De Italiaansche Violist
TWEEDE BLAD
De onderaardsche gang.
II I N N li X IA X
BEHOOBENDE BIJ
HAARLEM'S DAGBLAD
VAN
Maandag 6 Pebr. 1888.
Ik beu thans 45 jaar oud. Ik zal
u mijn eigen uaam uiet mededeelen,
evenmin waar ik geboren ben, want
ik heb goede familie en aanzien
lijke kennissen, die ik niet in een
onaangename positie brengen wil.
Mijne kame.aden en de agenten
van politie kennen mij het best onder
den naam van «Piet de inbreker»
en als zoodanig wenseh ik mij voor
te stellen in het verhaal, dat ik thans
zal doen.
Terwijl ik het land doorreisde om
eeue goede gelegenheid te vinden,
kwam ik in een landstadje en be
vond daar dat deze plaats onder
meer bevatte een bloeiende bank
instelling, die gebouwd was op een
plek afgezonderd van al de andere
gebouwen en aan drie kanten om
ringd was door ijzeren traliewerk. Be
hendig ingewonnen informaties deden
mij ontdekken, dat er in het ge
bouw groote sommen gelds werden
bewaard in een braak-en brandvrij
gewelf.
Dat was het juist wat mij toe
lachte. Ik hield uiet van die inbra
ken, waar de nachtwacht soms bij
te pas komt en deze onderneming
lachte mij toe, juist omdat ze zoo
moeilijk en schijnbaar onuitvoerbaar
was. «Komaan, dacht ik bij mijzelf,
ik moet in dat gewelf trachten te
komen en als ik slaag zal mijne
moeite zeker rijk worden beloond!»
Nu moet gij weten dat ik gewoon
was, altijd zeer keurig gekleed te
gaan omdat ik weet, dat een hoed
nu eenmaal meer vertrouwen in
boezemt dan een pet en een paar
handschoenen dadelijk een goede
introductie geven. Daarbij waren
mijn manieren en spraak geheel die
van een heer.
Toen ik mij dus in 't hoofd ge
zet had, het gewelf te onderzoeken,
dacht ik na over de middelen om
dat doel te bereiken. In de eerste
plaati moesten wij zeer geheimzin
nig te werk gaau en dat wel lan
gen tijd, want het was geen klei
nigheid om een harden muur van
cement, die eenige voeten dik was,
te doorboren en daarbij nog door
ijzeren kelders te gaan, die zorg
vuldig met dikke massieve deuren
waren gesloten. En dit alles moest
plaats hebben door msnschen, die
in het siadje onbekend waren en in
de nachtelijke uren, als wanneer
brave burgers uitrusten van de ver
moeienissen van den dag.
Gelukkig of ongelukkig, zooals
men het noemen wil, was bet dichtst
bij de bank gelegea huis een krui
denierswinkel, gehouden door een
man die niet voorspoedig was ge
weest in zijn zaken en geneigd was,
de geheele afFaire tot billijken prijs
over te doen. Iu den loop van de
maand veranderde de winkel van
eigenaar en hield ik er mijn intocht
onder den uaam van Mozes Clap-
ham, een bedaard en rechtschapen
kruidenier, die geregeld naar de kerk
ging en er dol op was om een auo-
beltje te verdienen.
Mijne makkers verschenen gere
geld in mijn huis, vermomd als
landbouwers, machinisten of werk
lieden. Zij kwamen nooit te gelijk,
en altijd tegen donker en dan be
gon tegen den nacht onze arbeid.
Onze gereedschappen waren in vaat
jes in het huis gebracht en verwek
ten dus niet den minsten argwaan.
De afstand van de kamer, waar
wij begonnen, tot aan de buiten
zijde der bank, was iets meer dan
honderd voet, maar om zulk een
lengte uit te graven, geheel onder
den grond, en dien tunnel behoorlijk
te steunen voor onze veiligheid, de
zaken die wij noodig hadden bin
nen te smokkelen en den modder
die uit den tunnel kwam, onopge
merkt kwijt te raken, dat alles was
een langzaam en ontmoedigend werk,
dat veel kalmte en geduld ver-
eischte en dat alleen door het voor
uitzicht op een rijke beloomug kon
worden voltooid.
En als dit alles dan gedaan was
na maanden van ingespannen ar
beid, zouden wij nog een gewelf
moeten doorboren, dat gebouwd was
geworden met de beste materialen
en het meeste vernuft, dat voor geld
te krijgen is. Daar waren soms
oogeublikken, waarin ik zelf, de op
zetter van het plan, er over dacht
de geheele ouderneming te laten
varen en het zou beter voor mij zijn
geweest, als ik dat gedaan had.
Maar ons geld raakte allengs op
en waar zouden wij nieuwen voor
raad vandaan halen, anders dan van
hier? En wat hadden meuschen als
wij er aan, zonder geld in deze we
reld rond te loopeu? En zoo werk
ten wij voort, weken en maanden
lang en boorden allengs door zwa-
reu steen en ijzeren platen heen,
tot wij aan de laatste versperring
kwamen, een plaat van het hardst
denkbare staal, waarop onze beste
gereedschappen niet de minste uit
werking hadden.
Daar stonden wij nu, op weinige
duimen atstands van den begeerden
prijs en toch even ver aio ooit daar
van verwijderd.
Wat nu te doen!
In onze geheele ondervinding
vonden wij de weerga niet van
den weerstand, dien deze stalen
plaat ons bood. Na verschille.de
proeven en beraadslagingen, beslo
ten wij een verhittiugoproces te pro-
beeren en daarom namen wij een
blaaspijp en verhitten met behulp
van een flink vuur een zeker ge
deelte van de plaat. Na dit langen lijd
te hebben volgehouden, konden wij
met onze gereedschappen een kleinen
deuk in het staal maken, maar zóo
gering, dat het nog nauwelijks zicht
baar was.
Een droppel holt een steen uit, is
een spreekwoord zoo oud als de weg
naar Romevoortdurend verhitten,
afschaven en afkrabben deed ein
delijk de plaat dunner worden, tot
dat wij eindelijk bemerkten dat wij
spoedig overwinnaars zouden zijn.
Op een zeker oogenblik ontdekten
wij, dat een flinke hamerslag ons
toegang zou verschaffen tot den
schat die in het gewelf geborgen
was. Wij hadden een bedekten wa
gen gekocht, om er het geld iu te
vervoeren naar een bosch iu de
buurt, om het daar te begraven en
te komen naien, zooara au
zou kunnen geochieden. In de nabij
heid waren goede paaiden verbor
gen, opdat wij ons uit de voe
ten konden maken, zoodra de slag
geslagen was, om elkander later
terug te vinden in een huis te Lon
den.
Deze voorbereidende maatregelen
genomen zij nde, stelden wij de uit
voering van het plan vast op Zater
dagavond. Op deze wijze zouden wij
(daar de diefstal op Zondag niet
ontdekt worden zou) veertig uur
lijd hebben om te ontsnappen.
Eindelijk kwam die Zaterdagnacht
en was juist zeer geschikt voor ons
plan, daar het hevig regende en
woei.
En hoewel wij allen mannen wa
ren die voor geen klein gerucht
vervaard mochten heeten, waren
onze zenuwen nu zoo overspannen
dat wij bleek zagen, sidderden en
er uitzagen als een troepje beginners.
Eindelijk hieven wij den hamer
op, het teeken werd gegeven, de
slag viel en in de stalen plaat was
een gat, groot genoeg om er door
heen te kruipen. In het gewelf vou-
d.n wij aan banknoten,goud,zilver
en effecten voor een bedrag van niet
minder dan 1.200.000 gulden.
Daarmee had ik tevreden moeten
zijn, en zou vrij gebleven zijn, zoo
als mijn makkers, maar mijn begeerte
naar meer biacht mij verderf aan.
Er stond een groote brandkast,
dien wij alleen met behulp van bus
kruit konden doen springen en daar
ik in die kunst volleerd was,
besloot ik, in weerwil van de af
keuring mijner makkers, hiertoe over
te gaau.
Ik legde daarom de mijn aan,
terwijl de anderen bezig waren met
den schat in veiligheid te brengen.
Toevallig was ik alleen in het ge
welf toen ik de lont aanstak, slechts
een kleine outplofling verwachtende.
Maar de knal was veel heviger dan
ik dacht en de uitwerking verschrik
kelijk.
De brandkast-deur vloog open en
ik was zonder letsel gebleven, maar
de schok deed een deel van den
luiiuei instorten, zoodat ik als in
een graf gevangen was.
Het geluid der ontploffing werd
gehoord door een nachtwacht in de
buurt, die onmiddellijk het gat in
de straat ontdekte, dat door het in
storten van den tunnel was veroor
zaakt en zooveel alarm maakte, dat
de halve stad kwam toesnellen.
Het overige is spoedig verhaald.
Mijne makkers wisten met hun buit
te ontsnappen, doch bij het aanbre
ken van den morgen werd ik ge
vangen genomen in mijn kerker.
Nu zit ik in de gevangenis en zal
nog tien jaar op mijne vrijheid moe
ten wachten.
Donderdagavond werd
te 's-Hage door professor d'Aulnis
de Bourouill de eerste van een
reeks voordrachten gehouden over
het sociale vraagstuk.
De spreker oordeelde als volgt
over het socialisme:
Het socialisme heeft het karakter
van eene wetenschap te zijn, en is
het inderdaad niet.
n,e as, aaaaa aaaca uo
schijnselen worden onderzocht, doch
dat men alleen op woorden door-
draaft.
Thans is socialisme schier enkel
een agitatiemiddel van den arbei
denden stand, dat daar een vrucht
baren bodem vindt.
De arbeiders meenen tegenover
de andere standen te staan en be
schouwen ze met wantrouwen. Ook
daarom vindt, helaas, het socialisme
ingang, omdat het niet de edelste
hartstochten der menschen vleit
Geen welvaart, tevredenheid, berus
ting is volgens den socialist moge
lijk, dan als men tot rijkdom komt.
Van deugden, spaarzaamh id, ar
beidzaamheid willen zij niets weten.
Ook trachten de socialisten de finan-
cieele schaudaien in de maatschappij
te ontmaskeren.
Zij achten het een leugen, dat
men door sparen vooruitkomt. Alleen
sluwheid, bedrog, list doet hunsin
ziens rijkdom verwerven. Lassalle
spreekt dan ook van de loterij, het
rad der fortuin, dat rijkdom be
zorgt. Aan de Beurs vooral wordt
het spel gedreven, en daar kuuueu
de arbeiders niet meedoen. Welk
een onzedelijke leer! Als men lee-
raart dat alleen het toeval in de
wereld beslist, ontneemt men eiken
prikkel tot inspanning en veerkracht
ontzenuwt men de meuschen en
ontrooft hen alle besef van eigen
vei ant woordelijkheid.
legen deze grof zinnelijke leer
kwam spreker op. Het is onwaar,
dat het fortuin door beursspel en
toeva alleen ontstaat. Hoogstens
is geluk een element voor fortuin-
vormiLg, want die altoos ongeluk
heeft, kan zich niet opwerken. Maar
hoofdzaak is en blijft geestkracht,
volharding, ingetogenheid, spaar
zaamheid.
Het aanvankelijk program der
socialisten, reorganisatie der maat
schappij, is overigens door hen zelf
als onhoudbaar verworpen, vooral
door de socialistische leiders in
Duitschland. Wat de socialisten
thans doen, is slechts afbrekende
kritiek oefenen, afgeven op wat be
slaat, zonder aan te geven wat in
de plaats moet treden.
Een ernstig voorval
(reeds korteiijk megedeeld) had
Donderdagavond plaats in heteafé-
chantaut aan het Plein te VHa^e
Een sergeant van de vesting-ar-
tillene, die vau den aanvang af het
spectacle concert had bijgewoond
bracht later iu den avond een be
zoek aan eene der zangeressen in
eene kamer achter het tooneel.
De bewuste vrouw begaf zich
later iu een ander gezelschap, en dit
scheen blijkbaar den onderofficier te
hebben geërgerd.
In de keuken nam hij een groot
vleeschmes ter hand en uitte be
dreigingen tegen de knechts en zelfs
tegen eene daar aanwezige oude
juffrouw, doch niemand nam die
bedreigingen ernstig op.
Met het mes in de hand begaf
hij zich daarna naar de gelagkamer
terug en eischte zijne sabel op, die
aau den muur hing.
De bediende W. V,, een knecht,
reeds sedert vele jaren in het café
werkzaam, bracht hem zijn wapen
en trachtte tevens met een zoet
lijntje den sergeant het mes te ont
nemen. Op dit oogenblik hief de
uicb mjccu
mede den bediende schier den lin
kerpols af. Met getrokken sabe
vluchtte hij daarna het koffiehui;
uit, doch werd nog op het Pleii
gevat.
De bediende werd per rijtuig naa:
het politiebureau aan de Groen
markt gebracht en vandaar naar he
ziekenhuis, alwaar hem heelkundigi
hulp werd verleend.
De sergeant verkeerde volgen
ooggetuigen niet in beschonken toe
stand.
De verwonde kellner heeft, na eei
pijnlijke heelkundige behandeling
het ziekenhuis kunnen verlaten ei
bevindt zich vrij wel.
Had een Leidsche tandarts, toeval
lig in het café aanwezig, niet on
middellijk de wond afgebonden, d
verwonde zou aan de gevolgen va:
de hevige bloeding bezweken zijr
Aan het politiebureau moet d
onderofficier, die in garnizoen lig
te Goriuchem, den gewoede zijl
leedwezen over het gebeurde betuigi
en verklaard hebben niet te begrij
pen, waarom hij de daad eigeulijl
gepleegd had.
Een oud moedertje t
Rotterdam, in een huis alieen wonen
de, was Woensdagavond vroegtijdij
naar bed gegaan eu had, om zich een
goed te warmen, eene heete stot
met vuur onder de dekens geze
waardoor deze vuur vatten en z
erge brandwonden bekwam, zoods
zij er wel niet van zal opkomei
TeBreda zwerveneenig
vrouwen rond, die vele winkcliei
oplichten. Onlangs kwam zulk eer
vrouw in een winkel en kocht ve.
schillende zaken, welke zij m ee
mandje pakte, dat zij in haar boi
zeiaar had staan.
Toen zij voorraad genoeg had, vei
zocht zij den winkelier het mand
een oogenblik voor haar te beware
Zij moest nog een boodschap dot
en zou het dadelijk komen hale
Maar wie er kwam, geeu vroui
en bij onderzoek bleek het mand
bodemloos te zijn, zoodat zij al ha
inkoopen in haar boezelaar med-
genomen had.
Een jeugdige Duitsche
13 jaren oud, afkomstig uit Sude
wiek, Himmei-berg genaamd, wili
deze week trachten om «die dui
men Hollander» te Zutfen eens w
geld afhandig te maken of i p ande
wijze van hen te profiteereo. I
slager Jacobi, aan wien door he
geld ter ieen werd gevraagd e
bedrag van f2,40 rook lijd
lont, de jongen moest zonder eei
gen buit terugkeeren. Geheel ande
ging het met den stalhouder Bolai
(Dorisj die zich liet verlokkeu, e
rijtuig op last van H's moeder in
spannen, waarin ook zijne moed
zou instappen om naar Bocliolt
rijden.
Moeder was echter niet te zit
Mooie praatjes van den jongen w
ren de oorzaak, dat B. er gel(
aan sloeg en hem 2 uur heen
weer reed. Te Bocholt aaDgekom
liet B. zich trakteeren en ook n
onbetuigd. Toen echter de tijd v
betalen kwam, moest B. tot zij
teleurstelling ondervinden met e
jeugdigen oplichter te doen te ht
Den gehad. Ook andere person
weiden daar de dupe van.
FEUILLETO 3ST.
9)
DOOR
HASSELAER,
IVe HOOFDSTUK.
De gids hoorde niet. Eerst toen de joDge man hem bij den arm
greep en zijne woorden herhaalde, wendde hij zich tot hem
met eene korte beweging, als vertoornd dat hij hem stoorde
in zijn genot. .In weerwil van de ondergeschikte positie die
hij tegenover den vreemdeling innam, kon hij niet nalaten
met eene minachtenden blik de schouders op te halen.
«Zoo als ge wilt, Signor», zeide hij daarop kort en on
willig volgde hij den vreemdeling, die voorzichtig langs
de huizen sloop, terwijl zijn hart klopte van vrees, dat
men hem nog zou weerhouden. Maar niemand sloeg meer
acht op hem en ongemoeid bereikten beide het einde der
lange straal. Daar gekomen wilde de vreemdeling een al
daar gestationneerd rijtuig roepeD, maar de gids hield
hem terug.
«Wilt gij dengene die u gered heeft, niet dank zeggen?»
vroeg hij met niet te miskennen ironie in zijn stem.
De jouge man zag met een gebaar van angst om naar de
menigte in de straat. «Ik wil dat gevaar niet weder loopen»,
zeide hij, en daarop als om zich een houding te geven te
genover de merkbare minachting van zij geleider, voegde
hij er bij: «Waarom hebt gij mij in dat wespennest ge
bracht? ik zal mij bij uw patroon over u beklagen!»
Dat was den hartstochtelijken Italiaan te veel. Met een
driftige beweging, wierp hij het hoofd in den nek, terwijl
een hooge blos zijn wangen kleurde.
«Vergeet niet dat het uw eigen schuld is!» zeide hij toor
nig. «Dit volk zou u geen kwaad gedaan hebben, wanneer
gij u niet met dat meisje hadt bemoeid. Ik breng altijd de be
zoekers naar deze straat, maar gij zijt de eerste, dien zij las
tig gevallen hebben, ik heb u toch ook zooveel mogelijk
beschermd!» En met een gebaar wees hij op zijn fluweelen
wambuis, dat door de krachtige vuisten van Francesco let
terlijk in flarden was gescheurd.
De jonge man zweeg, maar een lichte blos bewees dat
hij de waarheid gevoelde van de woorden, die zijn gelei
der tot hem zeide.
«Wie is die violist?» zeide hij eindelijk, «en waar woont
hij?»
«Het is Lenta, de beroemde Lenta», antwoordde de gids,
reeds eenigszins zachter gestemd. «Maar zoo gij hem wilt
danken voor zijn tusschenkomst, ga dan in dit koffiehuis,
hij komt hier stellig voorbij. Ik zal op hem wachten als
hij komt en hem verzoeken bij u te komen I»
Eenigszins beschaamd voldeed de jonge man aan dit voor
stel en ging hem het aangeduide koffiehuis binnen, tern
de gids buiten bleef staan. Door de vensters zag de vree:
deling weldra, dat de violist verscheen en hoe zijn gel
der op hem toetrad en met een eerbiedigen groet tot hi
sprak.
De violist wierp even een blik naar het venster, schud
het hoofd en wilde, in weerwil van het aandringen van c
gids, verder gaan. Thans echter begreep de jonge man
het zijn plicht was, zijn redder zelf te gemoet te gaan
hij verliet het koffiehuis en trad op de beide mannen t
«Veroorloof mij, u dank te zeggen voor uw onverwac
hulp,» zeide hij in het fransch, terwijl hij met den hi
in de hand op Lenta toetrad.
Deze maakte eene afwerende beweging. «Gij zijt wel 1
leefd,» antwoordde hij met zijn klankrijke, welluider
stem. «Het is werkelijk de moeite niet waard! Ik acht'
toeval gelukkig, dat mij juist bijtijds daarheen bracht!»
«Gij zijt de beroemde violist Lenta, niet waar?» ging
jonge vreemdeling voort. «Ik ben in Napels vreemd. M
ik u een bezoek komen brengen?»
Giovanni boog beleefd. «Niets zal mii aangenamer zijl
«Ik logeer in het hotel «della Nationi». Ziehier n
kaartje!»
En de jeugdige violist las den naam: «Karei V
bert»
Ve HOOFDSTUK.
Den volgenden dag vinden wij Giovanni in zijn kan
Hij was vermoeid en uitgeputden ganschen nacht had