De Italiaansche Violist TWEEDE BLAD Een plaat voor Iet feester. B1 Cï N E XI X1). b li i T K x L A X I). BEHOORENDE BIJ JHAARLEM'S DAGBLAD VAN Maandag 30 Jan. 1888. Iti een kouden, helderen Februari- ïac'nt zaten eenige reizigers in een :ouré van den sneltrein naar het lïoorden. Zij hadden zich zoo ge- nakkelijk mogelijk neergezet, als nenschen die een langen reis in iet vooruitzicht hebbendiegene velke bij het licht zaten, haalden le avondeditie der dagbladen te voor- chijn en zagen de opgewarmde lieuwtjes van de ochtend-editie door. «Er staat niet veel in de avond- iladen», merkte de heer Barker op ot het gezelschap in het algemeen, lij was een klein man, met een irettig voorkomen en klaarblijkelijk uededeelzaam van aard. «Hebt gij het laatste nieuws?» 'roeg een vreemdelingblijkbaar en Amerikaan. «Daarin staat een aardig verhaal, at een plaats in een maandschrift vaard zou zijn. Ik bedoel de ont luchting van dien gevangene1» «Hij schijnt een groote schelm te rezeneen welbekende inbreker en terk verdacht van moord.» «Hij is stoutmoedig genoeg, ge- uige zijn ontsnapping uit de gevan- ;enis,» hernam de Amerikaan. «Al« ij aau de vervolging van de politie reet te ontkomen, wint hij tien jaar wangarbeid uit.» «Hoe legde hij het aan?» vroeg Sarker. «Ik heb de hizonderhedeu iet gelezen.» «Hij is uit zijn cel gebroken,» intwoordde de ander, «wachtte toen ie gelegenheid af, sloeg den cipier teer, nam zijn sleutels en liet zich :elf uit.» «Zou de politie hem vangen?» «Dat staat nog te beziende genten zijn hem op het spoor naar hij is niet gemakkelijk in han en te krijgen. Ik zou zelf wel wil en dat ik een kansje op hem had.» Niets was inderdaad verder van ïjn gedachten verwijderd dan de nogelijkheid, zelf deel te nemen aan le gevangenneming van den boef. De sprekers namen hunne couran- :n weder op en gingen voort met :zen. «Wat is dat?» riep Barker plot- iliDg uit. «Wat is er?» vroegen de anderen. «Ik zag een gezicht buiten het ampje.t antwoordde hij. «Wellicht de weerkaatsing van |en onzer,» merkte een ander op. «Misschien ging de conducteur de opplank langs,» zeide een ander. «Dat kan niet zijn, want hij droeg een pet,» antwoordde Barker, ter ijl hij opstond en naar het portier |iog. «Dan was hij zeker afgewaaid, jloe asjeblieft het raam niet open: fe zullen bevriezen!» Maar Barker liet het raampje zak ken en keek naar buiten. Alleen de I lachine was zichtbaar door de glo- 1 ng van het vuur en de vonken die zij strooide op den weg. Het licht uit de raampjes der wagens viel op de haag langs den weg, maar overigens was alles in duis ternis gehuld. «Ziet gij iets?» vroeg zijn vriend. «Ik geloof dat ik iets zag!» «Wei, laat maar loopen en doe het venster dicht.» Barker haalde het raampje op en keerde naar zijn plaats terug. «Ik ben zeker dat ik een man- nenhoofd zag,» verzekerde hij «en ik zou wel durven beweren dat ik iets zag bewegen toen ik uitkeek.» «Zoudt gij den conducteur niet waarschuwen en den trein laten op houden?» zeide de ander spottend. Barker antwoordde niet, maar zag onrustig naar buiten door het glas. Hij had zich inderdaad niet ver gist. Een mau zonder jas of hoed was langs de loopplank van den wagen gekomen en verder gegaan toen hij zag dat er vier personen in de coupé zaten. De volgende coupé was voor dames en er zat een enkele persoon in, een jong meisje. De ontsnapte gevangene, want hij was het, opende zoo vlug hij kon het portier en voor de ver schrikte dame wist wat er voorviel, stond hij in zijn volle lengte, woest en wild voor haar. «Wees niet bang, juffrouw!» zeide hij, «ik zal u geen leed doen. Ik heb geen tijd, ik heb geld noodig. Leven en dood hangen er voor mij vau af. Geef mij uw beurs, spoedig!» Zij keek naar het knopje waar mede zij het alarmsein aan den con ducteur kon geven, maar de boef stond er voor. Er was niets aan te doen. Zij nam haar beurs uit haar handkoffertje en gaf hem die. In een oogenblik was hij de coupé weer uitgegaan. Onmiddellijk drukte zij met al haar macht op het knopje en toen eerst overmeesterde haar de schrik, en viel zij half bezwijmd op de bank terug. De boef had gehandeld met dien moed en dat overleg, die hem zoo vaak in moeilijke ondernemingen handen gered. Hij had voorzien, dat de jonge dame het alarmsein geven zou en dat was juist wat hij noodig had. Het zou gekkenwerk zijn geweest, om mede te gaan tot het volgeude station. Hij begreep wel dat aau alle stations op hem werd gewacht. Hij was met levensgevaar opden trein ge stapt toen deze langzaam door een van de tunnels in het noorden van Lon den reed. Hij moest er afspringen voor de trein een station bereikte, maar dat zou bij de ontzaggelijke snelheid, die deze trein had, een zekeren dood ten gevolge gehad heb ben. Daarom moest hij op een of andere manier den trein doen op houden en had dan veel kans om aan de nasporingen der politie te ontkomen. Het is echter geen gewoonte, een irein dadelijk te doen stoppen op een signaal van passagiers. De bel wekte de aandacht van den con ducteur op, maar alles wat hij deed, was uit het raampje kijken of er eenig teeken was, dat hem aanlei ding gaf meer te doen. Hij was reeds op het punt, zijn hoofd weer binnen te trekken: toen hij een witten doek uit een venster zag wapperen. De jonge dame was ge noegzaam van haar schrik hersteld om het venster te openen en dat sein te geven. Dat was genoeg. De conducteur gaf den machinist het signaal van btoppen en binnen eenige seconden was de vaart van den trein tot op de helft verminderd. «Wat is er nu?» riep Barker, op springende. De anderen volgden hem aan het venster. Tot hiertoe hadden zij weinig acht geslagen op den vierden reiziger, die in de coupé zat. Het was een groot, welgebouwd man, oogen- schijulijk eenzelvig en weinig spraak zaam. Hij was de anderen voor, liet het raampje zakken en keek uit. Daarop uitte hij een kreet van verwondering, wierp het portier open en ging het plankier langs. De an deren staarden hem met verbazing na, niet begrijpende wat dat betee- keuen kon. Hij had den witten doek uit het venster zien wapperen en wist aan wie die behoorde. Hij reisde naar het noorden met zijn zuster en had haar in een dames-compartiment, gebracht om in een rookcoupé een sigaar te kunnen rooken. Het is dus niet te verwonderen, dat hij ang stig werd toen de trein stopte en hij den doek van zijn zuster uit het raampje wapperen zag. De vaart verminderde allengs. De boef wachtte ziju tijd af. Waarvoor zou hij zich haasten? Niemand zou hem in de nuisteruis vervolgen. Maar hij rekende buiten den waard. In weinige woorden deelde de jonge dame haar broeder mede, wat er gebeurd was. Hij keek rond terwijl zij sprak en zag duidelijk aau het emd van den trein een man van de loopplank op de rails sprin gen en wegloopen. Onmiddellijk volgde Morton zijn voorbeeld en liep hem na. De Ame rikaan die in de coupe had gezeten, nam deel aan de vervolging en bei den spanden hun uiterste kracht in om den boef in te halen. Deze keerde zich om, toen hij de stappen zijner vervolgers achter zich hoorde en bemerkte, dat hij grond verloor. Met hetzelfde voorwerp drei gende, dat den cipier had neerge veld, bleef hij staan. «Laat vallen dat ding!» zeide de Amerikaan, die de voorste was, «ofik schiet je een kogel door den kop.» En hij haalde den haau van een zesloops revolver over. Met een zwaren vloek liet de ontvluchte gevaugene zijn wapen valleD, bij het zien van den blinken den loop die op zijn hoofd gericht was. «Eu nu vooruit naar den trein», vervolgde de Amerikaan, «en pro beer niet om te ontsnappen als je je leven liefhebt.» Aan den trein gekomen, werd de boef stevig gehouden en zorgvuldig bewaakt, om hem aan het volgeude hoofdstation aan de justitie over te geven. Natuurlijk werd de Amerikaan bij zijn terugkeer naar ziju plaats, door zijne medereizigers met warmte gelukgewenscht. Men wilde de re volver zien en de Amerikaan haalde die te voorschijn. «Is zij geladen?» zeide Barker zenuwachtig. «Nu gij er naar vraagt, moet ik zeggen van niet,» antwoordde de Amerikaan met een guitige tinte ling in zijn oogen. Vrijdag overleed te Delft op 72-jarigen leeftijd de heer mr. B. van Berckel. Bij koninklijk besluit van 12 November 1841 tot notaris aldaar benoemd, bekleedde de over ledene dit ambt gedurende 47 jaar met den meesten ijver en nauwge zetheid. Het militair personeel bij het invalidenhuis «Bronbeek» zal eene reorganisatie ondergaan. De 22jarige v. d. P., een oppassend jongmeusch, in de Hoen- derstaat te Utrecht, die voor zijn moeder eenige emmers water haalde, viel daarbij van den trap zijner woning en verwondde zich zwaar. Eenige buren riepen de hulp vau een dokter in, doch voordat deze nog aanwezig kon zijn was de jon geling reeds overleden. Als een staaltje van de manier, waarop soms aan stations wordt omgesprongen met de zorg voor de veiligheidsdienst, wordt het voigende aan de N. R. Ct. mede gedeeld Ik stond aan zeker station te wachten op den trein, die reeds lang in het zicht was en vrij dicht genaderd. Een spoorweg-arbeider of beambte liep, van de baan komend, naar het station, toen een der met mij wachtende reizigers, die sinds eenige oogen blikken de oogen op de rails gevestigd had, tot dien man de vraag richtte: «ligt je wissel wel goed?» De man keek om en zeide: «sapperloot, da's waar ook,» waarop hij snel op de rails sprong en den wissel omlegde. Bij het terugkomen hoorde ik hem, bij wijze van gerust stelling, tot den reiziger zeggen «het had toch geen gevaar gekend.» Ik wil aauuemen, dat er geen gevaar bestondmaar als men in het ééne minder gevaarlijke zoo na latig is, mag men aannemen dat men het even goed in het wel de gelijk: gevaarlijke kan zijn. De talrijke arbeiders der Venendaalsche stoomspinnerij en weverij zijn voornemens, evenals zulks in andere fabrieksplaatsen is geschied, in overleg m^t de directie, eene coöperatieve winkelvereenigiug op te richten, waarin alle zaken van dagelijksche behoefte zullen ver krijgbaar zijn. Met de voorberei deude werkzaamheden houdt men zich reeds onledig. Bij voortdurend gebrek aan ruimte iu de gestichten Veen- huizen zal ook een gedeelte van het gesticht te Ommerschans als rijkswerkinrichting in gebruik ge nomen worden. Dezer dagen werden door een ambtenaar te Beek, bij het visiteeren van een kar, niet minder dau 47 brieven te voorschijn gehaald, die bestemd waren voor verschillende personen in Duitsch land en die te Nijmegen aan een voermau op Craoenburg waren af gegeven om naar Duitschland mede te nemen en alzoo het briefport ten deele te ontduiken. In overleg met den Rijks ontvanger werden de brie ven in beslag genomen en aan den directeur van 's Rijks postkantoor ter verdere behandeling opgezonden, en werd tegen den fraudeur proces verbaal opgemaakt. Donderdagmiddag ruim 4 uren brak een hevige brand uit in de stoom-oliefabriek van de firma Kamstra}Pars en Co. te Franeker. Met groote snelheid grepen de vlammen om zich heen en verspreidden zich spoedig van den hoekvan het gebouw, waar wol was geborgen, naar de overige deelen. Gevoed door eene groote hoeveelheid olie en lijnkoe ken en aangewakkerd d< or eenen sterken noordwesten wind, was de brand weldra zoo hevig, dat aan blusschen niet te denken viel. Ge lukkig dat het gebouw ver genoeg van de belendende panden verwij derd was, om bij deze windrichting geen gevaar op te leveren. De boe ken der firma en het ameublement van den meesterknecht konden nog worden gered. Men meeat dat de brand is ontstaan door het drogen van wol. Voor de werklieden der fabriek is deze brand in dit jaargetijde eene groote ramp. Woensdag werd door de maréchaussés te Heeze een sinds twee dagen jonggehuwd paar op minder aangename wijze tijdelijk gescheiden, doordien de jonge vrouw, P. V., wegens diefstal van eene niet onbelangrijke som gelds ten Dadeele van hare vroegere meeste res M. K.landbouwster aldaar, werd aangehouden en gevankelijk overgebracht naar 's-Bosch, ter be schikking der justitie. Vau het ontvreemde geld was een flinke aankoop van huisraad en meu belen gedaan. De aangehoudene heeft reeds bekend. Duitschland. Het dertigjarig huwelijk van den kroonprins is te San Rerno, waar hij tot herstel zij ner gezondheid vertoeft, luisterrijk gevierd. Op de openbare gebouwen en aan de consulaten waren de vlaggen uitgestoken. Des voormid dags kwamen de gemeentelijke auto riteiten het vorstelijk echtpaar kran sen en bouquetten aanbieden. De aldaar aanwezige Duitschers, met den Duitschen vice consul aan het hoofd, benevens een aantal burgers vau San Rttnodeden insgelijks hunne felicitatiën met een schat van bloemen gepaard gaan. Vervolgens ging de kroonprinses met hare doch ters Daar de stad, om eene bazar te openen, waarvan zij beschermvrouw is en wier opbrengst ten voordeele der armen is bestemd. Aldaar wer den haar onder anderen door de ter plaatse aanwezige Eugelschen weder bouquetten aangeboden. Des avonds werd er vóór de villa Zirio, waar de Kroonprins met zijne familie woont, van wege de te San Remo woonachtige Duitschers een prach tig vuurwerk afge.-token. De hotels en verscheidene andere gebouwen waren fraai geïllumineerd. Ook de stoomtoot Barbarigodie ter be schikking van den kroonprins is gesteld, prijkte met eene luisterrijke verlichting. Vóór de villa was eene talrijke menigte op de been, die het vorstelijk echtpaar herhaaldelijk met geestdrift toejuichte. Frankrijk. Meer dan ooit komt thans op veler lippen, zoowel in Frankrijk als elders, de naam Louise Michel. Sedert den op haar ge- pieegden aanslag wordt er veel over de «bittere» Louise gesproken. - FEUILLETON. 8) DOOK HASSELAER, IVe HOOFDSTUK. De blonde vreemdeling bleef staan voor de dreigende houding van den beleedigden Italiaan, maar men kon aan zijn gelaat zien, dat bij vrees koesterde. Zijn kleur werd nog bleeker dan die reeds was en zijne lippen beefden van angst. «Kom Francesco», zeide de gids, kalm zijn hand opden schouder van den vertoornden jongman leggende «blijf be daard!» De Signor beeft het niet zoo kwaad bedoeld. Gij ziet bovendien wel, dat bij niet tegen u opgewassen is!» «Niet tegen mij opgewassen 1» herhaalde de Italiaan sma- lijk, terwijl zijn van woede fonkelende blik over de zwakke, lagere gestalte van den vreemdeling gleed.» WasGiusep- ~a tegen hem opgewassen? Bemoei u er niet mee, bij moet een dit]keu snêe ever zijn glad lataards-gezicht heb ben, dat zal hem leeren om een meisje te beleedigen.» En opgewonden door zija eigen driftige woorden greep hij naar bet mes, dat tusscben een riem om zijn lichaam hing en trachtte den gids, die hem weerhield van zich af te schudden. De jonge vreemdeling scheen van het in het Italiaansch gevoerde hartstochtelijke gesprek niets te hebben verstaan, maar de flikkerende oogen van Francisco deden hem wel begrijpen dat hij hier een groot gevaar liep en toen hij zijn vijand naar het mes zag grijpen, zag hij angstig ach ter zich om en scheen voornemens zich uit de voeten te maken. Maar daartoe was de mogelijkheid voorbij, want het volk had zich rondom de drie mannen verzameld en uit de sombere blikken die men op den vreemdeling wierp, kon deze gemakkelijk opmaken, dat men zijn vlucht zeker zou verhinderen. De gids wierp bezorgde blikken rondom zich, terwijl hij den strijdlustigen Italiaan bij de schouders vastgegrepen had en hem door kalmeerende woorden van zijn plan zocht af te brengen. Dit gelukte hem echter volstrekt niet: door den tegenstand dien Francesco ondervond werd zijn drift nog meer aangewakkerd en de gids dankte het alleen aan de populariteit die hij in deze buurt genoot, dat de vurige jongeliDg zich niet door een messtoot van hem ontsloeg. Thans worstelde hij met hem en behaalde zichtbaar voor deel, zoodat de gids gevoelde dat hij spoedig het onder- spits zou delven. «Gij zult toch niet veroorloven, dat deze signor die u pas geld heeft gegeven, wordt mishandeld?» riep hij, hijgend van inspanning, tot de menigte die de worsteling gadesloeg. «Hij heeft Giuseppina beleedigd!» schreeuwde Francesco, «hij gaat niet heen, vóór ik hem een gedachtenis heb mee gegeven!» En met nieuwe kracht worstelde hii met den gids, die, onder den indruk zijner verantwoordelijkheid voor den vreemdeling, ziju uiterste krachten inspande en inmiddels luidkeels om de politie riep. De bedreigde was inmiddels teruggeweken tot tegen den muur van een der kleine huisjes. Hij was het beeld van angst. Aan al zijne leden bevende en met een aschgrauwe gelaatskleur keek hij rond in den kring, maar sloeg weldra de oogen neêr voor de dreigende blikken die hij overal zag. Daarop, zich heenzettend over een gevoel van schaamte, uitte hij dezelfde hulpkreten als de gids. «Werp hun nog wat geld toe!» riep hem de gids einde lijk toe in het fransch. Met bevende handen stak hij de hand in den zak en strooide weder een handvol zilvergeld onder de hem omringende mannen en vrouwen. Maar dit maal was de wraakzucht over de beleediging een hunner aangedaan sterker dan de zucht naar geld en wel verre van zich, zooals te voren, om strijd op het zilver te werpeu, verhief zich een gemompel van toorn en een der vrouwen riep: «Wij laten ons niet omkoopen!» Tegen den muur geleund, bijna bezwijkende op zijn beenen, stond de vreemdeling, ten spot en verachting van het ruwe volk om hem heen. Droppels zweet parelden op zijn voorhoofd, en terwijl hij onwillekeurig' zijn dun wan delstokje krampachtig vastgreep, riep hij thans om hulp in eene taal die niemand verstond. Hij zag, rillend van angst, hoe de gids het onderspit moest delven voor de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1888 | | pagina 5