NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. De Goudvallei. 5e Jaargang. Donderdag 29 December 1887. No. 1376. ABONNEMENTSPRIJS: ADVERTENTIES: STADSNIEUWS. HAARLEM'S DAGBLAD Voor Haarlem, per 3 maanden1.20. Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden. -1.65. Afzonderlijke nummers- 0.03. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureau: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 132. van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij groote opgaven aanzienlijk rabat. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en courantiers. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Génerale de Publicite Etrangère G. L. DATJBE Co., JO tl. F. JONES, Stier,, Parijs, 3 Ibis Faubourg Montvmrtre. Haarlem, 28 December. Dinsdagavond waren de leden van «Weten en Werken» in de gelegen heid als spreker te hooren den heer mr. Cohen Stuart, van Alkmaar. Zelden bevatte de ruime vergader zaal zoovele opgekomenen als thans, hetgeen zeker wel mag worden toe geschreven aan den goeden naam, dien de heer Stuart bij hen bezit. Na den aanwezigen een hartelijk welkomstwoord te hebben toegeroe pen en hun zijn tevredenheid «voor hunne groote opkomst ondanks het barre weder,» te hebben be tuigd, drukte spreker de hoop uit, dat de avond goed en pleizierig voor ben zou mogen zijn en zij er boven dien nog iets van zouden kunnen medenemen. „Wij lef en" aldus begon hij „in een tijd dat tal van menschen steen en been klagen over al het slechte dat er in de wereld is; de gulden voortijd was in hun oog oneindig veel beter. Hoog roemen zij trek schuit en diligence, waardoor velen nog eens een broodje verdienden, ter wijl tegenwoordig stoom buui en spoortrein hun dat broodje uit den mond nemen. Vroeger, zeggen die zelfde lui, kleedde men zich ook niet zoo weelderig en bewoonde men niet zulke dure buizen; tegenwoor dig willen allen meedoen, of ze het hebben of niet, en kan men met tienmaal meer geld dan vroeger nog niet toe.» «Zoo hoort men» zeide hij «velen klagen; maar deze klaag tonen werden ook vóór vijftig jaren geuit en voor honderd, twee- en driehonderd jaren was dit ook pre cies zoo het geval;maar toen ging men anders te werk: de overheden stel den hunne keuren en handvesten in en dachten daardoor genoemde misbruiken tegen te gaaD. Zoo be stond er een keur tegen het boven zijn stand gekleed gaan; de werklie den mochten geen lakensch «kami zool» en hunne vrouwen alsmede de dienstbaren onder hen, geen zij den «rocken» dragen. Op deze wijze trachtte men de weelde te testrij den» In hoeverre dit goed en ge rechtvaardigd was, zou spreker niet beoordeelen. «Er ie» vervolgde hij „in ons land een Amster- damsch peil; iedereen beeft daar minder of meer van hooren spreken, naarmate zijne betrekking dit mede brengt. Allen hebben wij tr mede temaken. Geen buis wordt gebouwd, geen brug geslagen, geen spoorweg aangelegd of men heeft rekening te houden met Amsterdamsch peil, dat zelfs in 't buitenland ais maat staf is aangenomen, waut tot in Oostenrijk kan men het vinden. Plet Nederlandsche volk heeft door zijn praktischen zin, voor alle zaken een maatstaf bepaald. Niet alleen de staat houdt er dien op na om alles te kunnen nagaan, maar ook bij maatschappijen en particulieren treft men voor alle zaken een maatstaf aan, voor het vermogen, het gebruik van gereedschappen enz. enz., en daar door valt het gemakkelijk te bepa len wat er gewonnen en verloren is, wat deugt en niet deugt, wat goedkoop, wat duurkoop is. Evenzoo vindt men een maatstaf voor de toename der bevolking, voor haar welvaart en tegenspoed, voor handel en bedrijf, in een woord voor alles wat het met menschelijk bestaan samenhangt. Wat het eerste betrof, de af- en toename der bevolking, is het in alle landen niet even gemakkelijk daarvoor een vasten maatstaf aante leggen. Het is gemakkelijker con- tróle te houden over 4 millioen zie len, verdeeld over 1200 gemeenten, zooals in ons land, dan over eene zelfde hoeveelheid personen, opge hoopt in een stad als Londen. Uit Frankrijk en Engeland vertrekken vele personen naar andere wereld- deelen, hetzij als soldaten of als landverhuizers; hun juist aautal kan niet worden bepaald, vandaar dat ook het cijfer der bevolking van die landen slechts bij benadering valt op te maken. Een en ander doet ons denken aan een peil of maatstaf laDgs welke alles rijst of daalt. Het onderwerp, waartoe spreker na deze inleiding was gekomen en dat hij thans voor zijne toehoorders nader zou ontvouwen was aHetpeil van onzen, d. w. z. den Nederlaud- schen Volkstoestand». En nu volgden er eenige welsprekende cijfers, ont leend aan de daarover opgemaakte statistiek. Spreker gaf daarbij eenige bewijzen van zijn onuitputtelijken humor, en wist over «de grauwe erwten», zooals hij zijn cijfers noemde nu en dan, zooals hij zeide, wat saus te werpen, om ze wat beter te doen smaken, al vreesde hij dat er onder die «saus» nu eu dan wel eens wat gesmolten «kunstboter» zou kunnen loopen. Het door spreker behandelde liep over een tijdvak van veertig jareu, van 1848 tot op heden, toen het Nederlaudsche volk leefde onder den Grondwet van 1848, welk tijdperk dus samenviel met de regeeriug van Koniüg Willem III. In de eerste plaats bracht spreker daartoe in herinnering hoe het met ons land vóór dien tijd gesteld was. Hoewel er sedert hét begin dezer eeuw orde in regeering en land was gekomen, o. a. de burgerlijke stand was ingevoerd en andere groote ver beteringen bewerkstelligd, waren er nog vele zaken waarin verbetering dringend noodig was. De gemeentewet werd eerst in 1853 ingevoerd. De bevolking was m dat 40-jarig tijdvak gerezen van 100 tot 141, aldus 41 ®/0. Hoe was het nu met. de andere zaken gegaan? o.v.b. met de veeteelt. Uit het door spr. aangehaalde bleek dat er in sommige gevallen eene in verhou ding grootere, in andere een in ver houding kleinere toename was te bespeuren. Verder zou spr. zich enkel met die 41 vermeerdering van de be volking bezig houden, de overige 100 liet hij rusten, «die zaten nog goed en wel in de trekschuit en de omnibus», zeide hij, «de anderen reisden per spoor of boot!» Zoo deelde hij o. a. mede, dat de huwelijken met 44 pet. waren voor uitgegaan, dus met 3 pet meer dan de bevolking. De lotelingen waren in verhou ding «iets langer» dau vroeger. Wat de sterfte onder de bevolking betrof, stierven er in 1849 op 10000 menschen 2256 ouder den leeftijd van 5 jaar en in 1879 2737. Het aantal personen wier levens duur vau 5065 jaar bedroeg, was met 10 pet. vermeerderd; van de be volking bereikt thans 10 pet. meer den leeftijd van 6580 jaar dan in 1849 en vroeger. Het aantal van hen die lezen en schrij ven kunnen was ook vermeerderd. Alleen de bevolking der gevangenissen maakte daarop eene uitzondering. Het blijkt nl. dat de meeste veroordeelden geen lezen of schrijven hebben geleerd. Tot de volkswelvaart heeft dit al les in geen geringe mate bijgedra gen; zijdelings deed dit ook afschaf fing van vele drukkende belastingen op handel en bedrijf. In 1855 b. v. werd afgeschaft het tonnegeld en de rechten op de scheepvaart, de belasting op de brandstof waar door f 7.941.000 minder aan be lasting behoefde te worden opge bracht. Het lager onderwijs had ook het zijne tot de volkswelvaart bij gedragen. Het aantal schoolgaande kinderen was van 380,000 in 1849 tot op 593,000 in 1884 vermeerderd, het kosteloos onderwijs van 154 pet. tot 283 pet. gestegen. Zoo was dan alles met de toe name der bevolking in mindere of meerdere mate vooruitgegaanen werd het duidelijk waardoor die 41% evengoed kon leveu en be staan als die vroegere 100. Spreker noemde voorts den vrijen binnenlandschen handel, het hoo- gere peil waarop de eerlijkheid thans staat; door bet openbaar gezag kon de bevoDrrechte stand zich niet ten koste van den minder bevoorrech te verrijken en tal van oorzaken meer, alles gekruid met zijn scbalk- schen humor, snedige gezegden en koddige annecdoten, zoowel uit eigen ervaring als die van anderen geput. Nog tal van «grauwe erwten» gaf spreker zijne toehoorders met dit «gekruide sausje» te slikken en zeker viel dit geestelijk voedsel in den smaak. Met een opwekkend woord ried hij allen aan te streven naar ijverige en onvermoeide werkzaamheid,waar door de welvaart op peil zou wor den gehouden en eindigde daarmede zijne met belangstelling aangehoorde voordracht. Met het zingen van Wien Neêr- lands bloed door de aanwezigen, het geen op sprekers verzoek geschiedde, werd de bijeenkomst gesloten, en zeker koesterden velen de stille hoop, den heer Cohen Stuart spoedig we der in W. en W.» te mogen hooren. Er gaat in de gemeenten Hille- gom, Lisse, Sassenheim en Benne- broek een adres rond aan den Mi nister van Waterstaat enz. ter ver krijging van een drukker postver keer. Het adres wijst er o. a. op dat in de richtingen Haarlem en Leiden slechts 3 verzendingen daags ge schieden; alleen voor de Duitsche correspondentie is er met den stoom tram nog eenmaal gelegenheid om brieven enz. te verzenden. Ia aan merking nemende dat Hillegom het centrum vormt van een uitgebreiden bloemen- en graanhandel, meenen adressanten dat een uitbreiding van den postdienst alleszins billijk zou zijn. LETTEREN EN KUNST. Men schrijft ons uit Hilversum: In de zaal van de Katholieke Vereeni- ginaj alhier, werd Dinsdagavond het Kerst oratorium van deken Müller uitgevoerd. Met gedeelten van andere oratoria saam- gevlochten, leverde het geheel een waar kunstgewrocht. Oor en oog van de honderden der aan wezigen werden beurtelings aangenaam ge streeld. De krachtvolle, maar toch lieflijke koren klonken plechtig en statig door de ruime zaal, terwijl de schilderachtige ta- bleaux-vivants een diepen indruk op de toeschouwers maakten. Nog twee uitvoeringen zullen volgen, n. 1. op 29 December en 2 Jan. e. k. Zondag 25 December werd te Rot terdam door het gezelschap Rotterdamsche artisten onder directie van Alex. Faassen (N. Rotterdamsche Schouwburg-vereeni- ging) voor 't eerst opgeveerd //Krates", volksstuk in 5 bedrijven, naar den roman van dien naam van Justus van Maurik. De 24ste bundel van Busken Huet be vat studies over Bellamy, De school van Bellamy, Van der Palm eu Bilderdijk, De Patriotten en Simon Styl, Van Woen- sel en Loosjes, Feith eu Kinker. Het zijn. lezingen door Huet gehouden in 1860 en 1861, zooals Gideon B. Huet in zijn voor rede mededeelt; hier en daar zijn uitwei dingen weggelaten, die de auteur zelf zou hebben geschrapt, nu het publiek meer dan dat 25 jaar geleden het geval was, op de hoogte is van de toestanden der Ba- taafsche Republiek. Te beginnen met het jaar 1888, zal nDe Economist" verschijnen ouder redactie der heerenJ. baron d'Aulnis de Bou- rouill, A. Beaujon, G. M. Boissevaiu, H. Goeman Borgesius, A. D. Van Assendelft de Coningh, H. B. Greven, M. Mees, F. S. Van Nierop, N. G. Pierson en jhr. J. K. W. Quarles van Ufford. Uitgever blijft de heer A. Smits te 's-Hage. Voortaan zal het tijdschrift omstreeks de heft van iedere maand het licht zien, in afleveringen dooreen van vier vellen druks, terwijl de abonnementsprijs tot 8 gulden per jaar is verminderd. FBUIIiLBTO KT. im XL, HOOFDSTUK. De goudvallei. Geduld, mijn kind, geduld, gaf Bois Rosé ernstig ten antwoord, gedurende mijn lang leven heb ik nooit gezien dat de misdaad ongestraft bleefdikwijls vindt meu sporen terug, die men sinds lang uitgewisebt meent, de stem der woestijn verheft zich zelfs somtijds tegen den schuldige. Indien de moordenaar niet dood is, zal de hebzucht hem opnieuw naar deze plaats voeren, hetgeen zonder twijfel niet kan uitblijven, want hij is misschien in het Mexikaan- sche kamp. Laat ons thans, Fabiaan, den vijand in deze plaatsen afwachten of zullen wij onze zakken met goud vullen om terugtekeeren Wij doen zooals gij zult be- Dit zeggende zuchtte de arme Bois-Rosé. Ik kan niet beslissen, antwoordde Fabiaan; het is bijna tegen mijn wil dat ik hier ben; ik gehoorzaamde wel is waar aan uw invloed, maar ik zou bijna zeggen aan een wil die sterker is dan de mijne en dan de awe. Ik gevoel dat een onzichtbare hand mij voortdrijft, evenals op den avond waarop ik, zonder mij rekenschap van mijne gedachten te geven, mij aan uw vuur kwam nederzetten. Waarom stel ik, die niet zou weten wat met dit goud te doen, mijn leven bloot om het machtig te worden Ik weet het niet. Ik weet alleen ééo ding en dat is, dat het hart mij hier droevig en de ziel vol wreede onzekerheid is. De mensch is slechts het werktuig der Voorzienig heid, dat is waar, zeide Bois-Rosé; intusschen, wat de droef heid aangaat die gij gevoelt, het gezicht dezer plaats recht vaardigt haar voldoende, en wat de Een heesche kreet, een soort menschelijk gehuil, onder brak den Canadees en mengde zich met het geraas van den waterval. Verwonderd hieven de drie jagers tegelijk het hoofd op naar den top der pyramide, maar geen levend schepsel ver toonde er zich. Het oog van een der roofvogels boven de rots zwevende, had alleen den persoon welke dien kreet uitte kunnen bemerken. De indrukwekkende plechtigheid der plaatsen, de bloedige herinneringen die deze sombere en verlaten oorden in Fabiaan opwekten, en de bijgeloovige gedachten, die zij in de ziel van Pepe deden ontstaan, gevoegd bij dit vreemd en geheimzinnig geschreeuw, deden de drie vrienden een gevoel krijgen alsof het 6chrik ware. Er lag iets zoo on verklaarbaars in den toon dier stem, dat zij er een oogen- blik aan twijfelden of zij ze wel gehoord hadden. Is het wel de stem van een mensch zeide Bois-Rosé zacht, Fabiaan en Pepe tegenhoudend. Of wel, is het een dier zouderlin-; e echos die dezen nacht in de bergen weer klonken? Indien het eene menschelijke stem is vraag ik mij zeiven af van waar zij kan komen, gaf Fabiaan ten ant woord, want evenals gij heb ik duidelijk een kreet boven ons gehoord. Hij scheen van den top van dien heuvel te komen en toch zie ik niemand. Geve God, zeide op zijne beurt de karabinier zijn kruisteeken makende, dat wij te midden dezer bergen, waar zich onverstaanbare geluiden doen hooren, waar bij helderen hemel bliksemstralen flikkeren, slechts te doen hebben met mensehenDaarom Fabiaan, denk eens goed na en zeg of wij wel op de rechte plaats of er nog ver van verwijderd zijn. Fabiaan scheen zijne herinneringen te verzamelendaarna wierp hij opnieuw een oplettenden blik rondom zich, van af den top der Nevel-Bergen en de kruin der pyramide tot de in de verte hangende dampen, die uit de vertakking der rivier opstegen. Dit grillig landschap was wel dat, hetgeen men hem tot in de kleinste bizonderheden beschreven had. Over dit onderzoek voldaan, antwoordde hij op de vraag van den Spanjaard Wij zijn er ongetwijfeld dicht bij, want het moet aan den voet van het graf van het Indiaansch opperhoofd zijn en deze wilde versieringen duiden genoegzaam aan, dat deze stapel rotsen het graf zelf is. Wij hebben geen minuut te verliezen. Terwijl gij en Bois-Rosé den omtrek dier rots gaat onderzoeken, zal ik een blik werpen door die katoen- boomen en wilgen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1887 | | pagina 1