tot den heer van der Steur gij, bouwmeester, die het plan hebt ontworpen van dit vriendelijke gebouw, de sluitsteen van het Westerkwartier der stad, dat gij het Uwe moogt noemen. Wat de bouwmeester ontwierp, de aan nemer voerde het uit. Gij aarzeldet een oogenblik, vriend Zuithof, want zoo mogen wij U immers noemen, maar slechts een oogenblik, omdat gij van eene andere ge zindte waart. Wij brengen U dank en hulde voor Uwen loffelijken ijver èn zorg. Welke gevoelens ons bezielen op deze schoonen feestdag, een vriendelijke vrou wenstem zal het U doen hooren. Hierop werd een solozang aangeheven door mej. J. A. S. Landré, lid der ge meente. Met orgelbegeleiding en door het zangkoor afgewisseld, zong deze jeugdige dame met een zuiver, bekoorlijk sopraan- geluid een lied van Ds. J. A. Böhringer, op muziek van Beethoven. Het gezang maakte diepen indruk en ook hierbij werd, thans in het volle gebouw, nogmaals be wezen hoe gelukkig men is geslaagd in de klankverdeeling der ruimte. Na dit gezang sprak de redenaar, naar aanleiding van Lucas XVII vers 20 en 21: „En gevraagd zijnde wanneer het Koninkrijk Gods komen zou, heeft hij hun geantwoord, en gezegd: het Koningkrijk Gods komt niet met uiterlijk gelaat en men zal niet zeggen: ziet hier of ziet daar, want ziet het Koningkrijk Gods is binnen ulieden. Hierna werd een //beurtzang" aange heven door het koor en de geheele ge meente, waarna de redenaar eenige woorden richtte tot de cathechisanten, jongens en meisjes, die op de galerijen zateu, en vau wien spr. als een bewijs hunner genegenheid vóór de godsdienstoefening een keurige corbeille met heerlijke pinksterbloemen had ontvangen. Spreker zag in dat geschenk een bewijs van hunne toewijding, en begroette de jeugdige gevers zelf als //eene profetie van een nieuw geslacht, dat ook dit gebouw met liefde zou bezoeken." Na een //koorzang", woorden van den eerwaarden voorgauger op muziek van Mozart, ging de spr. over tot eene be schouwing over de verwachting die het nieuwe kerkgebouw opwekte, dat hij, zoo het mogelijk ware zonder de spraakver warring nog te vermeerderen, zou willen wijden aan de Heilige DriëenheidGeloof, Hoop en Liefde. Dan deelde de redenaar mede op welke wijze de betrekkelijk kleine Remonstrant sche gemeente van Haarlem in staat was geweest, door geldelijke opofferingen en vele goede gaven, en door het opheffen van het kapitaal in de doode hand, den nieuwen tempel te stichten. De bouwcommissie en het kerkbestuur hadden eer van hunne zorg en moeite en oogstten thans bij monde van den spr. den welgemeeuden dank der gemeente. De redenaar richtte daarna achtereen volgens het woord tot de broederschap der Remonstrantsche gemeente, tot enkele hooggeleerdeD, in het bijzonder nog tot de heeren Van der Pot, Heemskerk en Van der Noorden, aan welke de gemeente zooveel verplichtingen had. Het was hem een aangename voldoening onder de ge noodigden ook een aanstaanden predikant te mogen opmerken, en hij bracht in her innering, bij een kort overzicht van de geschiedenis der Rem. gemeente in Haarlem, welke verdiensten vooral de eerwaarde Stuart had gehad als een harer eerste voorgangers, wiens zoonMr. Stuart uit Amsterdam, thans onder de genoodigden had plaats genomen. Ook de afgevaardigden van verschillende kerkgenootschappen, «van de groote Ned. Herv. familie," van de Luthersche kerk, van de Doopsgezinde en de Waalsche gemeente werden dank betuigd voor hunne komst, waarin het bewijs mocht gezien worden dat eenzelfde streven hen bezielde, geene onverdraagzaamheid hen van elkander heeft vervreemd. Met aanhaling van eenige feiten nit de geschiedenis der Waalsche gemeente, noemde Spr. de namen harer geloofshelden J. Jardiniere, Gideon de Courcelles en Jean Leclerc, gevluchte Hugenoten, die hier te lande martelaars waren geworden tengevolge hunner goede verstandhouding met de oude Remonstranten. De redenaar besloot zijne voordracht (ongeveer) met dezen wenseh: //Zoo sta dan dit gebouw als een ver trooster der lijders, een steun der zwakken; het leere de kleinen, het zegene de zondaars, het bemoedige de strijders. Eu zoo sta dan dit gebouw tot in lengte van dagen, en het worde gezocht door lien die het weten: het Godsrijk is niet hier of daar, het is in ons midden. Amen. Na den //Slotzang" werd de zegenbede door den prediker uitgesproken en door het koor nagezongen. De gemeente ging door cle verschillende uitgangen spoedig uiteen, en de officiëele genoodigden verzamelden zich op de estrade om den predikant en het kerkbestuur te complimenteeren. In een onzer vorige mededeelingen ga ven wij aanleiding tot eene kleine mis vatting, waarop welwillend onze aandacht wordt gevestigd. Het koor dat ook bij de inwijding hulde werd gebracht be staat niet alleen uit vrouwelijke leden, zooals wij deden onderstellen, maar wordt door mannenstemmen versterkt. De heeren blijven, voor de gemeente onzichtbaar, op den achtergrond. Het koor bestaat uit 62 vrouwen-, en 34 mannenstemmen. Z. D. H. de Bisschop van Haar lem, heeft op eersten Pinksterdag in de Kathedrale kerk in eene toespraak zijne meest innige erkentelijkheid toegebracht aan de geloovigen voor hunae ongeveinsde belangstelling gedurende zijne laatste ziekte onder vonden. Maandag begaf zich Zijne HEerw. met een zijner secretarissen naar het buitenland, tot volkomen herstel zijner gezondheid. De volgende lijst van benoemba ren voor de betrekking van leeraar in de Hebreeuwsche taal is door curatoren van het gymnasium te 's Hage opgemaakt, na verhoor van den inspecteur der gymnasia: lo. dr. A. C. Duker, leeraar in de He breeuwsche taal te Haarlem, wo nende aldaar2o. de heer I. J. Sohl- berg, candidaat in de klassieke let teren, bezitter van den graad van Israëlietisch godgeleerde van den eer sten rang, hoofd der Israëlietische godsdienstschool te 'sHage. Het vermaken van de steenkolen- bergplaats aan het stoomgemaal Leeghwater is aan de laagsten in schrijver, J. A. Hoenderdos te Haar lem, gegund. Men schrijft ons uit Haarlem mermeer Om de bewoners van Nieuw- Vennep eenigszins tegemoet te komen in 't gemis van hun notaris, die onlangs in dezelfde functie benoemd werd te Hoofddorp, is de Heer Samson notaris te Haarlemmermeer, stand plaats Hoofddorp, van plan, eiken Dinsdag van des voormiddag 11 tot namiddags 4 uur, te Nieuw-Ven- nep voor cliënten en belanghebbenden zitting te houden, ten huize van den kastelein J. Pasmooy. Dat aan de argusoogen der FEUILLETO HST. Ja, mijne heeren, zeide op wijsgeerigen toon Isidore Tampier, terwijl hij verwaand het hoofd uit zijn hoog staan- den boord ophief, uw Emile De Girardin heeft, gedurende zijne lange loopbaan als dagbladschrijver, misschien maar één enkele waarheid gezegd: dat was toen hij sprak van de onmacht der pers! Louter verbeelding, waarde heer Tampier! Het was slechts de paradoxale uitdrukking van een ontgoochel den geest. 't Is mogelijk... maar in elk geval is het toch de waar heid. Ik blijf bij hetgeen ik gezegd heb. Pardon, zei de beeldhouwer Roger Lacoste, in wiens atelier het gesprek plaats vond, maar hoe kunt gij uwe stelling verdedigen, gij die een fortuin van millioenen ver diend hebt, door in alle dagbladen van Parijs, der provincie en van het buitenland, te doen verkondigenaDe beste cho colade der wereld, is Tampier's chocolaad!» Isodore Tampier zocht een nieuw argument in de diepte van zijn hoog staanden boord, doch Jean Calvet belette hem, door een gebaar, te antwoorden. Kijk! waarde heer Tampier, sprak hij, wilt gij een goed middel hebben, om dezen redetwist te beslechten Laat ons een weddenschap aangaanWij zijn hier, drie dagblad schrijvers: Claude Estival, Davesne en ik. Ik ga de wed denschap met u aan, dat wij met ons drieën, vóór dat er 2 maanden verloopen zijn, uwe stelling geheel omver zullen geworpen hebben! Best. Om hoeveel wedden wij? Om duizend franken, die door den winner gestort moe ten worden ten bate der armen van Parijs. Aangenomen. Gij gelooft dus wel zeker te zijn van uwe meening? Zoo zeker dat ik nu reeds kan zeggen, in welke val strik gij u zult doen pakken. Dat is louter verwaandheid, mijn waarde Calvet! Gelooft gij dat? Welnu, ik wil royaal zijn. Gij hebt zooeven ons alle vier voor morgenavond bij u te dineeren genoodigd, niet waar?... Onder uwe vrienden zult gij wel een ernstig, achtenswaardig, onomkoopbaar man hebben, iemand, waarin men het volste vertrouwen kan stellen, zooals men in den handel zegt... bijvoorbeeld, een notaris? Een notaris? Wel drommels, ik heb den mijnen, Durocher Wel, noodig hem ook op den maaltijd. Dan zal ik de eer hebben, in uwe tegenwoordigheid, in zijne handen het juiste plan te stellen van onzen veldtocht, am u de wed denschap te doen verliezen. Dat zal het eerste plan niet zijn, dat men in de han den vpn een notaris gesteld heeft, merkte Louis Da vesne op. Aan uw wensch, mijne heeren, zeide Isidore Tampier; terwijl hij zijn hoed nam, zal voldaan worden. Dus tot morgenavond bij mij; Durocher zal er zijn. Toen hij vertrokken was, keek Claude Estival zijn collega Calvet aan. We volgen je voetstappen, dat blijft afgesproken. Maar zeg ons toch eens, wat is je plan? Luister, antwoorde Jean Calvet. Het scheen dat het plan goedgekeurd werd, want een oogenblik later rinkelden de ruiten van het atelier, door den daverenden lach der vrienden. De jaarlijksche tentoonstelling van schilderijen in het Pa lais de l'lndustrie was nog niet publiek geopend, doch som mige bevoorrechten, zooals de voornaamste journalisten, doorliepen reeds de zalen, het lorgnet voor 't oog en den neus in de lucht. Onder de eerste bezoekers, die de zalen binnentraden, had de op post staande portier, de invloedrijke, terstond Estival, Calvet en Davesne opgemerkt. De bizon- dere haast der dagbladschrijvers was een goed teeken voor de schilders; want van Montparnasse tot de Batignolles, was er geen enkele adspirant-kunstschilder, die niet van zijn prille jeugd geleerd had, dit alvermogend klaverblad der kunstkritiek met den diepsten eerbied te vereeren, daar zij naar willekeur een kunstenaarsreputatie konden opbou wen of afbreken en de prijzen zijner voortbrengselen doen stijgen of dalen. En, drie of viermaal 's jaars bepaalden zij door hun alvermogende pen de officiëele koers van de mark ten der schilderkunst.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1887 | | pagina 1