De Italiaansche Violist
TWEEDE BLAD
Naar het leven.
BUITENLAND.
BEHOORBNDE BIJ
HAARLEM'S DAGBLAD
VAN
Maandag 9 Jan. Ï888.
Het is ongeveer elf uur in den
voormiddag. Een schoenpoetser schelt
aan op de Heerengracht no...., te
Amsterdam. Mietje, de tweede meid,
doet open en kijkt zeer verwonderd
en verontwaardigd dat Hein, zoo
heette de schoenpoetser, nu pas komt
aanzetten. Den geheelen morgen had
ze op hem gewacht en toen hij ten
tien uur nog niet was gekomen,
had zij de schoenen van mijnheer
en van de kinderen moeteu poetsen.
Zeer natuurlijk dat Hein nu niet
bizonder vriendelijk ontvangen en
toegesproken wordt.
„Zoo, Heinl wat mot je nou? Je
had nou ook wel weg kunnen blij
ven: nou heb ik je werk motten
doen".
„Och Mie, je mot maar niet boos
wesen, ik zal je later alles vertellen,
ik wou nou maar's meneer spreken
as ie bij de baud is".
„Nou, dat tref je wel van daag,
anders gaat ie 's morgens al vóór
negenen uit, maar nou is ie nog
thuis. Maar kan je mijn nou niet
zeggen, wat je voor meneer heb?"
„Nee, dat gaat niet, dat kau ik
jou niet zeggen, mens, daar begrijp
je toch niks van; ik wil afansement
maken".
«Afansement maken, wat is dat?
zeker weer een nieuw soort schoen
smeer, hè schoenenlikkei?»
„Nou, mens, maak je maar niet
hoos, je begrijpt er niks van, je hebt
nooit frans geleerdik beloof je, as
ik 't er door krijg, dan krijg jij een
fooi van mijn en een lekkeren soen
op de koop toe".
„Een soen, van jou?! ik wou lie
ver, jou leelijke gepotloode schoen
winkel, ik geef je liever een klap
op je bakkes, geef jij je soenen aan
Ka onder de brug, dan mag je voor
niets op de riggeltjes zitten!"
„Nou, roep meneer nou ereis I ik
mot hem effentjes spreken".
Terwijl Hein in de gang blijft
staan, gaat Mietje naar binnen en
zegt tot mijnheer dat Hein er is.
Na een klein kwartier wachten,
komt mijnheer uit ziju kamer en
zich naar Hein begevende, vraagt
hij dezen
„Zoo Hein, kom je daar nu eerst
aanzetten? De meid is verschrikke
lijk boos op je geweest, dat je van
morgen niet was gekomen. Hoe
komt dat?"
„Och meneer, uwé mot niet boos
wesen; ik wou uwé ereis spreken,
ik wou afansement maken."
„Dat vind ik goed en wel, Hein,
doch me dunkt, dat is de weg van
avaucemeut niet ingeslagen, als je
begint met je werk te verzuimen."
„Ja weet uwé, ik wou wat an
ders beginuen, en een mens kan
toch geen twee dingen te gelijk
doen."
„Komaan, vertel maar eens spoe
dig op, ik heb niet veel tijd te ver
liezen, wat wil je eigenlijk?"
„Ik wou uwé wat hulp vragen.
Ik heb 't oog op een ander baantje.
Gisteren kwam ik mijn vrind Piet
teugen, die zag er kranig uit, hee-
lemaal in 't zwart. „Zoo," zei ik
teugen 'em, „wel kerel, wat zie jij
er als een groote meneer uit, wat
ben je nou geworden? je bent toch
zeker niet meer paarde vilder?" „Dat
kan je begrijpen," zei ie teugsn me,
„ik ben anspreker." „Wel anspre
ker, hoe kom je daar zoo an?" „Be-
grijp je niet Hein," was zen ant
woordt „dat au een dood mens meer
te verdienen valt dan an een dood
paard?" „Maar hoe kom je toch an
die mooie kleereu?" vroeg ik hem,
„heb je die dan van een dood mens
gekregen?" „Je bent gek, Hein, be
grijp je dat nou niet? Ik wou an
spreker worden, toen heb ik wat
geld geleend, om die kleereu te
koopen. Morgen hoor je er meer
van, als ik je zieik mot nou aan
den loop. Er is een rijke hans ge
storven, ik mot het gaan rondzeg
gen; maar er valt wat aan te klui
ven, 'n geed lijkkie, hoor!" „Met
ging hij er van door. Ik stond ver
stomd, toen ging ik naar huis en
dacht er over na. „Ja," dacht ik,
„ik wou ooE wel anspreker worden;
maar dan mot ik geld hebben om
kleereu te koopen, zoo mooi as die
van Piet. Ik zal het maar ereis pro-
beeren; ik zal naar meneer gaan
die is een goeje klant van me met
schoenen poesen, die zal me wel aan
wat duiten helpen. Eu ziet uwé,
meneer, daarom ben ik maar bij
uwé gekomenomdat uwé zoo'n
goeje klant van me is, ik wou uwé
eens vragen, zou uwé mij asjeblieft
willen helpen?"
„Helpen, ja 't kan er naar zijn;
hoeveel zou je wel noodig hebben?"
„Ja, weet uwé, ze begraven te
genwoordig de mensen in oud eu
nieuw kustuum; ik mot twee
pakkies hebben. Ik vroeg gisteren
avond an een vrind van mijn, die
kleermaker is, hoeveel die twee pak
kies wel zouweu kosten en die
vrind zei teugen me„ik zal maken
dat je voor tweehonderd guldentjes
kant en klaar komt; dan krijg je
twee paar schoenen, voor oud eu
nieuw kostuum er bij, op den koop
toe, en dau behandel ik je heel
vrindschappelijk." Ziet uwé me
meer, ik wou uwé ereis vragen of
uwé zoo goed wil zijn, mij die twee
honderd guldentjes voor te schieten?"
„Twee honderd gulden, Hein,
waarachtig geen kleinigheid, hoe
durf je zooveel te vragen, hoe kau
je ze terug betalen
„O, meneer, ik heb er over na
gedacht, dat gaat heel gemakkelijk.
Er sterven tegenwoordig nogal veel
mensen en uwé heeft een groote
tamielje; ik hoop daarom als auspre-
ker, die twee honderd guldentjes
gouw aan uwé of uwés famielje te
kunnen inverdienen".
„Hein, maak dat je weg komt of
ik zet je dadelijk op straat".
Hein staat verbluft over dezen
uitval, hij begrijpt er niets van; hij
maakt geen aanstalten tot vertrek-
keu. Mijubeer wordt ongeduldig,
pakt Hein bij den arm, opent de
deur eu zet den schoenpoetser op
straat.
De arme Hein weet nog niet wat
hij er van deuken moet. Waarom
was mijnheer zoo boos geworden?
had hij niet als fatsoenlijk man be
loofd het geld bij mijnheer eu zijn
familie in te verdienen. Zoo behan
deld te worden, dat was te erg!
Zoo behandelt men geen schoen
poetser. Hein kan het niet langer
verkroppen. Nog staat hij vóór de
deur op straat; schelt nu aaD, maar
zoo langdurig en met zoo'n kracht,
dat het weinig scheelt of hij had
de knop in de hand gehouden.
Mietje komt ijlings aanloopen en
doet de deur open: ziende dat Hein
weer aangescheld heeft, wordt zij
woedend op den schoenpoetser, doch
voor zij hem een vracht scheldwoor
den naar het hoofd heeft kunnen
werpen, zegt deze: „Mie, zeg jij
teugen jou meneer dat hij een lamme
kerel is om een fatsoenlijk man zoo
te behandelen, en al wordt ie mor
gen een lijk, dan verdraai ik 't om
ooit weer z'n schoenen te poesen".
En Hein ging er van door!
Ebn Amstebdammek.
BINNENLAND.
De Londensche correspondent der
A'. Ct. schrijft:
Men zal zich herinneren, dat onze
landgenoot Schuver, volgens het
verbaal van Klein, den bediende van
Hicks-pacha, op de vlucht zou zijn
gegaan, omdat de Eugelscheu eeneu
prijs op ziju hoofd zouden hebben
gezet. Blijkbaar verdienen Klein's
mededeeliugeu geen vertrouwen, eu
in wèl ingelichte kringen almer
wordt ook geen woord geloofd van
hetgeen Hij heeft uitgestrooid, nl.
dat Schuver nog leeft en ergens
aan den Nijl toeft ouder Arabieren,
die hem feitelijk beletten heen te
gaan en naar Cairo terug te keeren.
In een door den correspondent
van Lord Wolseley, den vroegeren
opperbevelhebber uer Eugelsche troe
pen in Soedan, ontvaugeu brief ver
klaart deze in antwoord op eeue
door den correspondent tot hem ge
dane vraag:
«Daar geen prijs op ziju hoofd
kou gezet worden, terwijl ik in
Egypte was, buiten mijne voorkeu
nis; en daar ik hoegenaamd geen
kennis uraag van hel uitloven eener
dergelijke beloonmg, zoo kan er
geen woord waar zijn van de ge
schiedenis, die gij vermeldt.»
De bevolkiug van Amsterdam
bedroeg op 31 December 1887
183,432 m., 206,484 vr„ tezamen
389,916, zijnde 11,230 personen meer
dan op uit. Dcc. 1886.
Het getal in 1887 gesloten huwe
lijkeu is 2911.
Het getal echtscheidingen in 1887
bedraagt 99.
De werkzaamheden aan de
fuudeering der ijzeren bekapping
van het centraal station te Amster
dam ziju Donderdag hervat en wel
met twee Morrison-heuuachines
welk getal eerstdaags zal verdub
beld worden, zoodat met 4 dezer
kostbare machines de palen van 20
tot 25 M. zullen worden ingeslagen.
Volgens het bestek voor deze
werkzaamheden werd het werk ge
raamd op f 188,700, en is den 28en
Sept. 1887 bij aanbesteding gegund
aan de aannemers VViegeriuk en
Terwint voor eene som, even bene
den de raming.
Het werk bestaat in het afbreken
der 36 bestaaude penanten en het
maken van even zooveel nieuwe
fundeeringen, waarvoor gebruikt
moeten worden 150 dennen palen van
25 M.; 180 van 24; 180 van 23;
170 van 22; 128 van 21; 390 van
20 en 115 van 17 M. lengte. Voor
iedere penant zijn dus noodig 37
palen van verschillende lengte, die
van 25 M. worden alle aan de IJ-
zijde ingeslagen.
In het bestek wordt gezegd, dat
de aannemer voor eiken M. lengte
d.e gedurende of na de behenng
van een paal wordt afgezaagd, f4
zal worden beboet; later is, naar men
zegt, bij onderling contract, deze
bepaling op f10 gebracht, maar is
dau ook tevens eeue premie voor
het inslaan op de volle lengte ge
steld. Het geheele werk met uitzon
dering der grondaauvullingen moet
1 September 1888 zijn voltooid.
Voor elke week vroeger ontvangt
de aannemer f 1000, terwijl hij voor
eiken dag na 1 November, waarop
alle groudaanvullingen niet gereed
zijn, f 200 boete beloopt.
Het is dus zonder twijfel dat het
station vóór den zomer van 1889
niet in exploitatie wordt genomen.
In den stadsschouwburg te
Amsterdam sprong tijdens de laatste
voorstelling van de «Gijsbrecht van
Aemstel», bij den overval in het
klooster, een der hangende lampen
eu vloeide een stroom vlammende
olie op het tooneel. De brandweer,
achter de nonnen en krijgers om
loopend, doofde de vlam onmiddel
lijk en het publiek hield z:ch vol
komen kalm. Misschien dacht me
uigeeu dat het bij het krijgstoo-
neel behoorde.
Onlangs werd melding ge
maakt, dat naar aanleiding eener
klacht van tooneeldirectién, aan de
gemeentelijke ambtenaren te'sGra-
venhage verboden was vrijkaarten
voor den schouwburg aan te nemen.
De Haagsche berichtgever van de
A'. G. Ct. schrijft daaromtrent het
volgende
«De ambtenaren ten stadhuize,
die met hun allen twee diploma's
voor de opera en Hollaudache ko
inedie bezitten, zullen in 't gebruik
daarvan niet worden belemmerd.
Maar wel heeft men er een speldje
voor gestoken, dat enkele in huu
kwaliteit niet te weren gemeente
ambtenaren op de schromelijkste
wijze misbruik maken van deentiée's
in de komedie. Het is nl. gebleken
dat particulieren, die z.ch als on
bezoldigde veldwachters hadden
laten benoemen, zich op vertoou van
huu penning toegang tot alle pu
blieke vermakelijkheden wisten te
verschaffen.»
Da koopman B. te Woensel
kocht op eeue verkoopiog te Breu-
gel voor rekening vau nog eenige
kooplieden een Delftsche aardeu pot
voor de som van negen gulden.
Hij nam het antieke stuk over voor
eigen rekening voor f180 eu ver
kocht het aan eene aauzienlijke fa
milie met goede winst.
Een landbouwer te Tubbergen
werd Donderdag door eene wagen,
beladen met turf, overreden, eu be
kwam zulke hevige wouden, dat hij
binnen een uur tijds den geest gaf.
Een waggon met turfstrooisel
van den goederentrein, die Donder
dagavond van Bokstel naar Venloo
vertrok, geraakte door onbekende
oorzaak in braud en werd geheel
vernield.
De internr tionale wedstrijd op
schaatsen te Heerenveen is uitge
steld tot 11 en 12 Januaii.
België. Bij den gemeenteraad t<j
Brussel is door het stedelijk be
stuur eeu voorstel ingediend dooi
een vereeniging van kapitalisten
strekkende om de hoofdstad tot een
zeehaven te maken. Naar het biijki
is de gemeenteraad niet afkeerig
van de zaak, want het bedoeld*
voorstel is verwezen naar een spe
ciale commissie.
De vereeniging verklaart zich be
reid binnen drie jaren de noodig*
inrichtingen in 't leven te roepen
ten einde een geregelde stoomvaar
op Transatlantische havens te ope
nen. De hoofdstad zal jaarlijks eei
subsidie verleenen van 1,500,000fr
en de helft van de zuivere wins
der ouderneming trekken. De duu
der vergunning zal zijn 75 jaren ei
als cautie door de vereeniging t<
storteu biedt zij één miilioen fr.
Engeland. De hertog van Nor
folk is, vergezeld van twee se^re
tarissen, Donderdag naar Rome ver
trokken, in het be:.it vau eene nieuw
boodschap van cU Koningin aan de:
Paus. De hertog werd deze wee!
in een bijzonder gehoor ontvange:
bij de Koningin en had een onder
houd met lord Salisbury.
Frankrijk. Men heef- sedert ze
maanden groot misbaar geipaab
over den handel in het kruij1
het Legioen van Eer, schrijft
Richard in Figaroen het s(
uitgemaakt, dat verscheidene c
personen het ridder- eu officiers
gekocht hebben voor geld. D
is zeer onaangenaam voor hen"
geen verdieus| *.n in rekening 1
neu brengen /oor het roode
dat zij in htet knoopsgat drag
Indien zij rijk ziju, kon men uitouo
onderstellen, dat zij or voor in den
zak getast hebben. Maar men zou
zich bedriegen, indien men meende
dat de ontdekking van het besta»
van eenige agentschappen, har
drijvende in ridderorden, het lint
het Legioen van Eer iets van
aanzien heeft doen verliezen.
Eu nu volgt het nieuws, dat bij
de verschillende miuisteriën eu el
ders ter gelegenheid van Nieuwjaar
meer dau 27,000 aanvragen om het
kruis van het Legioen van Eer ont
vangen zijn: want en dit bevor
dert juist deu handel in decoratiën -<
om het kruis te ontvangen, moe
men, met uitzondering vau de
tenareu en militairen, het vpor
bij geschrifte. Ook de artisten,
schrijvers, de geleerden, zijn
deze formaliteit niet vrijgesteld,
regeeriug wil niet dat een trotse
aard als Cuurbet, wien het lin
was aangeboden, weigert wat
arme Clément Thomas «het spei
goed der ijdelheid» heeft genoeir
Napoleon, de stichter van fc
Legioen vau Eer, gedoogde niet d
iemand de ridderorde weigerde,
hij decoreerde mannen, die niet t.
zijne vrienden behoorden, maar w
om hunne verdiensten een siera
van Frankrijk waren. De misbri
ken waren niet talrijk in zijn ti
omdat hij niet mild was met h
kruis. Heden ten dage echter spri
gen de ministers, die zelf het roe
FEUILLBTO ONT.
DOOK
HASSELAER.
5)
Ille HOOFDSTUK.
«Ik heb nog niet uitgesproken,» giDg Marie voort, snel
sprekende als wilde zij daaidoor hare aarzeling overwinnen.
«Ik wilde u nog zeggen, waarom ik u verzocht heb, uwe
bezoeken te staken. Hij komt hier!»
Gelijk een zwaar gekwetste geen pijn gevoelt van den
laatsten degenstoot die hem treft, zoo maakt deze mededee-
ling weinig indruk op het geschokte brein van den jon
gen man, en het is werktuigelijk dat hij vraagt
«Komt hij hier en wanneer?»
«Heden nog,» antwoordtMarie zacht en met afgewend hoofd.
Beiden zwijgen een poos, terwijl eeu wereld van gedach
ten rondwoelt in hun hoofd, terwijl beider hart bonst alsof
het breken wil. Giovanni verbreekt het eerst de stilte.
«Wilt gij mij mededeelen waarom gij u aan hem hebt
verbonden? zegt hij kalm maar met klanklooz.e stem:
«Gij zult het lezen in dezen brief van mijne moeder,»
antwoordde Marie. «Nog ken ik u slechts korten tijd, maar
ik weet niettemin dat gij na de lezing zult begrijpen waar
om ik mij aan hem verbonden heb.»
Met deze woorden reikte zij hem een brief over dio zorg
vuldig in een dichtgelakt couvert was gestoken.
«Dauk voor uw vertrouwen,» antwoordde Lenta. «Een
enkel woord nog vóór wij scheiden. Als gij ooit een krach-
tigen arm noodig hebt, kom dan tot mijals gij ooit een
vriendeuraad behoeft, kom dan tot mij; wat er ook gebeure,
ik zal u nooit vergeten!»
«Ik dank u en ik zal het mij herinneren,» hernam Marie
hem aanziende, en na eeu oogenblik van aarzeling reikte
zij hem de hand, die hij eerbiedig aan zijn lippen bracht.
Toen gingen zij heen, naast elkander, zwijgend en moede
en verlieieu de fraaie plek die beiden zulk eeu martelplaats
was geweest. Het was Giovauni te moede, alsof iedere voet
stap hem pijn deed omdat ze hem verwijderde van het
meisje dat hij liifhad.
Van de Velde zat blijkbaar met ongeduld te wachten
want nauwelijks zag hij hen aan den voet van het terras
of hij riep hen toe: «waar zijt ge toch zoolang gebleven? ge
hebt waarlijk den geheelen tuin wel kunnen rondwandelen.»
«Wij hebben de bloemen bewonderd die in den omtrek
van de open plek groeiden,» antwoordde Giovauni, zooveel
mogelijk zijn ontroering verbergende. «De geheele tuin is
een ware lusthof!»
Marie had zich weder aan haar tafeltje gezet en hield
zich alsof zij teekende. Maar Lenta zag duidelijk dat ht
hand beefde.
Thans volgde eeu kwartier van pijniging voor den jong
man, daar hij met zijn gastheer moest praten over alli
Lauue beuzelachtige zaken, terwijl ziju ziel kreunde om
het ondragelijk wee, dat haar was opgelegd.
Eindelijk vond hij gelegenheid op te staan. Na den ht
Van der Velde de hand te hebben gedrukt, wendde hij zf
tot Marie. Maar geen van beiden kon een woord van afschi
vinden. Nog eenmaal zag hij haar in de schoone blau'
oogen, toen maakte hij eeu stomme buiging eu ging her
Als een beachoukeue waggelde hij de trappen van 1
hotel af, en ging, nauwelijks bewust van wat hij deed, m
zijne kamer.
Als bedwelmd zonk hij op een stoel neder, met bij mac!
om zijne verwarde gedachten weder te verzamelen. Toen v
zijn oog op zijn viool die hem altijd in verdriet en vreug
tot troost was geweest.
Hij nam haar op eu begon te spelen. Maar de tonen kl<
ken rauw eu valsch eu deden hem pijn eu met eeue pl
seliuge opwelling van hartstochtelijkeu drift, wierp hij
instrument over deu rand van het balkon te pletter.
Eu toen kwamen hem de woorden weer in herinneri
die Jacomo tot hem had gezegd. «Gij, gelukkige, alles
de wereld lacht u toe!»
U.j uitte eeu luiden, bitteren fpotlach in de geweldi
overspanning zijner zenuwen. «Gelukkig! ik gelukkig
En toen kwam de reactie. Met eeu kermenden zucht v
borg hij het hoofd in de handen eu schreide als een ki
om zijn verwoest geluk.