NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. De Goudvallei. 5e Jaargang. Maandag 19 December 1887. No. 1368. Dit Nummer bestaat uit twee Wata. HELDENMOED. HAARLEMS DAGBLAD ABOHHEMEHTSPRIJS: Voor Haarlem, per 3 maandenƒ1.20. Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden. -1.65. Afzonderlijke nummers- 0.03. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureau: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 133. ADVERTENTIES: van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij groote opgaven aanzienlijk rabat. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en courantiers. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Génerale de Publicite Etrangère G. L. DAUBE Co., JO tl. F. JONES, Sucr., Parijs, 31bis Faubourg Montmartre. EERSTE BLAD. Wanneer dit woord wordt genoemd zal bij de meeaten onzer de ge dachte oprijzen aan schitterende krijgsverrichtingen, te land en te water. Dan denken wij dadelijk aan Herman de Ruiter, die zich met het slot Loevenstein in de lucht deed vliegen, aan Jan Haring die op een smallen dijk stand hield tegen de Spanjaarden om zijn makkers tijd te geven tot ontvluchten, aan onzen dapperen generaal Kohier die het leven liet bij eene zijner krijgsver richtingen in Atjeh en aan de da den van zoovele anderen, wier namen wij in grooten getale in onze ge- schiedboeken vinden. Maar nevens deze helden staan er velen, o zoo velen, wier namen niet zoo algemeen bekend en wier daden toch op zichzelf van niet min der geestkracht en moed getuigen. Ik herinner mij, dat toen de Fran- sche hoogleeraar Pasteur pas zijne methode tot genezing van dollehonds- beet had uitgevondeneen joDg student hem aanbood, zich te ia- ten bijten door een dollen hond en dan de inenting te ondergaan. Dat was een reusachtig waagstuk, want niemand, de geleerde zelf niet, kon met zekerheid zeggen, dat die proef gelukken zou. Deze jonge man wilde zijn leven in de waagschaal stellen tot heil der menschheid. Maar is er nog iemand, die zich zijn naam herinnert? Daar zijn nog andere dapperen dicht ia onze nabijheid, die telkens weer daden van heldenmoed ver richten, zonder er zelfs aan te den ken, dat hun streven zoo grootsch, hun werk zoo verheven is. Als op onze ku6ten bij hevigen storm een schip vergaat en men van het land de noodseinen ontwaart, wordt de reddingboot te water gelaten. Ern stig, maar onversaagd en zonder aarzeling, begeven eenige kloeke mannen zich in het kleine vaartuig. De branding kookt, woelt en bruist, de golven stormen en stuiven op elkander door de woeste windstoo- ten, tot torenhoogtemaar toch is de hand vast, die de riem grijpt. De vrouwen staan aan het strand en voelen het hart bonzen van aDgst, bij de gedachte, dat de razende zee misschien haar broeder, man of vader zal overstelpen, hun boot omverwerpen en henzelf be graven zal in haar peillooze diepte.... maar toch wenden de kloeke kerels het oog onbeneveld en helder, van de kust af en zien naar de vuur pijlen, die hun hulp inroepen. Is dat geen heldenmoed? En hoeveel staaltjes van helden moed zien wij niet, wanneer eene besmettelijke ziekte als cholera ons teistert Te midden van de diepe ellende, van den ontzettenden wan hoop, van den hevigen aDgst die overal heerscht, gaat kalm en be daard de geneesheer rond, om te redden wat nog te redden is. Tal van vrouwen, ook velen die uit kracht van hare jeugd, veel moeten hechten aan het leven, be wegen zich tusschen die legersteden, waarover de adem des doods waait, en laven de rampzalige zieken, beu ren hen op in hun angst en vrees, en verlichten hun stervensuur. Ze weten wel, dat zijzelf straks kuunen vallen als offers van de gevreesde ziektemaar toch vervullen zij bedaard en onverschrokken het werk, dat zij vrijwillig op zich ge nomen hebben. Is dat geen helden moed? «Brand!» klinkt het. «Brand!» En weldra hoort men de zware spuiten rollen naar de plaats des onheils. Een groot huis staat in lichtelaaie. En de brandweermannen klauteren als katten langs de ladders, om de waterstralen op het juiste punt te richten of de naburige huizen met natte zeilen te beschutten. Daar vertoont zich op eens eene gedaante voor eene der bovenramen. Een kreet van ontzetting gaat uit de verzamelde menigte op, maar on middellijk worden ladders opgericht tegen het huis, een kloeke borst beklimt die te midden van rook en vlammen. Hij slaat het venster in, springt naar binnen en komt weldra te voorschijn met de achtergeble vene in de forsche armen. Is dat geen heldenmoed? En er zijn zoo velen, wier leven een opvolging is van heldhaftige daden, van moed en zelfverlooche ning. Men herinnere zich den dans meester in een der schetsen van den «Ouden Heer Smits», die zijn eenigen zoon had verloren en die niets overhield dan eene oude, ge brekkige moeder, die door hare hooge jaren gemelijk en lastig was geworden. Toch oefende hij ziju vak met ijver uit, om haar te kunnen onderhouden, al schemerden zijne oogen somtijds van ingehouden tra nen en altijd beantwoordde hij de onbillijke verwijten zijner moeder met hartelijke toewijding, en liefde rijk geduld. Kent gij die vrouwen niet, wier hart gebroken is door huiselijk leed en huiselijke rampen, maar die toch nauwgezet haar taak vervulieu en angstvallig waken, dat de wereld niet ontdekke hoe zij lijden door het wangedrag van man of kind? Die jonge meisjes, die hare beste levens jaren doorbrengen in een zieken kamer, waar vader of moeder zoo lang reeds ziek ligt, en die gij toch nooit zult hooren klagen? Zoo worden dagelijks rondom ons daden van heldenmoed verricht, waarop wij haa»t geen acht meer slaan! P. STADSNIEUWS. Haarlem, 17 December. ZExc. de minister van Oorlog, de heer Weitzel, bevond zich Vrijdag middag alhier, ter inspectie van de militaire school. Het bezoek zou ook in verband staan met eenige ver anderingen, die ten behoeve van genoemde inrichting in de infanterie- kazerne alhier, noodzakelijk blijken. De Kunstbeschouwing op het Mu seum vau Kunstnijverheid alhier, bestaande uit de gekleurde platen, betrekking hebbende op de decora- tieveschilderkunst, zal Zondag 18 de zer nog geopend zijn. De platen stellen voorwerken uit het Romeinsche tijdperk, uit de Ita- liaansche en Fransche renaissance en uit moderne werken, waaronder die van Habert-Dijs bijzonder de aandacht trekken zijne schoone en eigenaardige samenstellingen voor waaiers en andere kunst-industrieele doeleinden getuigen van eene rijke fantasie en hebben veel overeen komst met de Japansche ornamen tiek. Een bezoek aan het Museum om deze tentoonstelling in oogen- schouw te nemen, is dus zeer aan te bevelen. De toegang is vrij. De onderofficiers-Vereen igiug der dd, schutterij Hasselaar" gaf gisteren in den Schouwburg eene liefdadigheidsvoorstel ling ten voordeele der wed. V. De presi dent der Vereenigiug hield eene korte toespraak, waarin hij het publiek verwel komde en er op wees, dat de Vereenigiug //Hasselaar" goed gezien had, toen zij een beroep deed op den liefdadigheidszin van Haarlem's inwoners. Het eerste nummer van het programma was het //Consigne is Snorken," de be kende oude Eranscfie klucht, die toch al tijd weer de lachspieren in beweging brengt. De vier spelers hadden blijkbaar hunne rollen goed bestudeerd en goed be grepen, Laudremol was somtijds zeer vermakelijk. Nu volgden eenige voordrachten. De eerste was «Politie-verordening," die zeer goed werd voorgedragen en door het ap plaus gevolgd werd door //Vier manke vrouwen naar de brand." Daarop droeg de heer R. de fraaie dra matische schets het //Gestolen kind" op wezenlijk aangrijpende wijze voor. Zijne gebaren waren onbevangen en juist, stem en gelaat ^'volkomen in overeenstemming met den inhoud vau het stuk. Het echolied uit den Salon-Tyroler ver wierf veel bijval: het jodelen was «naar de natuur." Na de pauze voerde men nog op//De Rompkrant van IB.000 francs. Wij zou den niet durven zeggen wie der vier per sonen het best en natuurlijkst speelde. De notaris in zijn vrekkigheid en schraap zucht, de zoou in zijn ougöloofelijko lum melachtigheid, Elageolle in zijn losse vroo- lijkheid en tevens in zijn goedhartigheid, Gilletta in hare half onderdanige, half fiere houding tegenover haar oom den no taris, die haar meidenwerk laat doen, al len waren zij natuurlijk, rolvast en vrij in houding en gebaren. Een extra pluimpje komt toe aan Elageolle voor de uitne mende voordracht van zijn vroolijke cou pletten. Het doet ons genoegen te kunnen me- dedeelen, dat de zaal vol, stampvol was. De onderofficiersvereenigirig //Hasselaar" heeft een goed werk verricht, waarroor haar een loftuiting niet mag worden onthouden. Men meldt ons uit Haarlemmer meer Nauwelijks is 't bekend, dat er alhier eene vacature van veld wachter is. of tal van personen mel den zich aan, en 't laat zich aan zien, dat het aantal sollicitanten zeer groot zal worden. Behalve een salaris van f450 'sjaaiv, geniet de titularis vrij boveukleeding en schoei sel, terwijl de bijverdiensten door hunne uitgebreidheid niet te versma den zijn. LETTEREN EN KUNST. Voor de jubilé-voorstelling van Louis Bouwmeester te Amsterdam, 22 December, in //Lodewijk XI", zijn de prijzen der plaatsen verhoogd. De meerdere opbrengst zal dienen voor een huldeblijk aan den jubilaris. Wegens het bedanken van den heer T. H. De Beer als leeraar aan de Too- neelschool te Amsterdam, is thans in zijn plaats opgetreden de heer J. H. Róssing, secretaris van //Het Nederlandscli Too- neel". De oud-inspecteur van het geneeskun dig staatstoezicht, dr. J. Penn, heeft zijn® geheele boekerij aan de Amsterdamsche universiteit ten geschenke aangeboden. Men schrijft ons uit Hilversum: Het Weinachts-oratorium van deken Müller, dat bij de vorige uitvoeringen tal van vreemdelingen trok, zelfs uit de ver ste deelen van ons vaderland, zal ook dit jaar weder ten gehoore worden gebracht. De eerste uitvoering is bepaald op Dinsdag 27 Dec. e. k. in de zaal van de //Katho lieke Vereeniging" aan het Veeneind al hier. Bij de verkooping van manuscripten enz. in de Gehoorzaal te Leiden kwam in het geheel voor f 8300 onder den hamer. Piet Vluchtig schrijft voor de //Zutf. Ct." een novelle, getiteld//Een conciliant ministerie." De hear J. Hendrik van Balen legt de redactie van //Jong Nederland" met 1 Januari neder, om een nieuw geïllustreerd weekblad voor jongelui te redigeeren, onder den titel van //Jong Holland", uit te geven door de firma Brinkman Van der Meulen te Amsterdam. LEGER EN VLQOT. De le luit. J. A. Arendsen Hein is van zijn detacheering in West-Indië te ruggekeerd en ingedeeld bij het leger hier te lande en wel bij het 6e regiment in fanterie. De le luit. W. J. C. B. Droogleever Eortuyn van het 4e reg. vest.art., is be noemd tot officier voor speciale diensten bij het korps. Met 1 Januari worden lo. op non-activiteit gesteld de officier van gezondheid der 1ste klasse bij de zee macht L. P. Gijsberti Hodenpijl; 2o. geplaatst in de maritieme directie te Amsterdam, der dirigeerende officier van gezondheid, de 2e klasse bij de zeemacht J. O. Hart- hoorn in de maritieme directie te Hellevoet- FHUILLBTO HST. 1091 XXXVIII» HOOFDSTUK. De parlementair. Wij' zullen de wilde opperhoofden gerust laten rooken, zooals het krijgers betaamt wier geest langzaam en wier hand snel moet zijn, om een blik te gaan werpen op het Mexikaansche kamp, dat zonder gids en zonder aanvoerders was gebleven. Er heerschte eene groote verwarring. Het gerucht had zich verspreid, zooals dat bijna altijd gebeurt, hoe voor zichtig men met het bewaren van een geheim te werk ga, dat de goudzoekers aan het doel van hunne expeditie kwa men, dat zich bij het kamp eene goudmijn uitstrekte van onberekenbaren rijkdom, dat eindelijk de verkenning waar voor don Estevan Arechiza zich verwijderd had, geene an deren beweegreden had dan zich van de juiste ligging der streek te overtuigen. Gedurende de eerste uren van den morgen, hadde verwar ring in het kamp geene andere bron dan het koortsachtig ongeduld waarmede allen op den terugkeer wachtten vaD hun aanvoerder als brenger eener gelukkige tijding. Maar toen de zon reeds bijna tie helft van haar baad had afge legd, zonder dat een der vier ruiters die '«morgens vertrok ken waren, teruggekomen was, volgde op dat ongeduld ongerustheid. Het is op dit oogenblik dat wij de goudzoekers terugvinden. Op den heuvel dien het kamp beheerscht, is de op bevel van den aanvoerder opgerichte tent verlaten, de banier met de wapenen der Mediana's hing, in plaats van te wapperen, treurig langs den stok, geen windtocht bewoog te midden van dezen zandoceaan hare plooien. Te vergeefs raadpleeg den de Mexikaansche schildwachten elk oogenblik den ho rizon, zij zagen noch hun aanvoerder, noch hun gids, noch de drie gezellen van don Estevan terugkeeren en deze ge heimzinnige verdwijning verschrikte hen. De paarden, aan hunne piketpalen vastgebonden, laten van dorst den kop hangen, ook de manschappen hebben hiervan te lijden, terwijl de honger hen daarenboven nog bedreigt, want de jagers durfden het niet meer wagen op de herten en wilde ossen ter jacht te gaan; de strengste bevelen zijn gegeven geworden, dat niemand zich van de verschansingen verwijdert. Naarmate het later werd, verdubbelden de ongerustheid en de moedeloosheid. Ziedaar hoe het in het kamp toeging. Buiten en niet ver van de verschansingen, maar onder den wind, liggen de lijken van paarden en Indianen onder de brandende zon te rotten. Op de vlakte, in eene tegen overgestelde richting, wijst het versch gedolven zand de plaats aan waar voor altijd diegenen der avonturiers rusten die in de worsteling van den vorigen avond zijn gedood. Dit droevig tooneel brengt er veel toe bij om een dood- sche tint te werpen op het geheele reeds zoo treurige land schap. Ziedaar het uitwendige van het kamp. Het was ongeveer op hetzelfde uur waarop de avontu riers den vorigen dag op deze plaats halt hadden gehou den, dat is te zeggen vier uur, toen de schildwachten in de verte op een lichte stofwolk opmerkzaam maakten. Men verkeerde niet lang in het onzekere. De Indiaan- sche vederbossen en de met menschelijke scalpen ver sierde lansen werden weldra in het midden van de stofwolk zichtbaar. Te wapenI te wapen! de Indianen! Deze alarmkreet deed zich van alle kanten hooren. Maar de verwarring, die reeds tot op dit oogenblik zoo groot was, was niets in vergelijking met die, welke het kamp op deze onverwachte tijding aangreep. Wie zou het bevel voeren? wie zou gehoorzamen? Te midden der wan orde snelde echter iedereen naar den hem den vorigen dag aangewezen post. Angst lag op het gelaat van allen. Er was evenwel een oogenblik, waarop ieder weer moed kreeg. De Indiaansche ruiters waren slechts ten getale van zes, en in plaats van in galop het kamp te naderen, kwamen zij rustig op de verschansingen af. Eén hunner had aan het einde zijner lans een stuk wit doek bevestigd, hetgeen ia alle landen een bewijs van vrede aanduidt. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1887 | | pagina 1